Boekrecensie |
Titel: De eeuw van mijn vader Auteur: Geert Mak Uitgeverij: Atlas Amsterdam, 1999 Pagina's: 500 ISBN 90 450 0127 6 Prijs: 49,90 (paperback) ISBN 90 450 0317 1 Prijs: 69,90 (gebonden)
|
Recensie door dr. ir. J. van der Graaf - 29 september 1999
Een eeuw, een zuil, een familieOvergrootvader Mak sprak bevindelijke taal. Grootmoeder Mak bracht de familie in gereformeerde vaarwateren. Vader Mak werd zendingspredikant in Indië. In De eeuw van mijn vader houdt Geert Mak de wederwaardigheden in zijn familie tegen het licht van de 20e-eeuwse geschiedenis. De VU-hoogleraar Oude Testament C. van Gelderen, die om onnaspeurbare redenen met de bijnaam Katoentje door het leven ging, een briljant wetenschapper, zei in het begin van de jaren twintig op college tot zijn studenten dat bepaalde bijbelboeken door diverse auteurs moesten zijn geschreven. Aan het boek Job hadden, gezien de stijlbreuken, ten minste drie auteurs gewerkt. Misschien zelfs in verschillende perioden. Tijdens een van zijn colleges raakte hij zo in vervoering bij zijn wetenschappelijke analyses dat hij in alle opzichten losraakte van de officiële kerkleer. Opeens brak hij zijn betoog af, ging naast de katheder staan en zei: Mijne heren, ik geloof in de Heilige Schrift als het onfeilbare woord van God. Einde college! Hij kon kennelijk geloof en wetenschap niet langer met elkaar verenigen. Deze gebeurtenis tekende Geert Mak voor zijn boek De eeuw van mijn vader op uit de mond van zijn vader, wijlen ds. C. (Catharinus) Mak, die student was aan de VU kort nadat de twee grote leiders en pioniers, Kuyper en Bavinck, waren overleden (in 1920 en 1921). Daarmee was op allerlei terreinen een gezagsvacuüm (...) ontstaan. Het was de tijd waarin de emancipatie van de kleine luiden was voltooid. Mak voegt toe: Katoentje was een van de eersten, en er zouden er velen volgen. Met al zijn innerlijke conflicten was hij een voorbeeld van veel gereformeerden in de twintigste eeuw: vroom maar niet blind, principieel maar ook modern, en altijd met zichzelf op gespannen voet. Het boek De eeuw van mijn vader, dat gisteren in Schiedam ten doop werd gehouden, zal zeker zo veel aandacht trekken als Hoe God verdween uit Jorwerd, dat in korte tijd veel drukken beleefde.
Kroniek De Makken kwamen uit Zwart Nazareth, Schiedam. Een lauwe stank wasemde uit de muren van de drankfabrieken, de grachten dampten, de ogen van de arbeiders zwommen in de alcohol, de vrouwen waren mager en zwanger, de kinderen hoestten zich de longen uit het lijf (1899). Daar was gevestigd Zeilmakerij Mak en Zonen. Beslissend voor de kerkelijke weg die de Makken zouden gaan was grootmoeder, een vrouw vol van zonde en zondeval, en Adam en genade, en strijd en bekering, een vrouw die graag met mensen van de eilanden van de overzijde praatte over het leven bij God, na de dood, met name een eierboer, die als Jacob aan de Jabbok had geworsteld. Haar man trok zich er niets van aan de grootvaders hingen een vrije geloofsrichting aan en de kinderen zaten ertussen. Grootmoeder had intussen haar moeder op dier sterfbed beloofd de gereformeerde dominee te zullen volgen: Voed je kinderen op in de ware leer, opdat ze gered worden. En zo werd een hele tak van die brave, apolitieke hervormde Makken opeens gereformeerd, en daarmee deelgenoot aan een van de meest strijdbare emancipatiebewegingen van deze eeuw.
Bevindelijk Mak vermoedt dat zijn overgrootvader tot de mystieke gemeenschappen (gezelschappen) in de Hervormde Kerk behoorde, waar uiteindelijk de Gereformeerde Bond, de zwaar orthodoxe SGP-vleugel binnen de Hervormde Kerk, uit ontstond. In een noot verduidelijkt de auteur dit nog, maar maakt dan de historische vergissing de Gereformeerde Bond gelijk te schakelen met die bevindelijke gelovigen, die eigen gemeenten stichtten, eigen jeugd- en zendingsorganisaties, een eigen krant en zelfs een eigen politieke partij. Nader onderzoek zou hem hebben kunnen leren hoezeer de Gereformeerde Bond met de anti-revolutionaire beweging verwant is geweest. Het boek heeft geen wetenschappelijke pretenties, zegt de auteur. Maar dan nog Raadpleging van een kenner zou beter geweest zijn dan van een kennis.
Cas Halverwege het boek wordt Cas geboren, die later, na scheikunde, theologie gaat studeren en vervolgens dominee wordt in een Utrechts plaatsje, dat zwaarmoedig tegen de rivierdijk lag, waar de mensen wat vreemd tegen hem aankeken omdat hij zo knap preekte, op Tweede Paasdag de tuin omspitte en zeer bevriend was met de pastoor. Maar 't was 'm niet. Deze dominee overleed al in de jaren zeventig. De oud-synodepreses, ook Cas, komt in het boek niet voor.
