Boekrecensie

Titel: Liefhebbers en gewoontelezers. Leescultuur in Den Haag in de achttiende eeuw
Auteur: José de Kruif

Uitgeverij: Walburg Pers
Zutphen, 1999
ISBN 90 5730 080 X
Pagina's: 360
Prijs: ƒ 79,50

Recensie door Ton Bolland - 17 november 1999

De boekenkast
van de burgerij

De laatste jaren wordt veel onderzoek gedaan door boekhistorici naar de boekhandels- en uitgeverswereld in de 18e eeuw. Er verschenen studies over de Zwolse boekverkopers Tijl, Tjeenk Willink en over de Middelburgse boekverkoper en uitgever Van Benthem, om er maar twee te noemen. Aan deze en andere publicaties heeft José de Kruif een boeiende studie over Den Haag toegevoegd. ”Liefhebbers en gewoontelezers” ligt sinds vorige week in de boekhandel.

De auteur heeft de beschikking over veel interessant materiaal, waardoor ze een fraai beeld kan geven van wat er in 18e-eeuws Den Haag werd uitgegeven en gelezen. Ze heeft bijvoorbeeld de kasboeken van de Haagse boekhandelaar en uitgever Pieter van Cleef geraadpleegd, maar ook inventarislijsten van notarissen, die na het overlijden een boedelbeschrijving maakten. Het beeld dat José de Kruif schetst, is boeiend en corrigerend.

Kasstukken
De boekhouding van het uitgevershuis van Pieter van Cleef loopt van 1739 tot 1772. Het bestaan voor een boekhandelaar en uitgever was hard. Er moest hard gewerkt worden en veel geïnvesteerd. Naar de gewoonte van die tijd, maar ook uit pure noodzaak, verkocht Van Cleef meer dan alleen boeken. Het allereerste kasstuk van 9 juni 1739 boekt de verkoop aan ene monsieur Fr. Tragter: Schriften en... ouweltjes. Een bijzondere gewaarwording, zo'n eerste boeking. Het kasboek geeft duidelijk aan dat de toenmalige boekhandelaar veel meer deed dan uitsluitend boeken verkopen: hij verkocht ook pennen, potloden, schrijfpapier, deed aan boekbinden, antiquariaat en (soms) het houden van boekenveilingen. Het werd (of moest) er allemaal bij gedaan worden.

De tijden waren bepaald niet rooskleurig. Rond 1740 waren er in Den Haag vijftig boekhandels, waarvan er zestien failliet gingen. De Kruif corrigeert daarmee het bestaande beeld van de geweldige opleving in de boekhandels- en uitgeverswereld in de 18e eeuw.

Op pagina 115 komt De Kruif daar nog eens op terug. Ze blijft niet staan bij een beschrijving en constatering van veel ”boekhandelaarsverdriet”, maar ze onderwerpt de feiten aan een nauwkeurig onderzoek. Geholpen door economische statistieken schetst ze een scherp beeld van de economische omstandigheden. Wie waren de kopers en wat kochten zij?

Vader Cats
Aan de hand van inventarislijsten van Haagse notarissen wordt duidelijk wát de Haagse burgerij in de boekenkast had. Er moet voorzichtig met de gegevens worden omgegaan, omdat er ook nalatenschappen waren die niet geïnventariseerd werden. Er zijn collecties bekend van beroemde verzamelaars die buiten beschouwing zijn gelaten en ook van bepaalde vooraanstaande families werd geen inventarislijst samengesteld, omdat de boeken in de familie bleven. Tóch kan er een redelijk overzicht gegeven worden.

Op pagina 194 geeft De Kruif een lijst van twaalf titels die het meest werden aangetroffen. Even heb je het gevoel dat je een bibliografie van ds. J. van der Haar opslaat, want hoe luidt de lijst? Jacob Cats, Flavius Josephus, J. van der Kemp, J. d'Outrein, W. à Brakel, E. van Meteren, H. de Groot, F. Ridderus, F. A. Lampe, H. Sibersma, D. Knibbe en tot slot Z. Ursinus.

Vader Cats bovenaan. Er waren notarissen die zo vertrouwd waren met Cats, dat ze zelfs de titel van het boek niet vermeldden, maar kortweg schreven „het boek van Cats.” Het blijft een raadsel welk boek dat geweest zal zijn. De Kruif vermeldt enkele gegevens van uitgever J. J. Schipper, die in 1658 al 25.000 exemplaren van Cats' boekje ”Spieghel van de oude en nieuwe tyt” gedrukt heeft. Wellicht wordt dit boek bedoeld.

Vrome boeken
In een aparte paragraaf gaat de auteur uitvoerig in op de godsdienstige lectuur. Ze opent met een citaat van de beroemde Diderot, die in 1773-1774 een rondreis door Nederland maakte en in zijn reisverslag schreef: „Vrome boeken vinden gretig aftrek; in alle huizen zowel in de steden als op het platteland, vindt men Bijbels, Nieuwe Testamenten, preken en godsdienstige leerboeken.”

„In alle huizen” lijkt me overdreven, maar gezien het overzicht heeft Diderot goed gezien dat „vrome boeken” veel voorkomen. Het is verleidelijk om De Kruif op de voet te volgen als ze de ”bestsellerlijst” bespreekt, maar dat laat de ruimte niet toe.

Hier en daar merk je dat de auteur te weinig kennis heeft genomen van de rijke literatuur over de Nadere Reformatie van de afgelopen tien à vijftien jaar. Als ze op pagina 204 de ”Korte schets” van d'Outrein bespreekt (nummer 4 op de bestsellerlijst, 61 maal aangetroffen op de inventarislijsten) mis ik een verwijzing naar de dissertatie van W. Verboom. Verboom heeft de opbouw van de ”Korte schets” beschreven, die door drie groepen catechisanten gebruikt kon worden. Ook vergist de auteur zich als ze stelt dat J. van der Kemp een nu totaal vergeten auteur is en voor Ridderus had verwezen moeten worden naar de studie van ds. D. J. Budding in het Documentatieblad Nadere Reformatie.

Censuur
Heel interessant is wat De Kruif schrijft over de boekencensuur. De Haagse kerkenraadsleden hielden nauwkeurig in de gaten wat er gedrukt en gelezen werd. Zelfs veilingcatalogi ontgingen hen niet. In de kerkenraadsnotulen van november 1749 staat dat „alle vlijt is aangewend om de godloose boeken van Servetus, die hier op een publieke auctie verkogt zijn, magtig te worden, maar dat eenige reeds verzonden waren na Duytsland.”

Hetzelfde gebeurde in 1771 toen er een vertaling verscheen van een boek van Rousseau. Alle exemplaren moesten afgegeven worden aan de ”gildeknechten” die ze in opdracht van de magistraat kwamen ophalen.

Uit dit rijke boek zou veel meer te citeren zijn, maar u kunt het beter zelf aanschaffen. Het is door Walburg Pers voortreffelijk uitgegeven. Een aanwinst voor uw boekenkast.