Boekrecensie

Titel: Fryslan, staat en macht 1450-1650
Redactie: J. Frieswijk e.a.

Uitgeverij: Verloren
Hilversum, 1999
ISBN 90 6550 043 X
Pagina's: 245
Prijs: ƒ 44,-

Recensie door drs. P. L. Trommel - 27 oktober 1999

Friesland, 500 jaar een 'staat'

Wie bij Nederlandse geschiedenis niet meteen aan Hollandse geschiedenis wil denken, kan ”Fryslan, staat en macht 1450-1650” lezen. De bundel reikt veel studiemateriaal aan over een van de andere Nederlandse gewesten in de woelige periode van 1450 tot 1650.

Steeds vaker wordt er gesproken en gedacht over eenwording in Europa, waarbij nationale Europese staten een gedeelte van hun politieke en economische macht uit handen geven ten gunste van Europa. Bij bepaalde groepen in de samenleving wakkert dit proces te meer de nationale gevoelens aan en wordt graag teruggewezen naar de tijd dat Nederland een protestantse natie vormde.

Het is daarom zinvol aandachtig het staatsvormingsproces in de 15e en 16e eeuw in Europa te bekijken. De problemen van een tijd waarin regio's of provincies –al dan niet gedwongen– opgingen in nationale staten vertonen zeker overeenkomsten met de kinderziektes van een verenigd Europa. Voor wie op provinciaal niveau deze materie eens onder de loep wil nemen, is de bundel ”Fryslan, staat en macht 1450-1650” een interessante studie.

500 jaar
De bundel bestaat uit twaalf bijdragen van historici die in juni 1998 het woord voerden op een congres, georganiseerd door de stichting ”Fryslan 500”. Ze herdachten het feit dat 500 jaar geleden, in 1498, Friesland door Albrecht van Saksen onder het gezag van één landheer werd gebracht. Met deze gebeurtenis werd min of meer de Friese eenheid geboren. De gedenksteen op de fraaie omslag van de bundel verwijst hiernaar. Boven het wapen staat op de steen de tekst ”Alb[er]tus Dux Sax[onie] Gub[ernator] Phr[isie]”, hetgeen zoveel betekent als Albrecht, hertog van Saksen, bestuurder van Friesland, met onderaan het gedenkwaardige jaar 1498.

Uiteraard speelt in de bijdragen aan dit boek het genoemde jaartal een grote rol. Het is het eerste van de drie breukvlakken in de centraal staande periode van de Friese geschiedenis. Na een helder voorwoord van de redactie opent prof. W. P. Blockmans, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit Leiden, de rij met een interessant betoog in breder verband over het staatvormingsproces in Europa rond 1500.

Blockmans constateert dat bij het beschouwen van dit proces door ons als 20e-eeuwers, de nodige vooroordelen meespelen. Er wordt te veel vanuit de eigen bestaande situatie van een land, met 20e-eeuwse grenzen en cultuur, naar de geschiedenis gekeken. Omdat het nationaal bewustzijn zo'n grote rol speelt in het interpreteren van historische processen, zijn wij te vaak bezig te verklaren hoe een land geworden is zoals het nu is.

Glorierijk
Met andere woorden, wij nemen het eindpunt van een ontwikkeling als uitgangspunt. Andere ontwikkelingen, die de geschiedenis een andere wending hadden kunnen geven, laten wij voor het gemak aan de kant omdat zij niet passen in het beeld dat wij hebben van de geschiedenis. Concreet voor Nederland betekent dit dat wij graag de glorierijke fasen uit de vaderlandse geschiedenis naar voren halen, die ons als Nederlanders aan elkaar verbinden.

Blockmans voert een pleidooi om te doen wat iedere historicus dient te doen, namelijk onbevooroordeeld de geschiedenis beschouwen en niet onze situatie projecteren op het verleden. Zo wordt de Europese eenwording in onze tijd overwegend positief gewaardeerd, terwijl men ten tijde van dit proces zelf daar vaak heel andere gedachten over had.

Ook de genoemde Albrecht van Saksen heeft in Friesland de nodige tegenwerking ondervonden bij het aanbrengen van eenheid. Als dank voor bewezen diensten in de Nederlanden had hij het bestuur gekregen over het gewest van de Friezen, die tot dat moment niet gewend waren geweest aan het gezag van een landheer.

Allerlei vetes en partijschappen belemmerden de centralisatie van het gezag. Ook vanuit de Friese samenleving had men geen behoefte aan machtsconcentratie. Economisch ging het goed. De landbouw en de handel hadden geen baat bij regelgeving of bemoeienis van bovenaf. Ook van rondom hadden de Friezen niet zodanig veel te maken met bedreiging van hun gebied dat dit leidde tot de vraag naar een centraal defensief apparaat. In 1515 werd ten slotte het gezag over Friesland overgedragen aan de jonge Karel V, die als wereldheerser op nog veel grotere schaal zijn gebieden zou gaan centraliseren.

Specialistisch
Voor de niet-Friese lezer vormt dit eerste artikel van Blockmans samen met de laatste twee artikelen waarschijnlijk het meest interessante gedeelte van de bundel. De laatstgenoemde bijdragen, van dr. L. Kooijmans en prof. A. Th. van Deursen, behandelen respectievelijk de vraag hoe Willem Frederik stadhouder van Friesland werd en de plaats van het gewest Friesland in de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden, onderwerpen die het geheel van de Republiek aangaan en niet alleen het Friese gewest.

De tussenliggende artikelen zijn tamelijk specialistisch en behandelen onderwerpen als een vergelijking tussen het staatvormingsproces in Friesland en in Zwitserland, de Friese vetemaatschappij, militaire innovaties, de politieke realiteit van het Saksische bestuur, het wel en wee van enkele Friese vrijheidsstrijders, economische ontwikkelingen, kerk en staat en de positie van de Friese adel in het tweede kwart van de 17e eeuw.

Het artikel over de overeenkomsten tussen Friesland en Zwitserland bijvoorbeeld bevat een gedetailleerde vergelijking van het systeem van communalisme in beide gebieden. Het gaat hier om een samenwerkingsvorm tussen landschappen of steden, in Zwitserland ”Orte” genoemd, die door middel van overleg een soort onafhankelijke eenheid hebben gevormd zonder centraal gezag, het zogenaamde Eedgenootschap.

Holland
Dr. O. Vries, die deze bijdrage verzorgde, ziet in het Friesland van voor 1498 veel overeenkomsten met de Zwitserse situatie. De Friese pogingen om de vrijheid te handhaven waren echter niet levensvatbaar. Hij wijt dit vooral aan het ontbreken van sterke leiding vanuit de Friese steden, hetgeen in Zwitserland wel het geval was. Zodoende kon Friesland in 1498 onder het bestuur van de genoemde Albrecht van Saksen komen.

Concluderend kunnen we zeggen dat deze fraai uitgevoerde en geïllustreerde bundel een reeks wetenschappelijke, goed geannoteerde artikelen bevat. De geïnteresseerde lezer die bij Nederlandse geschiedenis niet meteen aan Hollandse geschiedenis wil denken, krijgt veel studiemateriaal aangereikt over een van de andere Nederlandse gewesten in de woelige periode van 1450 tot 1650.