Boekrecensie

Titel: Uilenspiegel. De wereld op zijn kop
Auteur: Jozef Janssens e.a.

Uitgeverij: Davidsfonds
Leuven, 1999
ISBN 90 6306 394 6
Pagina's: 271
Prijs: ƒ 65,-

Recensie door Tera Voorwinden-Hofman - 16 juni 1999

Waar hij komt, zet Tijl Uilenspiegel de boel op stelten

De vele gezichten van een schurk

Eigenlijk is het pure waaghalzerij zich in te laten met een figuur over wie honderden geleerden en amateurs reeds hun mening hebben uitgesproken, over wie vele tienduizenden bladzijden werden neergeschreven en van wie de diverse verschijningsvormen gedurende meer dan 6 eeuwen inmiddels onoverzichtelijk zijn geworden. Vrome Vlaming, vrijheidsheld, wreker van onrecht en verdediger van verdrukten. Niets is wat het lijkt als Tijl Uilenspiegel opduikt.

Desniettemin verscheen bij uitgeverij Davidsfonds een boek over deze brutale schurk: ”Uilenspiegel. De wereld op zijn kop”. Langs welke kronkelwegen kwam de Nederduitse Uilenspiegel in Vlaanderen terecht? Waarom werd hij hier zo populair? Welke gedaanteverwisseling onderging Tijl in de legende van Charles de Coster? Voor welke karretjes werd hij zoal in de loop der eeuwen gespannen en hoe komt het dat de vlegel zo vaak rondwaart in strips, films en romans? De auteurs –Jozef Janssens, Eric de Bruyn, Veerle Uyttersprot, Patricia Visscher, Jan Hutsebaut, Vic Nachtergaele en Guy Segers– beogen een compleet overzicht te brengen van de manier waarop Tijl in literatuur en cultuur sinds de Middeleeuwen voortleeft.

Volksboeken
Het boek volgt de structuur van de tentoonstelling over Tijl, die in Damme te bezichtigen is. Jozef Janssens situeert de Duitse en Nederlandse Uilenspiegel in de laatmiddeleeuwse stadsliteratuur, waarbij het wereldbeeld van zijn geestelijke vader Hermann Bote uit Braunschweig gebruikt wordt als sleutel tot zijn bedoelingen. Eric de Bruyn onderwerpt de iconografie van de uil aan een grondig onderzoek en speurt naar parallellen tussen Uilenspiegel en de eigentijdse schilderkunst, met name het oeuvre van Jeroen Bosch. Veerle Uyttersprot bespreekt vergelijkenderwijs het Nederlandse en het Duitse verhaal aan de hand van een aantal houtsneden uit vroege volksboeken. Patricia Visscher volgt de ontwikkeling van de volksboeken van de zestiende tot en met de negentiende eeuw en Jan Hutsebaut onderzoekt de historische redenen om voor Damme de status Uilenspiegel-stad op te eisen. Vic Nachtergaele belicht de achtergronden van ”La légende d'Ulenspiegel” (1867), de veranderingen die Charles de Coster ten opzichte van de bestaande traditie aanbracht, zijn bedoelingen en talrijke vertalingen en bewerkingen. Guy Segers ten slotte geeft een persoonlijk gekleurd overzicht van de veelsoortige nawerking van de Uilenspiegel-figuur in de twintigste eeuw.

Geen eenvoudige taak is het die de schrijvers van het boek op zich namen. In Noord-Duitsland alleen al werden over Uilenspiegel het laatste kwart van de eeuw zo veel symposia en colloquia georganiseerd dat hij aldaar gerust als het drukst bestudeerde onderzoeksitem binnen de cultuurgeschiedenis kan worden beschouwd. Dat de schrijvers desondanks aan de aartsschalk een boek en een tentoonstelling wilden wijden, mag in de zin van Erasmus een grote dwaasheid heten. Maar zoals de Nederlandse humanist voor bepaalde vormen van zotheid sympathie kon opbrengen, zo moet het ook mogelijk zijn voor het Uilenspiegel-project waardering op te brengen.

Stadscultuur
Wetenschappelijk onderzoek is aan mode onderhevig. Na de Tweede Wereldoorlog werd Tijl vooral vanuit folkloristisch oogpunt benaderd. Men legde de nadruk op zijn schelmenkarakter en volkse aard, op Uilenspiegel als de vrolijke olijkerd, die eigenwaan en domheid doorprikt. In de jaren zeventig keerde het tij. Historici en filologen kregen een duidelijker zicht op de laatmiddeleeuwse stadscultuur, hadden de ambitie om binnen de context van die dagen de oorspronkelijke functie van het volksboek te achterhalen en ontdekten het procédé van de ironische omkering. Het resultaat was een wat negatieve Uilenspiegel, die het dominante beeld van de jaren tachtig zou worden.

Ondanks enkele schuchtere tegenstemmen blijft dit beeld nog steeds overeind en spoort dit met de tendens om mythes van allerlei aard te nuanceren of zelfs te ondergraven. Vele malen is Tijl als boegbeeld voor de meest diverse ideologieën misbruikt. In dit opzicht deelt hij het lot van de slimme vos Reynaert, met wie hij ook in het onderzoek op veel manieren verbonden blijkt.

Nieuwe gezichten
In de bijdragen van dit boek komt als leidmotief naar voren hoe Uilenspiegel de meest verschillende gedaanten kan aannemen, telkens nieuwe gezichten in zijn spiegel laat verschijnen: een vies ventje, een wijze hofnar, een schelmse deugniet, een liefhebbende geus in het leger van Willem van Oranje, een verbitterde idealist, een blonde, blauwogige nazi, een bevrijder van linkse signatuur, een heroïsche strijder in de Boerenoorlog.

Hoe verscheiden zijn verschijning ook is, overal waar hij komt zet hij de boel op stelten, veroorzaakt hij onrust, ontstaat er chaos. ”De wereld op zijn kop”, ook de titel van de tentoonstelling, is nog niet zo gek; het koddige zicht van een omgekeerde wereld relativeert de alledaagse drukdoenerij van mensen. Dat kan nooit kwaad.