Boekrecensie

Titel: Plaats en betekenis van de godsdienst in christelijke ziekenhuizen
Auteur: Theo Schepens

Uitgeverij: Tilburg University Press
Tilburg, 1997
Pagina's: 188
ISBN 90 361 98 47 X
Prijs: ƒ 62,50

Recensie door W. P. van Kempen - 20 januari 1999

Godsdienst en ziekenhuizen

„De huidige ziekenhuizen zijn, voorzover het de verzorging en verpleging betreft, historisch te herleiden tot de gastenverblijven aan vroegmiddeleeuwse kloosters”, schrijft Theo Schepens in zijn proefschrift over de relatie tussen godsdienst en ziekenhuis. Dat was voor die vroegmiddeleeuwse situatie verklaarbaar: er waren nauwelijks steden, Europa was dunbevolkt en in het moeizaam bestaan had de christelijke naastenliefde van de monniken een praktische en levensbeschouwelijke zin. Ondanks alle verschuivingen is het verband tussen ziekenzorg en levensbeschouwing ook nu nog aanwezig, althans binnen de confessionele ziekenhuizen.

Schepens heeft reeds in 1983 onderzoek gedaan naar de betekenis van de godsdienst voor het werken binnen de geïnstitutionaliseerde gezondheidszorg. Zijn proefschrift is daarom in zekere zin een secundaire analyse. Hij heeft in opdracht van de ”Christelijke Vereniging van Ziekenhuizen en Diaconessenhuizen” bij de 94 aangesloten instituten vragen aan het management en de groep verplegenden en verzorgenden gesteld. Het ging Schepens om een tweetal kernvragen, die hij als volgt formuleert: „Is de christelijke godsdienst in de CVZ-ziekenhuizen zozeer geprivatiseerd, dat hij nog alleen voor individuen en hun privé-leven relevant is, of is hij een factor die ook voor het ziekenhuis als zodanig, alsook voor het werk van verplegenden en verzorgenden van betekenis is?” (pag. 45).

Bestuur en directie
Uit deze probleemstelling blijkt dat Schepens, als universitair docent godsdienstsociologie aan de theologische faculteit Tilburg werkzaam, nadrukkelijk inspeelt op de secularisatiethese. Dat wil zeggen de theorie die stelt dat de relevantie van de godsdienst zozeer verminderd is, dat deze niet langer maatschappelijk van invloed is, maar alleen voor het privé-leven (en ook daarin nog maar gedeeltelijk) van belang is.

Tegenover de Belgische socioloog K. Dobbelare, die stelt dat in de katholieke instituten (ziekenhuizen, onderwijsinstellingen en dergelijke) in zijn land de betekenis van de godsdienst min of meer verwaarloosbaar klein is, stelt Schepens zijn genuanceerde mening. Die stoelt op het onderzoek binnen de CVZ-ziekenhuizen, waaruit duidelijk blijkt dat bestuur en directie grote waarde hechten aan de godsdienstige identiteit, en dat ook voor de toekomst zo zien. Zij beschouwen godsdienst voor hun werk als belangrijk.

Schepens komt tot deze mening op basis van vragenlijsten en vraaggesprekken. Daarbij zijn verschillende aspecten van de godsdienstbeleving aan de orde gesteld en sociologisch verwerkt. Dat laatste gebeurt in het derde hoofdstuk van dit boek. Je moet wel een echte liefhebber zijn om het aardige van dit soort 'technische benaderingen' te proeven. Voor je gevoel worden er nogal wat open deuren ingetrapt. Laten we maar bedenken dat je in het wetenschappelijke gesprek met name beoordeeld wordt op je correcte dataverwerving en -verwerking. Aardig is daarom zijn summary in dezen: „However more important than the findings concerned in every single field is the observation that there is a high level of coherence” (pag. 153).

Bewoners en patiënten
Schepens onderscheidt vier soorten ziekenhuizen: algemene ziekenhuizen, verpleeghuizen, zwakzinnigeninrichtingen en psychiatrische ziekenhuizen. Deze ziekenhuizen vallen uiteen in twee groepen. Die waarin mensen langdurig opgenomen zijn: men spreekt over ”bewoners” in verpleeghuizen en instituten voor verstandelijk gehandicapten. In algemene en psychiatrische ziekenhuizen gaat het om ”patiënten”. Die verschillende omschrijvingen zijn terug te voeren op een tweetal benaderingswijzen: de gezondheidszorg en de geneeskunde. In instituten met een accent op zorg wordt de betekenis van de godsdienst aanmerkelijk sterker ervaren dan in de instituten waarin het medisch model centraal staat.

Dat was in de Middeleeuwen ook al zo! Verschillende concilies (onder andere van Lateranen) hebben een scherpe scheiding tussen kerk en geneeskunde gepredikt. Ondanks alle geestelijke en culturele veranderingen is de geneeskunde al eeuwenlang een sterk geseculariseerd domein geweest.