Boekrecensie

Titel: Nachtboek van de ziel
Auteur: dr. W. J. Ouweneel
Uitgeverij: Buijten & Schipperheijn
Amsterdam,1998
ISBN 90 6064 975 3
Pagina's: 262
Prijs: ƒ 37,50

Recensie door dr. J. van der Wal - 14 oktober 1998

„Dromen als gave van God ondergewaardeerd”

Werken aan zelfinzicht
en ontplooiing

De nieuwste publicatie van dr. W. J. Ouweneel is een dagboek van dromen, vandaar de titel “Nachtboek van de ziel”. Ouweneel beschrijft en analyseert vooral dromen uit de periode die hij zijn “midlifecrisis” noemt. Die noopte tot zelfonderzoek, waarbij de droom een belangrijke invalshoek was. Deze vorm van zelfanalyse heeft hem in die levensfase geholpen. Hij geeft de lezer dit boek in handen in de hoop dat die gestimuleerd wordt om langs dezelfde weg te werken aan zelfinzicht en ontplooiing.

Bij het onderzoek van zijn dromen stelde dr. Ouweneel zichzelf systematisch een aantal vragen. Welke gevoelens roept de droom op? Wat betekenen de beelden die in de droom voorkomen? Verwijzen deze beelden naar de dromen zelf of naar anderen? Zo kan het zijn dat je droomt over een andere persoon, maar dat “die ander” eigenlijk een representant is van iets van jezelf.

Andere vragen richten zich op de droom in relatie tot de levensomstandigheden van het moment en uiteraard de vraag naar de betekenis en de toepassing: Wat is ervan te leren? Ouweneel volgt C. G. Jungs benadering in de exploratie en uitleg van dromen. Jung kende een grote betekenis toe aan algemeen menselijke oersymbolen, die hij archetypen noemde. Zo is de ladder bijvoorbeeld een symbool voor de verbinding met het hogere.

In aparte hoofdstukken worden dromen verteld en uitgelegd over zijn conflict met de “Broederbeweging”, over leermeesters in zijn leven (de figuur van de “starets”), zijn verhouding tot het vrouwelijke, zijn staan in het leven en het thema “individuatie”. Dit begrip moet worden opgevat in de betekenis van worden wie je krachtens Gods bedoelingen mag zijn. Hoewel dit het overgrote deel (189 bladzijden) van het boek uitmaakt, moet ik het bij deze korte aanduiding laten. De dromen en hun uitleg zijn niet in enkele zinnen samen te vatten.

Betekenis
In de uitleiding stelt Ouweneel dat het uiteindelijk gaat om zelfinzicht, dat hand in hand gaat met Godskennis. Bijbelstudie, gebed en gesprekken met anderen zijn meer gangbare manieren om geestelijk en psychisch te groeien. Wel blijft hij van mening dat de droom als gave van God wordt ondergewaardeerd.

Het boek sluit af met drie 'aanhangsels'. In het eerste gaat het over dromen in de Bijbel. Ook daarin meent hij algemeen menselijke symboliek aan te treffen. Hij stelt dat we onze dromen moeten duiden voor Gods aangezicht en in de kracht van de Heilige Geest. Een verband wordt gelegd met de bede om doorgronding van het hart in Psalm 139 en ook met Psalm 16:7. De uitdrukking „zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren”, duidt volgens Ouweneel op raadgevende dromen.

In het tweede aanhangsel trekt hij deze lijn verder door. Dromen zijn een gave Gods en kunnen een wegwijzende betekenis hebben. „De Heilige Geest kan onbelemmerder werken via de ziel, die zoveel 'eerlijker' is dan ons bewuste Ik” (blz. 227). Dit deel bevat verder een vragenlijst om zich bewust te worden van de betekenis van dromen en suggesties om ze te onthouden.

Het derde aanhangsel ten slotte gaat over droomuitleg en verschillende typen dromen. Naast alledaagse dromen, noemt hij de individuatiedroom, waarin God ons onderwijst. „De droom is één weg waardoor de Here God ons kan duidelijk maken wie en wat wij zijn, en wie en wat wij dus hebben te worden” (blz. 249). Verder onderscheidt hij de profetische en de paranormale droom, waarbij de eerste een algemene en de tweede een meer persoonlijke betekenis heeft.

Persoonlijk
Bespreking van een boek als dit noopt tot terughoudendheid. De beschreven dromen en hun uitleg hebben immers een zeer persoonlijk karakter. Ze lenen zich niet voor een publieke discussie. Des te merkwaardiger vond ik het dat Ouweneel via zijn droompublicatie indirect commentaar geeft op zijn opponenten in het conflict binnen de broederbeweging. In het verlengde daarvan is de vraag te stellen of een eerlijke publicatie van dromen wel kan zonder de grenzen van het betamelijke te overschrijden, nog afgezien van de vraag wat anderen met deze dromen aan moeten.

Dat aandacht voor onze dromen aan zelfinzicht en geestelijke groei kan bijdragen, is buiten twijfel. Evenmin zou ik willen ontkennen dat de Heere ook tot ons kan spreken door middel van dromen. Men kan erdoor worden getroost en onderwezen. Een punt van discussie lijkt me wel of Ouweneel de droom niet overwaardeert. Waarom zou de Heilige Geest onbelemmerder kunnen werken via de ziel die zich uit in dromen? En waarom zou de ziel 'eerlijker' zijn (nog afgezien van het feit dat begrip pas ontstaat na verstandelijke analyse)?

Bijbelser is het om vast te houden aan het beginsel dat de Geest voor alles door en met het geopenbaarde Woord werkt. De bewuste overdenking daarvan en het elkaar opscherpen met dat Woord lijken me aanzienlijk belangrijker voor zelfkennis en geestelijke groei dan dromen. Duiding van dromen blijft daarom een boeiende, ook een moeilijke zaak. Wat dat betreft heeft de beslistheid waarmee Ouweneel zijn interpretaties presenteert me nogal verbaasd. Dat neemt niet weg dat er in de aanhangsels bruikbare adviezen staan voor mensen die hun dromen beter willen begrijpen.