Boekrecensie

Titel: De Zwarte Farao
Auteur: Christian Jacq

Uitgeverij: Luitingh-Sijthoff
Amsterdam, 1999
ISBN 90 245 3529 8
Pagina's: 319
Prijs: ƒ 34,90

Recensie door Beatrice Jansen-de Graaf - 16 juni 1999

„Ik wil de werkelijkheid verbeteren”

Ramses-serie van een
doctor in de egyptologie

Hij is al meer dan 3000 jaar overleden, maar nog steeds springlevend – farao Ramses II verovert de wereld. Christian Jacqs romancyclus over de beroemde farao Ramses II loopt als een trein: de serie werd in 26 landen gepubliceerd en er zijn al meer dan 2,5 miljoen exemplaren van verkocht. In Frankrijk, het thuisland van de schrijver, spreken de media over een „egyptomania”.

Jacqs romans zijn een 'must' voor iedereen die gefascineerd is door het oude Egypte. Van de talloze populair-wetenschappelijke publicaties en romans die deze doctor in de egyptologie op zijn naam heeft staan is de Ramses-serie het bekendst.

Ramses II wordt beschouwd als de farao uit het bijbelse Exodus. In dit bijbelboek wordt verhaald van de grote projecten die hij liet verrichten en waaraan hij later ook zijn bijnaam ontleende: Ramses de Grote. Tijdens zijn heerschappij (1279-1212 v. Chr.) liet hij kolossale beelden oprichten en schitterende tempels bouwen. In de Nijldelta vestigde hij een nieuwe hoofdstad, Piramesse. Zijn naam en faam dankte hij ook aan de vele succesvolle veldslagen die hij voerde.

Bij zijn bekendheid moet echter een kleine kanttekening geplaatst worden: Niet alle overgeleverde succesblijken zijn waarheidsgetrouw. Ramses was namelijk de eerste farao die een actief pr-beleid voerde en die tijdens zijn leven zelf al een handje meehielp aan de mythevorming rondom zijn persoon. Zo liet hij in welhaast alle Egyptische tempels en beelden zijn naam uithakken, ook op tempels die niet hij maar zijn voorvaderen reeds gebouwd hadden. Ook liet hij enkele stèles, stenen platen, vervaardigen waarop zijn successen breed werden uitgemeten.

Statische beschrijvingen
Op deze laatste aspecten van Ramses' leven gaat Jacq in ”De zwarte farao” niet in. We krijgen een beeld van deze farao voorgeschoteld dat zelfs diens beste pr-adviseurs niet verbeterd zouden kunnen hebben. Ramses ís de uitverkoren godenzoon, volgens het Egyptische bijgeloof en volgens Jacq. Mystieke, romantische en spannende elementen vervlecht de schrijver tot een fantastisch sprookje over de Egyptische wonderfarao Ramses, dat men met een forse dosis scepsis moet lezen.

In het laatste deel van de romancyclus, ”Onder de acacia van het Westen”, ontbreekt het echter aan spanning. In deze roman, die ook afzonderlijk gelezen kan worden, vervalt Jacq in statische beschrijvingen van de luister van de Egyptische beschaving, van Ramses in het bijzonder. De held doet niets anders dan genieten van uitvoerige Egyptische maaltijden, van zijn vrouwen en van de Egyptische natuur, alles uitvoerig beschreven door Jacq. Niet dat de beschrijvingen van de jujube-bomen, lotusbloemen, sycomoren en Egyptische tempelrituelen vervelend zijn, maar er komt geen vijand aan te pas om de idylle te verstoren. Steeds als het spannend lijkt te gaan worden, daalt de god Amon in de ene of andere vorm uit de hemel om Ramses' belagers te straffen. Ook de veldslagen worden tussen neus en lippen door gevoerd en er lijkt nauwelijks bloed te vloeien.

Studievriend
Interessant is wel dat Mozes en het volk Israël af en toe in de tekst verschijnen. In de eerste delen wordt Mozes als studievriend van Ramses ten tonele gevoerd, maar in het laatste deel heeft hij volgens de Egyptenaren zijn vriend verraden en dwaalt hij met zijn Hebreeërs door de woestijn. Het is echter Ramses zelf die Mozes, zijn „spirituele broeder”, de hand boven het hoofd houdt en de „woestijnpolitie” ervan weerhoudt de Israëlieten te vervolgen. Opnieuw lijkt Jacq Ramses hier mooier af te schilderen dan hij in werkelijkheid was. Ook Ramses' pleidooi voor afschaffing van de slavernij en de bewering dat de Israëlieten geen slaven maar gewone werknemers waren, strookt niet helemaal met de bijbelse geschiedenis. De typering van de verschillende visies die beide mannen dreven, is wel goed gekozen: „Mozes vecht voor een vastomlijnd idee”, zegt Ramses ergens, „terwijl ik slechts de bestaande werkelijkheid wil verbeteren en verfijnen”.

Dat idee van Mozes is uiteindelijk toch bestendiger gebleken dan de Egyptische heerlijkheid onder Ramses II. Zijn heerschappij markeerde de laatste opleving van de Egyptische beschaving. Daarna viel het rijk aan de Nijl door intern verval uiteen en stroomden de vijanden over de grenzen. Ook het korte succes van de zogenaamde zwarte farao, beschreven in het gelijknamige boek van Jacq, die de verdeelde Egyptische gebieden vijf eeuwen na Ramses de Grote voor dertig jaar weer wist te herenigen, deed niets af aan het verval van het ”gouden rijk”. Dat de glorie van Egypte echter niet helemaal is vergaan, daarvan getuigen de piramides en nu ook de boeken van Christian Jacq.