Recensie door J. C. Karels - 15 december 1999
Weber beschrijft 2000
jaar eindtijdverwachtingen
Het einde der tijden staat centraal in Apocalypses. Prophecies, cults and millennial beliefs through the ages, geschreven door de Amerikaanse historicus Eugen Weber. Het biedt een kleurrijk verhaal van 2000 jaar eindtijdverwachtingen, variërend van de Openbaring van Johannes tot de computersekte.
Najaar 1999 lijkt een geschikt moment om een Nederlandse vertaling ervan op de markt te brengen. Het jaar 2000 geeft aanleiding voor merkwaardige visioenen. Straks wordt er immers spontaan geld van je bankrekening afgeschreven, stort de lift naar beneden, springen gevangenisdeuren open en gaan kernraketten af; kortweg, straks stort de moderne westerse maatschappij ineen. Dat het millenniumprobleem deze omvang zal aannemen, lijkt onwaarschijnlijk, maar duidelijk is wel dat het jaar 2000 een zekere magische kracht uitoefent. Het behoort daarmee tot een lange reeks betoverende jaartallen uit het verleden. Altijd zijn er mensen geweest die geen genoegen namen met kennis van verleden en heden, maar ook de toekomst wilden zien.
Visioenen
Voorspellen van de toekomst is niet zonder risico's. Dat ondervond Michael Stiefel, wiskundige en volgeling van Luther. Hij publiceerde in 1532 een klein rekenkundig boekje waarin hij datum en tijdstip van de dag des oordeels openbaarde: 9 oktober 1533 om acht uur 's morgens. Boeren lieten op die dag hun werk in de steek en togen naar het dorpje waar Stiefel dominee was. Toen er niets gebeurde, grepen de boeren de geestelijke, bonden hem vast en sleepten hem naar Wittenberg. Daar werd hij aangeklaagd, want sommigen hadden zich een dag verlof niet kunnen permitteren en schade geleden. Stiefel overleefde en rekende zijn verhaal nog eens over.
Slechter liep het af met zijn tijdgenoot Jan van Leiden, een profeet van in de twintig, die het Nieuwe Jeruzalem in Münster zag aanbreken. Van Leiden riep zichzelf uit tot Koning en Messias. Hij stelde een soort theocratisch bewind in, voerde polygamie in en schafte het particuliere bezit af. Na een langdurige belegering werden hij en zijn medestanders gevangen genomen, gemarteld en gedood.
De belevenissen van Stiefel en Van Leiden tonen de gevaren die er zijn als men de toekomst wil forceren. Toch heeft dit andere profeten nooit ontmoedigd. In elke eeuw treden zieners op die de eigen tijd interpreteren. Ze willen troost en houvast bieden, of schrik aanjagen. Ze proberen verleden, heden en toekomst in een zinvol verband te plaatsen. Hun visioenen kennen vaak twee ingrediënten. Verschrikking en rampspoed verschijnen als voorbode van een heilzame tijd.
Antichrist
Het boek van Weber geeft een veelzijdig beeld van 2000 jaar eindtijdverwachtingen. Zelf spreekt hij over zijn reis langs apocalypsen, duizendjarige vrederijken, profeten en gelovigen. Hij wil een breed publiek bereiken, schrijft daarom verhalend en analyseert weinig. Al lezend passeren we een bonte stoet westerse geloofsovertuigingen, variërend van de Openbaring van Johannes in de eerste eeuw tot de computersekte eind twintigste eeuw. De antichrist neemt diverse gestalten aan: Nero, de paus, Lodewijk XIV, Napoleon, Mussolini, Hitler, Saddam Hoessein, Bill Gates of de secretaris-generaal van de EG.
Het begin van 2000 jaar (on)heilsprofetieën over de eindtijd is de Openbaring van de apostel Johannes, geschreven in de eerste eeuw op het onherbergzame eiland Patmos. De geweldige beeldenrijkdom trompetten, tronen, zegels, schalen van gramschap, bliksem en donder, bloed, vuur en hagel bleef een bron van inspiratie. Vroege christenen waren bezield met een sterke eindtijdverwachting. Weinig fantasie was er nodig om de beestachtige Romeinse keizer Nero, die de christenen bloedig vervolgde, als antichrist aan te wijzen. In de eerste eeuwen stond het ascetisme veelal in het teken van de eindtijd. Ascetische predikers riepen hun volgelingen op alle banden met de wereld te breken, want de verdorven wereld zou vergaan.
Een organisatie die is gericht op continuïteit, is niet gediend met onrustbarende voorspellingen. Toen de christelijke kerk een hiërarchisch instituut werd, bleken de talloze speculaties een destabiliserende factor. De kerkvader Origines wilde afrekenen met de letterlijke interpretatie van de Openbaring. Hij vond dit een manier van exegetiseren die te 'joods' is. Origines vatte de boodschap van de Schrift grotendeels symbolisch op. Ook Augustinus koos een abstractere opvatting. Hij zag de antichrist in ketters, scheurmakers, meinedigen en in al wat tegen God is.
Taferelen uit Openbaring
De eeuwen na Augustinus zijn vergeven van de eindtijdvoorspellingen. Augustinus had ervoor gewaarschuwd wonderen niet te snel in verband te brengen met de bijbelse profetieën, maar zijn waarschuwende vinger was niet in staat geweest apocalyptische paniekgevoelens te onderdrukken. Wonderlijke verschijnselen, monsters, aardbevingen, stormen, zons- en maansverduisteringen, oorlogen, pestilentiën, overstromingen, kometen, het konden tekenen zijn voor de middeleeuwse gelovige dat het oordeel aanstaande was.
Rond het jaar 700 mopperde de Britse geschiedschrijver Beda dat boeren hem lastigvielen met de vraag hoeveel tijd er nog restte voor het duizendjarig vrederijk zou aanbreken. Aan het eind van de negende eeuw werd de val van de laatste Karolingers gezien als een bewijs dat het eind in zicht was. En het kon geen toeval zijn, aldus Weber, dat het kroningsgewaad van keizer Otto III in 996 vol geborduurd was met taferelen uit de Openbaring.
Revolutionaire traditie
Uit het visioen van Jan van Leiden blijkt dat het christendom beschikt over een revolutionaire traditie volgens welke het Koninkrijk van God niet elders, maar in deze wereld gestalte krijgt. Die gedachte vormde de inspiratie voor socialisten en communisten in de negentiende eeuw. Ze gebruikten christelijke ideeën, weekten deze los van de religieuze wortel en verwerkten ze in hun ideologieën. Socialisme is evangelie in actie, stelde de Franse revolutionair Louis Blanc. Socialisten hadden de neiging hun boodschap te kruiden met chiliastische ideeën.
Voor velen werd de christelijke godsdienst in de twintigste eeuw een anachronisme, iets dat zichzelf had overleefd. Maar, schrijft Weber, onder het sceptische oppervlak bleef het apocalyptische denken koppig standhouden. Op andere wijze dook het geloof in een eindtijd op, zoals in het spook van een atoomoorlog of het doembeeld van een ecologische ramp.
|
|