Boekrecensie

Titel: De wetten van het treurspel. Over ernstig toneel in Nederland, 1700-1772
Auteur: Anna de Haas

Uitgeverij: Verloren
Hilversum, 1998
ISBN 90 6550 604 7
Pagina's: 350
Prijs: ƒ 69,-

Recensie door drs. G. C. de Waard - 10 november 1999

De schouwburg als school der deugd

Hoe dacht men in de achttiende eeuw in Nederland over toneel? Dat was de vraag die Anna de Haas tijdens haar studie stelde. Het antwoord heeft zij zelf gegeven in een dissertatie (1997) aan de Universiteit van Amsterdam, waarvan vorig jaar een handelseditie verscheen: ”De wetten van het treurspel”.

De studie van Anna de Haas wil een gids zijn tot de Nederlandse treurspelopvattingen en het treurspel van de Frans-classicistische periode van onze literatuurgeschiedenis, hier begrensd door de jaren 1700 en 1772: het eerste „het moment waarop het classicisme definitief ingeburgerd is”, 1772 het jaar waarin de Amsterdamse schouwburg afbrandde (symbolisch einde van de periode).

Franse dichters
Het treurspel is, sinds de komst van de Renaissance, het genre dat bij de dichters de eerste plaats inneemt en het is dan ook in dat genre dat de veranderingen zich het duidelijkst manifesteren. Vondel wordt bewonderd om zijn weergaloze dichtkunst, maar wordt, hoewel zijn ontwikkeling in de richting van het classicisme ging, bekritiseerd –met tijdgenoten– om gebrek aan spanning en om zijn bijbelse stof: de naam van God en gewijd vocabulaire is taboe op het nieuwe toneel.

Jan Vos wordt afgekeurd om vuile taal, gruweltaferelen, godslastering. De spelen van Shakespeare en Lope de Vega zijn „wanschape kluchten.” De kritiek op het Spaanse toneel, dat zich een plaats in de schouwburg had veroverd, was echter minder fel dan die op de Engelse stukken, die „vuiligheit, godloosheit en ongebondenheit” vertonen, de deugd onderdrukken en het kwaad doen zegevieren. Maar ja, de Engelsen zijn nu eenmaal wreed, meent Huijdecoper, en anderen zeggen het met hem.

Het pre-classicistische toneel is, met de woorden van Andries Pels, de bewerker van Horatius' poëtica, niet „op onze tijden en zeden gepast.” Hetzelfde geldt voor de Ouden: het Griekse en het Latijnse toneel kunnen niet ten voorbeeld dienen. Dat kunnen alleen de Franse treurspeldichters. Er is dan ook veel werk van hen (meestal bewerkend) vertaald. Maar waardering heeft men in Nederland weinig voor de liefde op z'n Frans, die dominant en frivool is. Een Nederlands stuk moet om hoger zaken gaan dan minnenijd en minnewraak. Om vaderland en plicht bijvoorbeeld. Liefde op z'n Nederlands is zuiver, trouw en kuis. Een treurspel zonder liefde verschijnt bij ons in 1723, maar het is een stuk van Voltaire (over de dood van César) waardoor in Nederland het idee van een treurspel zonder liefde wordt gelegitimeerd.

Stofkeuze
De eerste zes hoofdstukken van De Haas' boek vormen in feite een inleiding op de behandeling van de wetten van het treurspel. Een enkele bladzijde is gewijd aan toneelpoëticale geschriften.

Het laatste van die zes hoofdstukken handelt over de stofkeuze. Het blijkt dat historische stof (vaderlandse of niet-vaderlandse geschiedenis) in de achttiende eeuw veruit favoriet is. Een aan de fantasie ontsproten onderwerp acht men minder gewenst, omdat de lezer of toeschouwer „het ware nut en vermaak niet kan hebben van de redeneringen, hoe wijs, hoe welsprekend”, en de mythologie van de Oudheid is in strijd met de eis van waarschijnlijkheid. Ze zou het geloof in magische en andere wonderbaarlijke zaken kunnen stijven.

Ook het vertonen van zaken het christelijk geloof betreffende, werd over het algemeen niet-betamelijk geacht. Een heel hoofdstuk (het negentiende) is aan het verbod tot opvoering gewijd. Dat verbod gold als een toneelwet. Niet alleen bijbelstof, vooral die van het Nieuwe Testament, viel eronder, maar ook zaken die de kerk raakten. Schreef men bijbelse stukken, dan waren die doorgaans als leesdrama's bedoeld.

Triomf der deugden
Voorstanders van het openbare toneel achtten het bezoeken van de schouwburg een geoorloofd vermaak als dit leerzaam was. De schouwburg is een school der deugden; poëtische gerechtigheid is dan ook hét leerstuk van het Nederlandse classicisme (de deugd wordt beloond, het kwaad wordt gestraft). Hoofdstuk 23 laat zien hoe die triomf der deugden werd gerealiseerd. Na 1760 kwamen er „lieden van een andere smaak”, voor wie die poëtische gerechtigheid geen vanzelfsprekende zaak was, en die een natuurlijker toneel wensten, een toneel over mensen met herkenbare problemen.

”De wetten van het treurspel” is geen boek voor een breed publiek, maar wie zich beroepshalve met het (classicistische) toneel bezighoudt, kan het niet ongeopend laten. De wetten van dat toneel, met betrekking tot de eenheden, de waarschijnlijkheid, de aaneenschakeling der tonelen bijvoorbeeld, zijn ruim bekend. De Haas informeert ons over jurisprudentie en over naleving ervan.