Boekrecensie

Titel: Terug naar Endegeest
Auteur: Gemma Blok en Joost Vijzelaar
Uitgeverij: Sun
Nijmegen, 1998
ISBN 90 6168 646 6
Pagina's: 319
Prijs: ƒ 49,50

Recensie door W. J. Hardeman - 13 januari 1999

Geschiedenis van Endegeest helder beschreven

Aandacht voor
patiënt én familie

Het is een goede gewoonte om de geschiedenis van instellingen vast te leggen, zeker als zij hun eeuwfeest vieren. Als het lukt om sponsors te vinden, kunnen deskundige schrijvers worden aangetrokken en kan een mooi verzorgde uitgave worden gemaakt. Het is de vraag in hoeverre zo'n uitgave voor buitenstaanders van belang is, ook als zij de bovenstaande kenmerken heeft. De schrijvers van ”Terug naar Endegeest” zijn erin geslaagd in heldere taal de geschiedenis van het psychiatrisch ziekenhuis Endegeest, dat de gemeente Leiden in 1897 oprichtte, vast te leggen.

Hun chronologische indeling wordt afgewisseld met bijdragen van Jan Wolkers, Maarten Biesheuvel en Jacob Maris. De laatste twee kennen Endegeest als patiënt en geven rake typeringen van medepatiënten. De eerste groeide in de buurt van Endegeest op, liep over het terrein naar school, en leerde door de gezinsverpleging een der patiënten beter kennen. Hij heeft daar een nogal luguber verhaal aan gewijd in zijn eerste bundel, ”Serpentina's petticoat”.

Ik vind dat Jan Wolkers trouwens toch het uitzonderlijke, afwijkende van psychiatrische patiënten onderstreept. Hij zet ze wel erg apart. De verhalen van Biesheuvel en Maris zijn mij daarom liever. Boeiend is wel Wolkers' beschrijving van het verblijf van de dichter Gerrit Achterberg op de kliniek Rhijngeest. Als je zijn verhaal uit de tweede hand mag geloven, was Achterberg indertijd bepaald nog niet ongevaarlijk voor anderen. Hij was na het doden van zijn hospita ter beschikking van de regering gesteld en hoopte dat die maatregel na observatie in deze kliniek zou worden beëindigd. Dat is hem, mogelijk dus terecht, niet gelukt.

Badverpleging
De schrijvers ruimen ook veel plaats in voor het beschrijven van de patiënten, waarvoor ze ziektegeschiedenissen uit alle tijdperken hebben bestudeerd. Ze doen dat niet alleen om te laten zien wat psychische stoornissen voor leed met zich mee kunnen brengen, een leed dat behalve de patiënt ook altijd de familie treft. Ze willen ook laten zien welk belang in de loop der tijden werd toegekend aan de factoren die bij het ontstaan van psychische stoornissen een rol kunnen spelen. Ik vind dat heel boeiend om te lezen. Eigenlijk is er, zeker in Endegeest, van meet af aan veel belangstelling geweest voor schadelijke invloeden die mensen als kind in het gezin kunnen hebben ondergaan, terwijl de invloed van stoornissen in bouw en functie van de hersenen ook altijd aandacht heeft gehad.

Goede relaties met de Leidse universiteit en het academisch ziekenhuis zijn vanaf het begin de bedoeling geweest. Dit leidde aanvankelijk tot nauwe betrekkingen met de hoogleraren psychiatrie. De eerste, Jelgersma, had enerzijds een grote belangstelling voor de psychoanalyse, zoals die juist in die tijd door Freud in Wenen werd ontwikkeld, terwijl hij anderzijds de bestudering van de hersenen van overleden patiënten van groot belang vond. Dat psychische stoornissen met hersenafwijkingen konden samenhangen, was aangetoond bij dementia paralytica, een laat gevolg van de geslachtsziekte syfilis. Veel chronische patiënten leden indertijd aan deze dodelijke ziekte. Het was dan ook een grote verbetering toen Wagner von Jauregg, ook uit Wenen afkomstig, de malariakuur uitvond, waardoor de ziekte vaak tot staan kon worden gebracht.

Geen wonder dat naarstig gezocht werd naar hersenafwijkingen bij andere psychische stoornissen, in de hoop dat ook daar een remedie voor zou kunnen worden gevonden. Dat gebeurde helaas niet. Toch werden psychiatrische patiënten voor de Eerste Wereldoorlog lange tijden op bed gelegd. Daarnaast werd voor onrustige patiënten, voor wie men eigenlijk alleen opium, broom en aanverwante stoffen ter kalmering beschikbaar had, de permanente badverpleging bedacht. Soms moesten patiënten maandenlang in bad worden verpleegdl, met alle gevolgen van dien. Hun familie schaamde zich bovendien om bij deze naakte mensen op bezoek te komen.

