Recensie door dr. O. W. Dubois - 15 december 1999
Verdiensten en fouten van Indonesiës founding father centraal
Soekarno, vaderlandse
held of verrader
Voor Indonesiërs is de persoon van Soekarno (1901-1970), de eerste president van de Republik Indonesia, nauw verweven met de geschiedenis van hun land. Hij behoort tot de grote vaderlandse figuren waarvoor de verering de laatste twee decennia ongekende vormen heeft aangenomen, aldus Lambert Giebels, auteur van de eerste uitvoerige Nederlandse biografie van deze founding father van Indonesië. Van dit tweedelig opgezet werk ligt het eerste deel in de boekwinkel.
Soekarno kreeg een grondige Nederlandse vorming. Hij bezocht de hbs en studeerde weg- en waterbouwkunde aan de Technische Hogeschool van Bandoeng. De begaafde Soekarno leek voorbestemd voor een carrière binnen het Nederlandsch-Indisch gouvernement. Dit trok hem echter niet. Zijn hart lag elders. Dit was gegrepen door het ontwakend nationalisme.
In 1927 stichtte Soekarno, samen met enkele anderen, de Partai Nasional Indonesia (PNI). Hoofddoel was de onafhankelijkheid van Indonesië. Dankzij zijn charisma en oratorisch talent ontwikkelde Soekarno zich binnen korte tijd tot een vooraanstaand nationalistisch leider. De Nederlands-Indische regering geloofde in een langzame en geleidelijke ontwikkeling naar onafhankelijkheid. Gematigde nationalisten werkten dan ook met haar samen. Soekarno was echter wars van elke vorm van samenwerking en de regering beschouwde hem als een gevaarlijke communist. In 1930 volgde zijn arrestatie.
Genade voor recht
In de door Giebels indrukwekkend genoemde rede Indonesië klaagt aan! betoogde Soekarno dat hier sprake was van een politiek proces en gaf hij zich baserend op westerse, marxistische literatuur een schets en veroordeling van het imperialisme.
Het fraaie slotwoord, waarin Soekarno zich als tolk van zijn volk opwierp, verdient het geciteerd te worden: Onze stem die wij hier in de gerechtszaal laten klinken blijft niet slechts binnen deze muren, onze stem wordt gehoord door het volk, waaraan wij ons gegeven hebben. Zij dringt over vlakten en bergen en zeeën van Kota Radja tot aan Fak Fak, van Oeloe-siaoe bij Menado tot Timor. Het Indonesische volk, dat onze stem hoort, trilt als hoort het zijn eígen stem. Uw oordeel over ons streven, Edelachtbare Rechters, is een oordeel over het streven van Iboe Indonesia zelf.
Na zijn vrijlating in 1931 zette Soekarno zijn politiek van agitatie en massa-actie voort. In 1933 werd hij opnieuw gearresteerd en in afwachting van internering in de gevangenis opgesloten. Hier gebeurde iets bijzonders met hem. De onverzoenlijke tegenstander van de regering toonde berouw over zijn verleden en wilde de politiek vaarwel zeggen.
Aan de procureur-generaal schreef hij enkele smeekbrieven. Uit een van deze geeft Giebels een ontroerend citaat: Hoogedelgebooren Heer. Nogmaals verzoek ik U mijn menigvuldige confidentieele brieven niet kwalijk te nemen. Ik snik dan ook nogmaals en nogmaals de smeekbeede voor U en de Regeering uit, laat mij aan mijn vrouw en kind terug, en naar mijn oude, lieve doch ziekelijke moeder. Ik heb misdreven, maar ik heb diep berouw; schenk mij vergiffenis, en laat genade voor recht gaan. Ik werp me voor U en de Regeering neder om verlossing uit mijn lijden.
Overtuigd islamiet
Soekarno's smeekbrieven passen slecht in de Indonesische verering van deze erflater. Evenmin in diens zelfbeeld, want in zijn autobiografie rept hij er met geen woord over. Toch valt de echtheid van de brieven nauwelijks te betwisten. De regering geloofde niet erg in een blijvende bekering en verbande Soekarno eerst naar Flores en later naar Sumatra.
In deze jaren van ballingschap (1934-1942), waarin hij een relatief grote vrijheid genoot, werd Soekarno een overtuigd islamiet en ontwikkelde hij de staatsfilosofie voor een vrij Indonesië. Deze noemde hij de Vijf Zuilen: nationalisme, internationaal humanisme, consensusdemocratie, sociale rechtvaardigheid en geloof in God.
Zij zijn nog steeds de basis van de Indonesische grondwet. Deze leer heeft de invloed ondergaan van de gesprekken die Soekarno tijdens zijn ballingschap met rooms-katholieke geestelijken heeft gevoerd, zo merkt Giebels op. Ook hier blijkt hoezeer Soekarno door westers ideeëngoed is gevormd, al heeft hij dit opgenomen in een geheel eigen leer.
