Recensie door Beatrice Jansen-de Graaf - 30 december 1999
Een kop hete thee
voor der Kaiser
Een gevoelsmens, een gek of een oorlogszuchtige autocraat? Wie was keizer Wilhelm II? Perry Pierik en Henk Pors proberen in een handzame pocket de laatste, dramatische fase van het leven van keizer Wilhelm II te ontleden. Opnieuw stellen zij de vraag naar de gebeurtenissen en invloeden die Wilhelms Werdegang beschreven. Maar belangrijker nog dan zijn geestelijke ontwikkeling is de vraag welke schuld Wilhelm droeg voor het uitbreken van de desastreuze Eerste Wereldoorlog.
In de Duitse geschiedschrijving neemt de analyse van de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog, en daarmee van het gedrag van keizer Wilhelm II, een belangrijke plaats in. Regierte der Kaiser? luidt een centrale vraagstelling in het historische debat. Zo ja, dan is hij de enige verantwoordelijke voor de catastrofe waarin Duitsland in 1914 gestort werd en die miljoenen het leven kostte en uiteindelijk het pad voor Hitlers dictatuur effende.
Daarmee zijn meteen alle overigen Bismarck, het Duitse volk, het leger vrijgepleit. Zo nee, dan moet er serieus naar andere verklaringen worden gezocht, bijvoorbeeld in de grootmachts- en imperialistische idealen die de conservatieve elite koesterde. Het eerste antwoord is het eenvoudigste, het tweede het meest realistische. Ook Pors en Pierik constateren dat de keizer meer en meer een schaduwkeizer was, en dat de teugels van de politiek aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog in handen van de generaals raakten.
Hyperactief
Wat is er nieuw aan hun boek over een onderwerp dat al diverse malen onderwerp van speculaties is geweest? Al in 1968 verschenen immers de aantekeningen van Wilhelms adjudant Von Ilsemann over de ballingschap in Nederland en sindsdien zijn er uitvoerige studies gemaakt van leven, werk en opvattingen van de keizer.
De verdienste van Pors en Pierik is dat ze in hun handzame pocket veel titels nog eens op een rijtje zetten, hoewel ze een buitengewoon informatief artikel van Ashton en Hellema buiten beschouwing laten. De twee laatsten stellen in het vierde jaarboek voor de geschiedenis van de Nederlandse buitenlandse politiek overtuigend dat Wilhelmina op de hoogte was van de komst van de keizer naar Nederland. (Pors en Pierik wijzen overigens op onduidelijke gronden Wilhelmina's betrokkenheid zonder meer van de hand.)
Wel komen ze nog met enkele tamelijk onbekende feiten, zoals de onlangs door de Duitse historicus Röhl gedane bewering dat keizer Wilhelm door zuurstofgebrek tijdens de geboorte eigenlijk een ADHD-kindje was. Dat zou de overgevoeligheid, de hyperactiviteit en het gestoorde sociale gevoel van de keizer verklaren.
Handzaam betekent echter nog niet leesbaar. Ergerlijk zijn de vele kromme zinnen, het kwistige gebruik van uitroeptekens en suggestieve puntjes. Daarmee mengen de schrijvers zich te veel in hun verhaal. Te vaak duikt de zinsnede zoals later zou blijken op. Redactionele inspanningen hadden dit kunnen verhinderen. Ook worden er misplaatste, anachronistische vergelijkingen getrokken met bijvoorbeeld Lady Di en de oorlog in Vietnam. Onzorgvuldigheden zoals fouten in letterlijk gebruikte Duitse begrippen en in de stijl (voor een gevoelsmens als de keizer was de ondergang van het keizerrijk wel erg zwaar te behappen) zijn echter minder erg dan feitelijke onjuistheden.
Mythes
Generaal Groener, die nadat hij in november 1918 de keizer had duidelijk gemaakt dat hij van het leger geen steun meer kon verwachten, zou volgens Pors en Pierik op Wilhelms vraag naar de Fahneneid van de soldaten geantwoord hebben dat dit nu slechts fictie was. Van deze laatste woorden, die in Duitsland historische waarde hebben gekregen, is echter al lang bekend dat Groener ze niet in tegenwoordigheid van de keizer, maar later tegen andere officiers heeft gesproken. Zo blijven de mythes bestaan.
De historicus die de mythes rond de keizer al in 1979 in zijn boek 1918/1919. Eine deutsche Revolution en een jaar later in het boek Preussische Profile genadeloos doorbrak en de feiten nuchter en stilistisch fraai op een rijtje zette, is Sebastian Haffner. Deze amateur-historicus, die van beroep jurist en journalist was, stelde ook twee wetenschappelijke vereisten op waaraan een historisch werk moet voldoen. Het moet zijn thema definiëren, dus een beantwoordbare vraag stellen, en het moet blijk geven van een denk- en interpretatiekader waarmee het zijn materiaal te lijf gaat.
Aan deze vereisten voldoen Pors en Pierik niet en dat is meteen de grootste kritiek op hun publicatie. Ze concentreren zich niet op één thema bijvoorbeeld de ontwikkelingsgang van de keizer maar proppen al hun kennis over het wilhelminische Duitsland, Wilhelm en zijn familie zelf, de ondergang daarvan en de Eerste Wereldoorlog in krap 200 pagina's.
Het is de vraag of de auteurs nu te veel weten of dat ze juist niet goed bekend zijn in de streek waar ze de lezer door leiden. Het resultaat is in ieder geval een warrig geheel, met veel interessante zijpaden, maar zonder pointe.
Kopje thee
Nee, dan Haffner. Al weer twintig jaar terug schetste hij in slechts vijf bladzijden een beeld van de Duitse keizer dat op alle vragen een antwoord geeft. Der Kaiser was een groot kind, dat graag in het middelpunt van de belangstelling stond. Zolang die belangstelling positief was, straalde en schitterde hij. Als geen ander personifieerde hij de gevoelens en de mentale situatie van het gros van het Duitse volk rond de eeuwwisseling. Hij was het klankbord van de Duitse samenleving toen het goed met haar ging: vroom, gedisciplineerd, opschepperig en grootmoedig. Zodra de kansen keerden en het menens werd, liet de keizer echter verstek gaan.
Toen het spelletje 'keizer zijn' in de nadagen van de oorlog dodelijke ernst werd, vond Wilhelm het niet 'leuk' meer en zocht hij de behaaglijke, vertrouwde wereld van de kinderkamer weer op. In plaats van eervol met zijn leger ten onder te gaan of in het openbaar af te treden, vluchtte hij naar Huize Doorn. En nu moet u mij een kopje hete, goede, echte Engelse thee bezorgen, was het eerste wat Wilhelm zijn Nederlandse gastheer, graaf Bentinck, bij aankomst toevertrouwde. Winston Churchill maakte de balans van Wilhelms leven echter ridderlijk op met de woorden: Het was niet zijn schuld, maar zijn noodlot.
|