Boekrecensie

Titel: Een zegenrijk gewest. Nieuw Nederland in de zeventiende eeuw
Auteur: Jaap Jacobs

Uitgeverij: Prometheus/Bert Bakker
Amsterdam 1999
ISBN 90 5333 803 9
Pagina's: 557
Prijs: ƒ 75,-

Titel: De wereld van Peter Stuyvesant. Nederlandse voetsporen in de Verenigde Staten
Auteur: Lucas Ligtenbert

Uitgeverij: Balans
Amsterdam, 1999
ISBN 90 5018 426 x
Pagina's: 311
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door dr. J. L. Krabbendam - 28 juli 1999

Hollands glorie in Amerika

Nieuw Nederland, de kolonie die de grondslag legde voor het latere New York, was een microkosmos van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, een Nederlands verlengstuk op Amerikaanse bodem. Tussen 1624, het jaar waarin de stad Nieuw Amsterdam werd gesticht, en 1664, het jaar waarin Peter Stuyvesant de kolonie zonder bloedvergieten aan de Engelsen overgaf, was deze groep plaatselijke nederzettingen bijna een kopie van de Republiek. Voor het eerst is de inrichting van de samenleving op Manhattan en omstreken op basis van primaire bronnen door een Nederlandse historicus gedetailleerd beschreven.

De Leidse Jaap Jacobs promoveerde op het proefschrift ”Een zegenrijk gewest. Nieuw Nederland in de zeventiende eeuw”. Hij reconstrueerde de ontwikkeling van een kwetsbare nederzetting aan de Hudson, die als ondersteuning van de eigendomsrechten van de West-Indische Compagnie (1621) diende, tot een welvarende stad met een multiculturele bevolking van een paar duizend man.

In de veertig jaar dat de kolonie in Nederlandse handen was, waren er slechts een paar verschillen met het moederland, dat is de belangrijkste conclusie van Jacobs' nauwgezette onderzoek. Het klimaat kende meer extremen, de natuur was grotendeels ongerept, de economie dreef op bevers en tabak, schelpen functioneerden als betaalmiddel, maar verder ontwikkelde de vestiging zich steeds meer in de richting van een calvinistische samenleving naar Nederlands model.

Dat lag niet zozeer aan de weinige predikanten, die aanvankelijk door de WIC (onder)betaald werden, maar aan de handhaving van de publieke status van de kerk door de bewindvoerders. Godsdienstige emigratie bleef beperkt tot utopisten zoals Plockhoy en De Labadie, in tegenstelling tot de vele religieus gemotiveerde nederzettingen van de Puriteinen in Nieuw Engeland. Het gedogen van kerkelijke minderheden als de lutheranen ging niet zover dat ze een predikant mochten beroepen. Toen toch een lutherse predikant dacht dat hij wel getolereerd zou worden, werd hij gedwongen de wijk te nemen naar Engelse gebieden. De gewetensvrijheid van de Quakers werd gerespecteerd, maar overtreding van de plakkaten werd streng gestraft uit angst precedenten te scheppen die de behoefte aan interne eenheid zouden ondermijnen. De hete adem van de oprukkende Engelse kolonies voelden de bestuurders steeds in de nek.

Zondagsrust
Directeur-generaal Peter Stuyvesant was, zoals alle bestuurders van de kolonie, lidmaat van de Hervormde Kerk en diende haar zelfs als ouderling. De predikanten die aanhangers waren van de Nadere Reformatie en die de samenleving daarnaar wilden inrichten botsten nog het vaakst met de magistratuur. Maar ook zij konden tevreden zijn met de handhaving van de zondagsrust en het verbod op publieke vermaken. Daarnaast zorgde de spanning tussen het gezag op afstand, de wens tot inspraak van de bewoners en de ongeremde ambitie van enkele bestuurders tot hooglopende conflicten.

Een gevolg van het publieke karakter van de kerk was dat de predikanten huwelijken tussen zwarte inwoners bevestigden, hun kinderen doopten en zelfs een enkele vrije zwarte als lidmaat aannamen, al bleven ze onder aan de maatschappelijke ladder bungelen. Indianen stonden buiten de gemeenschap en het verschil in taal en gewoonten maakte bekeringen bijna onmogelijk.

Zakelijke ondernemingen
Pogingen om de indianen met het Evangelie te bereiken werden dan ook spoedig opgegeven. De liberalisering van de handel en het brute optreden van enkele directeuren verstoorden de aanvankelijke harmonie tussen indianen en kolonisten en belemmerden de groei van de nederzetting. Tot ver in de achttiende eeuw bleef het Nederlandse karakter in de Hudson Valley gehandhaafd.

