Boekrecensie

Titel: Als we niet geloven, wat geloven we dan?
Auteurs: Umberto Eco en Carlo Maria Martini e.a.

Uitgeverij: Prometheus
Amsterdam, 1999
ISBN 90 5333 783 0
Pagina's: 120
Prijs: ƒ 24,90

Titel: Gesprekken over het einde der tijden
Auteur: Umberto Eco

Uitgeverij: Boom
Amsterdam, 1999
ISBN 905352 5181
Pagina's: 257
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door drs. J. Westland - 15 december 1999

Angst bij vernummering
van de tijd

De aanstaande overgang naar het derde millennium van de christelijk jaartellingen houdt de gemoederen van velen behoorlijk bezig. Het blijft spannend hoe de software van computers zal reageren als er drie nullen in de jaartelling komen. Bij velen steekt het nog dieper. Zal heel het menselijk bestaan wel millenniumproof zijn? Of is het einde der tijden nabij? Over dit thema spraken drie journalisten met vier intellectuelen.

Met het jaar 1000 is het einde der tijden niet gekomen, zal dat nu na nog eens duizend jaar dan wel gebeuren? Boeken, films, krantenartikelen enzovoorts geven uitgebreid aandacht aan deze dingen. Het is niet overdreven om te spreken over een millenniumhype. Zo hebben ook een drietal journalisten aanleiding gevonden om over het thema ”Het einde der tijden” met vier vooraanstaande intellectuelen te spreken.

De eerste is Umberto Eco, de wereldberoemde schrijver van onder andere ”De Naam van de roos”, hoogleraar in de semantiek te Bologna. Dan volgt Stephan Jay Gould, de Amerikaanse paleontoloog die op geruchtmakende wijze publiceerde over de ontwikkeling van het menselijk bestaan. De derde in de rij is de begaafde Franse dramaturg, scenarist en oriëntalist Jean-Claude Carrière. De hekkensluiter is opnieuw een Franse geleerde, de katholieke christen Jean Delumeau. Hij heeft zijn sporen verdiend in het onderzoek naar de onderliggende gevoelslagen van de westerse cultuur in de afgelopen eeuwen. De neerslag van de gesprekken vinden we in het bij uitgeverij Boom verschenen ”Gesprekken over het einde der tijden”.

Donkere angstgevoelens
Gemeenschappelijk is bij hen de nuchtere constatering dat de drukte rond de millenniumwisseling door de pers behoorlijk wordt opgeklopt. Geen van de vier gesprekspartners verwacht dat er spectaculaire dingen aanstaande zijn. Er zal wat meer rumoer zijn dan bij andere jaarwisselingen, wellicht meer ongelukken, maar dat zal het wel zo ongeveer zijn. Wel geeft het de gesprekspartners te denken dat zo'n simpele vernummering van de tijd zo veel donkere angstgevoelens oproept. Ook leidt de bezinning op wat ons te wachten staat haast onwillekeurig tot een analyse van het huidige tijdsgewricht en hoe wij op grond daarvan in de komende jaren het best kunnen handelen. De zorg voor het milieu staat daarbij hoog op de agenda.

Toch legt iedere gesprekspartner ook weer eigen accenten. Eco komt nog eens terug op eerdergemaakte opmerkingen, die te vinden zijn in de bij uitgeverij Prometheus verschenen uitgave ”Als we niet geloven, wat geloven we dan?” Daarin vinden we de neerslag van zijn discussie met kardinaal Carlo Maria Martini. Een zeer interessant boekje, waarin wordt doorgestoten naar de actuele en fundamentele vraag wat de grondslag voor ons zedelijk handelen nog kan zijn als we niet geloven in God. Een ethiek die slechts gebouwd is op natuurlijke neigingen zoals zelfhandhaving of handhaving van de soort kan uiteindelijk geen absoluut gezag hebben.

Het belang van dat boekje wordt nog verhoogd doordat andere stemmen zich in de discussie mengen. Stemmen waarvan er één een aanval doet op alle pretentie tot absoluutheid, een volgende z'n onmacht tot geloven belijdt en een derde probeert aan te tonen dat de Verlichting geen bastaard, maar een wettige erfgenaam is van het christelijk denken en geloven. Toch bieden ze uiteindelijk weinig verweer tegen het relativisme. Martini mag de discussie afsluiten. Hij doet dat mijns inziens –typisch katholiek– nogal synthetiserend; een reformatorisch antwoord had vast openbaringskritischer geklonken.