Actievere therapie
In de Eerste Wereldoorlog werden, vooral in Duitsland, patiënten noodgedwongen ingeschakeld in de economie van het ziekenhuis. Dit bleek hun psychische conditie vaak zeer ten goede te komen. Zo ontstonden, ook in Nederland, allerlei activiteiten in keuken, tuin, wasserij en elders waar patiënten aan de slag gingen. Later kwamen daar nieuwe, lichamelijk aangrijpende, behandelingen bij als de slaapkuur, de insulinecoma-kuur en de shockbehandeling.

Vooral toen na de Tweede Wereldoorlog met narcose en spierverslappende middelen werd gewerkt, werd de elektroconvulsieve therapie (ECT), zoals het shocken nu officieel heet, een behandeling die tot de dag van vandaag vooral bij zeer ernstige depressies onmisbaar is, al weet men nog steeds niet waarom het soms zo indrukwekkend goed helpt.

Vanaf ongeveer 1950 werd het mogelijk met moderne middelen onrust, angst, opwinding en zwaarmoedigheid te bestrijden. Het klimaat in de psychiatrische ziekenhuizen werd hierdoor radicaal veranderd. Helaas is het nog steeds niet mogelijk ernstige psychische stoornissen met deze middelen te genezen, maar het leven van patiënten en hun naasten is er wel een stuk draaglijker door geworden. Door deze middelen werd het ook mogelijk meer aandacht te schenken aan individuele en collectieve beïnvloeding van patiënten.

Zo werd er niet alleen veel meer psychotherapie mogelijk, maar kon men ook het afdelingsklimaat positief beïnvloeden. De ”therapeutische gemeenschap” deed haar intrede, al of niet met een vergaande gelijkwaardigheid tussen hulpverleners en patiënten, die naar Amerikaans voorbeeld vaak cliënten werden genoemd. De dokter en de verpleging deden hun witte jassen uit en vaak ontstond de gewoonte om elkaar te tutoyeren.

Psycho-educatie
De beschrijving van deze ontwikkelingen geldt eigenlijk voor alle psychiatrische ziekenhuizen. Endegeest liep soms achter, niet het minst omdat het als gemeenteziekenhuis onderhevig was aan het politieke spel in de gemeenteraad. Ook de medici maakten er soms weinig van, zoals blijkt uit allerlei conflicten tussen de hoogleraren psychiatrie en de staf van Endegeest. De zo gunstige samenwerkingsmogelijkheden tussen psychiatrisch ziekenhuis en universiteit werden daardoor in de praktijk vaak niet benut.

Een belangrijke ontwikkeling waarin Endegeest vooropliep, was echter de samenwerking met de familie, met name van patiënten die leden aan schizofrenie. Voor deze, nu nog vaak ongeneeslijke, aandoening blijkt het van groot belang dat patiënt en familie getraind worden in het omgaan met de ziekte. Je moet er namelijk letterlijk mee léren leven. Het is de verdienste van de indertijd aan Endegeest verbonden psychiater Rigo van Meer geweest dat hij de in Engeland ontwikkelde methoden van training en voorlichting in Nederland heeft ingevoerd en in zijn proefschrift heeft aangetoond dat dergelijke cursussen zinvol zijn. Dit wordt psycho-educatie genoemd.

Endegeest had ook al heel vroeg een eigen nazorgdienst, die later deel uitmaakte van de Leidse GGD. Hier werd geprobeerd heropnemingen, de zogenaamde draaideurpsychiatrie, te voorkomen. Dankzij de psychofarmaca en de psycho-educatie lukt het tegenwoordig een stuk beter om mensen met chronische psychische stoornissen een dragelijk leven buiten het ziekenhuisterrein te laten leiden. Endegeest zal daarom verder samengaan met de riagg en de Instituten voor Beschermende Woonvormen. Het zal in zijn huidige vorm de volgende honderd jaar dus wel niet beleven.

Duitse affiche
Ofschoon de lotgevallen van Endegeest niet erg afwijken van die van andere psychiatrische ziekenhuizen, zijn ze wel zo goed beschreven dat dit boek kan worden aanbevolen aan mensen die in de geschiedenis van de psychiatrie zijn geïnteresseerd. Er wordt ook kort stilgestaan bij de ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Enerzijds zijn er Joodse patiënten weggevoerd naar de vernietigingskampen. Anderzijds waren er Joden in Endegeest ondergedoken.

Een Duitse affiche uit 1935, die tegenover bladzijde 131 is afgebeeld, geeft scherp weer hoe nazi's patiënten beschouwden. Een gezonde Ariër torst twee chronische psychiatrische patiënten. Er is sprake van twee ”ballastlevens”,die de gezonde bevolking gemiddeld 50.000 Reichsmark zullen kosten. Het is goed om ons nog eens van dit gevaar van sociaal darwinisme, dat leidde tot het vermoorden van patiënten, bewust te worden.

Daarom moeten psychiatrische patiënten in de eerste plaats als burgers beschouwd worden, met alle rechten en plichten van dien. Niet het uitzonderlijke en totaal andere moet worden benadrukt maar het algemeen menselijke. Dat is in Endegeest zeker gedaan, niet het minst bij de psycho-educatie, waarbij van de patiënt een zeer actieve inbreng wordt verwacht.