Titel: Je kind verliezen
Auteur: Marinus van den Berg
Uitgeverij: Kok
Kampen, 1997
ISBN 90 242 9267 0
Pagina's: 154
Prijs: ƒ 24,90

Recensie door W. M. Bakker - 23 september 1998

„Ouders die kind verloren hebben nabij zijn”

Een dramatisch
keerpunt in het leven

”Je kind verliezen”. De titel is sober. Marinus van den Berg voegde er geen ondertitel aan toe. Deze drie woorden zeggen genoeg. Wie zal peilen hoe veel verdriet en pijn erachter schuilgaat, voor ouders die aan het graf van hun (jonggestorven) kind hebben gestaan? De auteur, die werkzaam is in een verpleeghuis, wil hun als pastor nabij zijn.

Het verlies van een kind is voor velen een dramatisch keerpunt in hun leven, schrijft Van den Berg in de inleiding. „Het verlies van een kind komt in vergelijking met vroeger aanzienlijk minder voor, maar er zijn redenen om te zeggen dat de ontreddering groter is dan ooit tevoren. Die ontreddering leidt er veelvuldig toe dat de relatie tussen de ouders zelf schipbreuk lijdt en zij ook nog eens het verlies van hun huwelijk ondervinden”.

Stille uren
Van den Berg belicht als eerste de veranderende positie van het gezin in de samenleving en vestigt daarbij met nadruk de aandacht op de plaats van de vader. Hij stelt dat het rouwproces van vaders gemakkelijk wordt onderschat. „Het is onvoldoende om te zeggen: „Mannen verwerken het verdriet vooral in hun werk”. Mannen hebben soms onverwacht andere gesprekspartners, bezoeken het graf van hun kind zonder dat ze dit thuis vertellen, hebben hun eigen stille uren en niet te vergeten hun innerlijk zelfgesprek”.

De auteur put zich uit in het noemen van situaties waarin mensen een kind kunnen verliezen. Daarbij heeft hij oog voor kinderen van ongehuwd samenwonenden, lesbische paren en homoparen, evenals nieuw samengestelde huwelijken na een sterven of een echtscheiding. „Ik noem dit hier omdat een negatieve waardering van deze andere leefeenheden kan leiden tot een onderschatting van de betekenis van het verlies”.

Het is kenmerkend voor het boekje dat de auteur geen enkele persoon of situatie over het hoofd wil zien. Hij heeft het over sterfte voor de geboorte, na ziekte of ongeval, maar noemt ook het verlies van vermiste en verdwenen kinderen. De broertjes en zusjes van het overleden kind komen aan bod, evenals de grootouders en zelfs de oppas. In een aantal gevallen komt Van den Berg niet verder dan het aanstippen van een bepaald aspect. Hij vestigt er even de aandacht op, maar werkt het niet uit.

Feest en verdriet
De auteur legt een link tussen het verdriet en allerlei situaties waarmee de ouders na het sterven van hun kind te maken kunnen krijgen. Vier pagina's wijdt hij aan het thema “Denken over feest”. „Het lijkt erop dat feest het tegengestelde is geworden van verdriet. Op een feest is geen plaats voor verdriet. Verdriet verstoort het feest. (...) Je kunt kiezen tussen wegblijven of je gedragen alsof er geen verdriet is. De boodschap is dat het allemaal leuk moet blijven”. Een herkenbaar beeld.

De weg die Van den Berg wijst, is niet die van het overslaan van feesten. „Elke dag volgt dan op de vorige, grauwe, eentonige dag. Er is geen afwisseling meer. Er is niets meer om naar uit te zien”. Als het om feesten in de directe kring van het gezin gaat, doet hij onder meer de suggestie ruimte te maken voor andere aspecten dan de overwegend consumptieve. „Elementen zoals gedenken, samen praten, samen iets doen. Daardoor draagt een feest bij aan het hervinden van kracht, maakt het niet eenzaam, maar geeft het troost”.

Van den Berg is geen ervaringsdeskundige, zoals dat tegenwoordig heet, maar probeert zich in de situatie van ouders die een kind hebben verloren, in te leven. Al lezend merk je dat de pastor niet van binnenuit schrijft. In zijn schrijftrant proef ik hier en daar een wat zakelijke, feitelijke benadering. Dat laat onverlet dat hij ouders van wie een kind is overleden, zinvolle handreikingen biedt, hoewel zeker niet iedereen met elk advies uit de voeten zal kunnen.

Cremeren
Mijn hoofdbezwaar is dat de auteur het christelijk geloof en de daaruit voortvloeiende bijbelse regels niet als helder vertrekpunt voor zijn pastorale handreiking kiest. Hij beperkt zich tot het op een rij zetten van mogelijkheden. Zo komt begraven op één lijn te staan met cremeren en een alternatieve samenlevingsvorm met het huwelijk. Van den Berg neemt telkens de keuze van de ouders als uitgangspunt. Mag je juist van een pastor niet verwachten dat hij vanuit de Bijbel de wég wijst?

Zelfs als het om vragen betreffende de eeuwigheid gaat, laat de auteur zijn vrijblijvende benadering niet los. Hij schrijft bijvoorbeeld over het gesprek van de ouders met de andere kinderen in het gezin: „Wie gelooft, kan zeggen dat broertje of zusje bij God is, maar ook dat God ook verdriet heeft. God wil geen dode kinderen, maar God kan geen ziekte of ongelukken voorkomen”. Deze benadering is niet alleen afstandelijk, maar ook theologisch onhoudbaar.

De kracht van dit boek ligt in de soms verrrassende benadering van thema's waarover door anderen al veel is geschreven. Van den Berg zet de lezer aan het denken. Vanuit christelijk oogpunt is deze uitgave op wezenlijke onderdelen echter een onbetrouwbare gids.