Meditatie
Maar, om de draad van het boek over het einde der tijden weer op te nemen, Eco herhaalt daar de gedachte dat het einde der tijden in het onderbewuste van de ongelovige sterker leeft dan in de gelovige. De laatste maakt het tot onderwerp van meditatie. De eerste lijkt het te negeren, maar is er ondertussen bezeten van. De nucleaire dreiging, het gat in de ozonlaag en andere mogelijke milieurampen hebben gezorgd voor een ondertapijt van somberheid en doemdenken in het moderne bewustzijn.

Verder laat Eco zien hoe het besef van een geschiedenis die zich naar voren richt, typisch joods-christelijk is. Kijkend naar onze eeuw treft hem niet de technisch-wetenschappelijke ontwikkeling het meest, maar de sociale. Er is meer solidariteitsgevoel onder de mensen. Ernstige bedreigingen voor het heden zijn de onmacht een weg te vinden in het woud van informatie en het gebrek aan onderscheid tussen de werkelijke en de virtuele wereld.

In zijn eindconclusie trekt hij een aantal opmerkelijk lijnen naar de toekomst. Het blanke Europa van de natiestaten ziet hij verdwijnen. Ook zullen de media zo'n rol gaan spelen dat de representatieve democratie en het besef van wat werkelijk goed is, het gaan verliezen van wat zich het best weet te verkopen.

Doortocht
Gould toont aan hoe betrekkelijk de berekening van onze tijd is. Vanuit zijn visie op het ontstaan en de ontwikkeling van het universum is voor hem bovendien dat stukje tijd van de menselijke soort maar heel miniem. En wat een enorme catastrofen hebben al plaatsgevonden. Aan het eind van zijn overwegingen roept hij tot een ecologische ethiek. Een en ander is gelardeerd met een humor, die naar mijn smaak de leegte verbergt die voortkomt uit de ontkenning van God. En waarom zou je je bij zo veel toeval en betrekkelijkheid dan nog inzetten voor het behoud van de menselijke soort?

Carrières overwegingen bieden ons een caleidoscoop van associaties bij het einde der tijden. Zo laat hij zien hoe de verdwijning van grammaticale tijden niet los te denken is van een bestaansbeleving in een bepaalde tijd. Hij voert ons in de onvoorstelbare tijdswereld van de nanoseconden van deeltjesversnellers bij natuurkundig onderzoek. En de slappe klokken van Dali, wat hebben die ons te zeggen? Zijn bijdrage wordt met name gekarakteriseerd door wat hij naar voren brengt over de oosters-hindoeïstische cyclische beschouwing van de geschiedenis. In al die verschillende relaties van de mens tot de tijd is de spanning voelbaar van de intense worsteling om de Tijd de baas te worden, een worsteling die wij mensen gedoemd zijn te verliezen. Dan rijst onwillekeurig de vraag of die worsteling geen rust kan vinden in de overgave aan Hem, die alle tijden in Zijn hand heeft. Gelukkig mag ons leven toch meer zijn dan „een doortocht van het niets naar het niets”.

Troostboek
Delumeau geeft ons een boeiend overzicht van apocalyptische verwachtingen en bewegingen in de tijd die achter ons ligt. In geseculariseerde vorm heeft het ook bewegingen zoals het marxistisch-socialisme gestimuleerd. Met kracht wijst hij de opvatting van de hand dat het boek Openbaring alleen maar angst zou willen aanjagen. Het is juist een troostboek voor de gelovigen. Het richt hen op de zalige toekomst in de vreugde bij God.

Dat brengt Delumeau tot een opmerkelijke vergelijking van de visie op het lijden bij oosterse religies en het christelijk geloven. Het laatste weigert er een zinvolle verklaring voor te geven. Het is een verademing om in een gesprek waarin spreken op ”hoger niveau” nauwelijks een rol speelt, iemand te horen getuigen van zijn geloof in de openbaring van God. Wel is het jammer dat die openbaring, zoals God die in de Bijbel gegeven heeft, weer gestoord wordt door wat wij aanvaardbaar of niet aanvaardbaar vinden. Dat duikt even op als Delumeau betoogt niet te kunnen geloven in een eeuwige straf. Zijn het opmerkelijk genoeg juist geen woorden van Jezus die daaraan herinneren?

Al met al geven beide boekjes en met name ”Gesprekken over het einde der tijden” veel te denken. Het gesprek zou mijns inziens zeker aan waarde gewonnen hebben als daarin ook een helder getuigenis had geklonken van Jezus, in Wie het einde der tijden nabij gekomen is en Die allen die Zijn verschijning in het Evangelie hebben liefgehad, bij de voortgang der tijden getroost en met vreugde uit de hemel mogen verwachten.