De Japanse bezetting van 1942-1945 luidde een nieuw tijdvak in. Naar Soekarno's verwachting zou Japan, dat droomde van een groot Aziatisch rijk, Indonesië onafhankelijkheid schenken. De prijs hiertoe was nauwe samenwerking met Japan. Voor de realisering van zijn droom van een vrij Indonesië was hem deze prijs niet te hoog. Aan Nederlandse kant lag dat uiteraard anders. Vanuit Nederlands perspectief was Soekarno eenvoudigweg een collaborateur, een verrader. Rijksgeschiedschrijver De Jong, die hier het standpunt van menig Nederlander van toen vertolkt, heeft ook niet geaarzeld hem als zodanig aan te duiden.
Vaderlandse held
Naar Giebels mening is hier echter een meer afgewogen oordeel op zijn plaats. Men kan moeilijk beweren dat Soekarno Nederland of Nederlands-Indië heeft verraden. Van jongs af heeft hij het koloniale bewind bestreden, het bewind dat hem heeft vervolgd, gevangengenomen en verbannen. Het oordeel over Soekarno als collaborateur behoort niet aan ons, maar aan zijn landgenoten. En deze beschouwen hem bepaald niet als een collaborateur. Voor hen was en is hij een vaderlandse held.
Op 17 augustus 1945, twee dagen na de Japanse capitulatie, proclameerde Soekarno de onafhankelijkheid. Enkele weken tevoren had hij in een gloedvolle rede, waarin hij zijn leer van de Vijf Zuilen ontvouwde, betoogd dat de onafhankelijkheid was als een gouden brug, aan de overzijde waarvan een sterke, gezonde en eeuwig vrije en onafhankelijke Indonesische samenleving zou verrijzen.
De Nederlandse regering voelde weinig voor onderhandelingen met Soekarno, maar werd door Engeland hiertoe gedwongen. Een reeks van conferenties volgde, maar de resultaten hiervan, neergelegd in het befaamd geworden akkoord van Linggadjati (1947) waarvan beide partijen zich het recht van eigen interpretatie voorbehielden, kon Nederland noch Indonesië bevredigen. Radicale Indonesische groeperingen meenden dat de onafhankelijkheid alléén op het slagveld kon worden bevochten, terwijl in Nederland het beeld overheerste van een Republiek waarbinnen goedwillende krachten door onverantwoorde elementen het regeren onmogelijk werd gemaakt.
Fouten
Het was de plicht van het wettig gezag om zijn onderdanen in Indonesië, dat formeel nog steeds tot het Koninkrijk der Nederlanden behoorde, rust en veiligheid te verzekeren. Het is tegen de achtergrond van deze destijds zo goed als algemeen aanvaarde opvatting dat de politionele acties (1947-1949) moeten worden gezien; ze stuitten internationaal echter op grote tegenstand en onder druk van de Veiligheidsraad werd Nederland weer naar de onderhandelingstafel gedwongen.
Op 27 december 1949 vond in het Paleis op de Dam in Amsterdam de soevereiniteitsoverdracht plaats. Aan het Nederlandse bewind over de gordel van smaragd was een einde gekomen. Voor Indonesië brak onder Soekarno een nieuwe tijd aan.
Giebels doet recht aan Soekarno's grote verdiensten voor zijn land, maar verzwijgt niet diens fouten en zwakheden. Zo heeft Soekarno met zijn propaganda voor de Japanse rekrutering van inheemse arbeidskrachten, van wie velen de dood zouden vinden, een zware schuld op zich geladen. Later heeft hij dit overigens zelf erkend.
Deze biografie is vóór alles een politieke biografie, waarin de verwevenheid van Soekarno's politieke ontwikkeling met die van Indonesië centraal staat. Maar er wordt ook aandacht besteed aan zijn meer persoonlijke levensverhaal, zijn jeugd en later zijn huwelijks- en gezinsleven, dat niet altijd even consistent en voorbeeldig was. Aan de orde komen tevens zijn vriendschappen met mensen als Hatta en Sjahrir, die soms naast hem, soms tegen hem, eveneens een belangrijke rol in de wording van Indonesië als onafhankelijke natie hebben gespeeld.
Schok
Deze biografie geeft een evenwichtig beeld van de persoon en ideeën van Soekarno. Waardering verdient ook de heldere beschrijving van ingewikkelde politieke kwesties en de genuanceerde wijze waarop over het Nederlandse koloniale bewind wordt gesproken. Steeds worden gebeurtenissen en personen in hun historische context geplaatst. Nederlanders die de dekolonisatie en Soekarno nog bewust hebben meegemaakt, zullen dit boek soms met een schok van herkenning lezen. Een bezwaar dat men tegen dit boek zou kunnen aanvoeren, is de zucht naar volledigheid, die zo veel moderne biografieën kenmerkt en lezing ook hier wel eens vermoeiend doet zijn. Aan de waarde ervan doet dit echter niets af.
|