Waar Jacobs een totaalbeeld van de kolonie geeft, trekt NRC Handelsblad-correspondent Lucas Ligtenberg de lijn door in de tijd, met de bijbehorende trek naar het westen. Zijn boek ”De nieuwe wereld van Peter Stuyvesant. Nederlandse voetsporen in de Verenigde Staten” biedt een rondgang langs de plaatsen waar het Nederlandse aandeel in Amerika terug te vinden is. Hij vat de geschiedenis van Nieuw Nederland en de vestigingen in het middenwesten overzichtelijk samen.

De voetsporen van de Nederlanders leidden van Nieuw Amsterdam via de Niagara-watervallen, Grand Rapids en Chicago tot het uiterste noordwesten, Lynden in de staat Washington, om vervolgens via Californië en een paar haast onvindbare plaatsjes met namen als Amsterdam en Nederland, weer in het zuidoosten de cirkel rond te maken.

Door de keuze voor een geografische indeling krijgen de verspreide voetsporen met een lichte afdruk relatief meer aandacht dan de zware. De auteur vindt tal van geslaagde zakelijke ondernemingen die door Nederlanders zijn opgezet. Hoewel de hoofdbeweging klopt, blijkt er wel wat willekeur in de uitgekozen personen en bedrijven: het is boeiend om de belevenissen van de patriot Adriaan van der Kemp en de Holland Land Company te horen vertellen, evenals die van de Nederlandse investeerders die vooral in het zuidwesten al of niet bestaande spoorlijnen financierden, maar waarom ontbreekt de schrijver van historische bestsellers in de jaren 1930, Hendrik W. van Loon, op het lijstje, en waarom worden Van Andel en De Vos, oprichters van de opzienbarende Amway Corporation, niet aan een onderzoek onderworpen?

Pete en Wayne Huizinga, miljonairs dankzij Waste Management en Blockbuster Video, krijgen een vermelding, maar Meijers, bedenker van een succesformule voor een supermarkt-warenhuis met tal van vestigingen in het middenwesten, behoort ook in de eregalerij van geslaagde (ex-)landgenoten thuis. Politici zoals senator Arthur VandenBerg en afgevaardigde Gerrit Jan Diekema zijn Nederlandse nazaten die hun voetsporen dieper hebben afgedrukt dan de boeren van Amsterdam in Idaho, Montana en Texas. Deze willekeurige selectie is een gevolg van het ontbreken van een duidelijk betoog waarin de voorbeelden een plaats kunnen krijgen.

Afgescheiden emigranten
Ligtenberg verwijst in zijn inleiding kort naar de dominee en de koopman die afwisselend het voortouw namen in de emigratie. Zijn overigens leesbare samenvatting van de landverhuizing onder leiding van de afgescheiden predikanten Van Raalte en Scholte laat wel een paar steekjes vallen. Van Raalte was verre van een ongenaakbare leider, wel was hij de onbetwiste leidsman. De consequente aanduiding van de RCA als de ”Reformed Church of America” in plaats van ”in America” versluiert juist het streven van veel Amerikaanse kerkgenootschappen om bewust een contrast te creëren met de nationale kerken in Europa. Voorts zochten deze emigranten in Michigan niet zozeer het isolement, maar juist een groot territorium waar ze de basis voor een Nederlandse gemeenschap konden leggen. De afgescheiden emigranten behoorden niet tot de allerarmsten en ze hadden niet zozeer de waarheid in pacht als wel fundamentele bezwaren tegen het hervormde kerkbestuur. Peter Stuyvesant wordt door Ligtenberg als bekrompen afgeschilderd. Als hij de beschikking over Jacobs' boek had gehad, was dit oordeel vast wat genuanceerder geweest, omdat Stuyvesants optreden dan begrepen had kunnen worden in de context van de toenmalige denkbeelden over kerk en staat.

Bruggenhoofd
Deze beide boeken voorzien dus in verschillende behoeften. Ligtenbergs boek biedt een makkelijk leesbaar overzicht van de Nederlandse aanwezigheid in allerlei regio's in Amerika, Jacobs' proefschrift graaft de fundamenten van het puur Nederlandse bruggenhoofd in Amerika op.

Wie daarnaast zelf de eerste beschrijvingen van Nieuw Nederland wil bestuderen kan de goedverzorgde website ”Wereld van Peter Stuyvesant” bezoeken op http://stuyvesant.library.uu.nl/stuyvesant. Dit project is het resultaat van de werkzaamheden van tweedejaarsstudenten van het Onderwijsinstituut voor Geschiedenis van de Universiteit Utrecht, die deze gedigitaliseerde teksten voorzagen van aantekeningen met historische achtergrondinformatie.