Nederlands-Indië Indië krijgt breed aandacht, omdat vader Mak zendingspredikant was in Medan en het gezin daar werd gedrieeëndeeld: twee kinderen in een pleeggezin in Zeist, vader bij de beruchte Birmaspoorlijn (200.000 doden), de rest van het gezin in een jappenkamp. In Birma overigens sneerde medegevangene Wim Kan, de cabaretier die later als seculiere 'dominee' het Nederlandse volk over de oudejaarsdrempel moest helpen, over een vervelende koekenbakker die de bijbel als een soort dagblad beschouwt, vol van gemengd nieuws, toepasselijk op elke gebeurtenis. Na de bevrijding ging de gereformeerde zendingsdominee 'om' inzake zijn visie op de onafhankelijkheid van Indië. Toen de ex-minister van Koloniale Zaken alhier, de katholieke heer Welter, de arbeiders voorhield dat de 14 procent bijdrage van Indië aan de Nederlandse economie voor de kleine man betekende zijn bioscoopje, zijn biertje, een nieuw fiets, een nieuwe mantel voor zijn vrouw, alles wat het leven waard maakt geleefd te worden, zwichtte ds. Mak voor de argumenten van zijn vriend Jo Verkuyl, dezelfde die later ook Bruins Slot van de Anti-Revolutionaire Partij op een ander been zette. Hij zwichtte zelfs halverwege een serie artikelen in Woord en Geest. Hij raakte ervan overtuigd dat Nederland het recht had verloren om zeggenschap over Indië te hebben. Een slotartikel, waarin hij zijn 'ommezwaai' wilde verwoorden, werd door de redactie geweigerd.
Vleeschkleurige kousen
Emancipatie Op de voltooiing van de sociale emancipatie volgde een andere ontwikkeling, ontdekkend voor een zich emanciperend volksdeel vandaag. De gereformeerden raakten, om een woord van Buskes te gebruiken, in goeie doen, waaraan hij toevoegde: principieel verloren. In De Standaard, het blad van Kuyper, begonnen advertenties over auto's te verschijnen. Toen in 1934 het honderdjarig feest van de Afscheiding en het vijftigjarig feest van de Doleantie gevierd werd, hing de garderobe vol bontjassen en op de receptie wemelde het van de ministers, kamerleden, burgemeesters en andere hoogheden van eigen teelt. En toen Hendrik Colijn, bij de ARP-aanhang nog meer geliefd dan Kuyper, in 1930 een eredoctoraat kreeg aan de VU, schonk hij zijn promotor hij was zelf miljonair twaalf flessen oude cognac. De gereformeerde zuil stond nog wel jarenlang recht overeind. De hele wereld was gereformeerd: de universiteit, de groentenboer, de padvinderij, zelfs de hekjes van de huizen en de bladeren van de bomen. In de jaren vijftig leek het allemaal nog vroom maar achter de schermen was stille afvalligheid gaande. Totdat er in de jaren zestig en zeventig bij de jeugd een zwijgend non-respect ontstond voor degenen die de leiding hadden. De volgende generatie ging over tot openlijk protest. Ook bij de Makken verdween de negentiende eeuw voorgoed uit hun leven. Het jaar 1973 vormde ook voor hen het einde van de culturele revolutie.
Geloof Maar genoeg over dit fascinerende boek, waarin een eeuw, een zuil en een familie aan ons oog voorbijtrekken. De schrijver zelf blijkt ook volop aan de verdere ontwikkelingen, onder meer aan de VU, te hebben deelgenomen. Hij komt tot de erkentenis zo'n beetje van het geloof te zijn afgevallen. Op het nippertje werd zijn huwelijk nog kerkelijk door zijn vader bevestigd. Kleinkinderen van vader-dominee Mak vormen nu een gevarieerd gezelschap, een andersoortig geslacht, zegt hij, dan zijn ouders in 1924 voor ogen hadden toen ze zich samen lieten fotograferen. Van hoevelen vandaag geldt dat niet?! Maar van zijn moeder zegt de auteur dat ze in de oorlogsjaren is gered door haar sterke geloof: daar ben ik van overtuigd, de nabijheid van God was voor haar een realiteit. Over zijn tobbende grootmoeder schrijft hij dat de familie toen ze overleden was er vanwege haar godvuchtige leven van overtuigd was dat ze in de hemel was. En bij de huidige generatie signaleert hij een hang naar geloof dat individueel en persoonlijk is gericht, heel anders dan het gemeenschappelijke geloven van mijn vaders afgescheiden kerkje in Brielle en het bulderend samen zingen in de Friese dorpsgemeenten. Een eeuw trekt in dit boek voorbij. Alleen al in Europa zijn in die eeuw 115 miljoen Europeanen door politiek geweld om het leven gekomen. Hoevelen hebben het Leven gevonden? Dat laat zich in een boek als dit niet tellen. De vraag die onweerstaanbaar overblijft na lezing van dit indrukwekkende boek, is hoeveel geloof er zijn zal in de eeuw die zich aandient. Met het geloof van gisteren kunnen we niet toe.
|