Boekrecensie

Titel: Rose Jakobs, De Roos die nooit bloeide. Dagboek van een onderduikster, 1942-1944
Bezorgd en ingeleid door Edith Samuel-Jakobs

Uitgeverij: De Arbeiderspers
Amsterdam, 1999
ISBN 90 295 2287 9
Pagina's: 137
Prijs: ƒ 25,00

Recensie door W. M. Bakker - 22 september 1999

Joodse Rose schrijft drie dagboeken in onderduikperiode

Ome Sam wordt fluisterend boos

Meer dan vijftig jaar lagen de drie dagboekschriftjes van Rose Jakobs bij haar zus Edith in een kast. Al die tijd riepen de aantekeningen van haar in 1944 overleden zus bij Edith te veel emoties op. Nu heeft ze pas de moed gevonden de dagboeken aan de openbaarheid prijs te geven, omdat ze de herinnering aan Rose levend wil houden. „Het is een schrijnend voorbeeld van wat oorlog en vervolging gewone mensen kan aandoen.”

In augustus 1942 besluit het traditioneel joodse gezin Jakobs –vader, moeder, de tweeling Rose en Martin, Edith en Bert– onder te duiken. De gezinsleden worden over verschillende adressen verdeeld. Vanaf 27 augustus '42 houdt Rose –op dat moment 16 jaar– in Nijmegen een interessant dagboek bij. „En zo zitten we hier nu met z'n zessen; Ome Sam met vrouw en kroost en mijne weinigheid op een gerieflijk ingerichte zolder.”

Treffend weet Rose de sfeer te schetsen. „Geen enkel woord wordt hardop gezegd. Manfred zingt luisterend, Ome Sam wordt fluisterend boos, en Dolfi gaat fluisterend protesterend op de familiepo.” In het begin heerst er nog een zeker optimisme. „Gisteren hebben we een jubileum gehad”, schrijft Rose op 6 november 1942. „Tien weken zijn we nu al hier! (...) Hoe lang zou dit nog duren? Nog eens tien weken? Of nog langer? Vader rekent met mei 1943.” In februari '43 rekent Rose erop dat de oorlog in oktober afgelopen is, maar in juni van dat jaar verzucht ze: „Als er geen wonder gebeurt, duurt de oorlog nog jaren.”

Pond boter
In haar aantekeningen beperkt ze zich niet tot de wederwaardigheden van het kleine groepje onderduikers. Ze maakt –in beperkte mate– ook melding van de hoogte- en dieptepunten in de wereld om haar heen: de geboorte van prinses Margriet in Canada, het begin van de invasie in Frankrijk. Ook gegevens over de prijs die voor producten betaald moet worden, plaatsen het persoonlijke dagboek in een breder kader. In mei 1943 schrijft Rose: „We moeten nu voor een pond boter ƒ 20,00 betalen. Ik vind het reuze gemeen dat de boeren ons zo afzetten.”

Op zondag 30 mei 1943 begint Rose aan haar derde schrift. „Ik verwacht beslist, dat ik in dit dagboek de betekenisvolle woorden kan neerschrijven: Het is vrede.” Al lezend merk je hoe hoop en wanhoop elkaar voortdurend afwisselen. Het kost Rose steeds meer moeite te leven met het gevoel „slechts geduld te worden.” Over de mensen bij wie ze in huis is, schrijft ze: „Elk uur van de dag laten zij ons voelen, hoe genoeg zij ervan hebben. Dat kan ik mij heel goed indenken, maar ons gaat het ook vervelen.” In november verlaat ze het onderduikadres in Nijmegen en komt ze bij haar ouders in Beek terecht.

Vreselijke bevrijding
De laatste dagboekaantekeningen dateren van 1 oktober 1944. Edith Samuel beschrijft vervolgens in het kort hoe het verderging. Ze spreekt van een „vreselijke bevrijding.” „Oorlog, gevechten in en om ons huis, dat bij Beek bij Nijmegen lag. Doden, angst, spanning, bidden.” Edith en Rose bieden hun hulp aan bij het verplegen van gewonde bevrijders. „Eindelijk konden we actief zijn, na die passieve jaren van de onderduiktijd.”

Als de zussen op 2 oktober op weg zijn naar de eerstehulppost treft een splinterbom uit een overkomend vliegtuig hen. Rose wordt dodelijk getroffen, een splinter in haar hart maakt een eind aan „haar veelbelovende leven.” „De naam Rose gaat door in onze familie van generatie op generatie, zodat Rose niet naamloos ten onder zal gaan”, schrijft Edith in haar nawoord. Ze heeft er goed aan gedaan nu ook een breder publiek met de onderduikervaringen van haar zus te laten kennismaken.