Recensie door dr. Th. van den End - 19 mei 1999
Samen preken lezen
op de veranda
In 1936 vertrokken Herman Schulte Nordholt en zijn vrouw Oet naar Nederlands Oost-Indië. Hij was Indoloog en zou gaan werken als bestuursambtenaar, zij had ervaring opgedaan in de verpleging. Trouw schreef Oet eenmaal in de veertien dagen naar haar schoonmoeder in Zwolle. Deze brieven zijn bewaard gebleven en na haar dood in boekvorm gepubliceerd, onder de titel Het dagelijks leven in Indië, 1937-1947.
Omstreeks 1910 liet dr. A. Kuyper een oproep uitgaan aan de belijdende christenen in Nederland: Staat uw zonen af voor een werkkring in de koloniën! Achtergrond van deze oproep was de povere presentie van kerk en christendom in Nederlands Oost-Indië. Daar werkte wel de christelijke zending onder Indonesiërs (Inlanders, zei men toen), maar de Europese bevolkingsgroep was verregaand geseculariseerd en daardoor hing het werk van de zending als het ware in de lucht.
Vele Europeanen lieten hun minachting voor de zending duidelijk blijken; daardoor en door hun levenswijze werden Indonesiërs er niet zelden van weerhouden tot het christendom over te gaan. Onder de gedoopte Indonesiërs waren er velen, vooral de hoger opgeleiden, die onder Europese invloed weer van de kerk vervreemdden. Daarom moesten, aldus Kuyper, de christenen hun zonen naar Indië sturen, om ook daar een zoutend zout te zijn in de maatschappij. Dat zou ook de kerstening van Indië ten goede komen.
Bestuursambtenaar
Kuypers oproep werd beantwoord. Vele jonge gereformeerden togen naar Indië om daar te gaan werken als bestuursambtenaar, onderwijzer, militair of in andere beroepen. Over hun kerkelijke geschiedenis ginds vertelt A. Algra in zijn boek De Gereformeerde Kerken in Nederlands-Indië/Indonesië. Tot deze gereformeerde Indië-gangers behoorden ook Herman Schulte Nordholt, zoon van een Zwolse winkelier en zijn vrouw Oet Schulte Nordholt-Zielhuis, dochter van een boerenarbeider uit Wezep. Beiden dus afkomstig uit de kring van de kleine luyden, die Kuyper waren gevolgd in de Doleantie.
In 1936 vertrokken zij uit het vaderland. Herman was Indoloog en zou gaan werken als bestuursambtenaar, Oet had ervaring opgedaan in de verpleging. Een ervaring die haar later goed van pas zou komen als haar kinderen weer eens leden aan malaria of dysenterie. Want Herman werd geplaatst in een uithoek van de archipel: eerst op het eiland Soembawa, ten oosten van Bali, vervolgens op Flores, en ten slotte in het binnenland van Timor, dus steeds binnen de Kleine Soenda-eilanden. Van daaruit schreef zijn vrouw Oet trouw eenmaal in de veertien dagen naar haar schoonmoeder in Zwolle. Deze brieven zijn bewaard gebleven en na haar dood in boekvorm door haar zoon, Henk Schulte Nordholt, onder de titel Het dagelijks leven in Indië, 1937-1947. Brieven van O. Schulte Nordholt-Zielhuis gepubliceerd.
Geestelijk isolement
Eigenlijk is de titel enigszins misleidend. De meeste Europeanen woonden op Java, en de omstandigheden daar waren voor een Nederlands gezin totaal anders dan in de Buitengewesten, waartoe Flores en Timor behoorden. De contacten met mede-Europeanen waren uiterst beperkt: de superieuren en collega's van de bestuursdienst, een arts of landbouwconsulent, misschien een zendeling of (in missiegebieden) missionaris.
Als je het slecht trof en niet met die andere Europeanen op kon schieten, had je geen leven. Alles wat tot een westerse levensstijl behoorde, moest men óf zelf vervaardigen (brood bijvoorbeeld) óf van Java, 1000 kilometer verderop, laten komen. Bij ziekte was lang niet altijd een dokter in de buurt. Wegen waren er nauwelijks; wilde men eropuit, dan moest dat vaak te paard. In het boek lees je dan ook meer over ritten te paard dan op de fiets.
Maar vooral ook: het was in de Buitengewesten veel moeilijker om gestalte te geven aan je christenzijn, aan je kerklidmaatschap. Mevrouw Schulte Nordholt vertelt in haar brieven over het samen lezen van gedrukte preken, samen, op zondagmorgen, of op zondagavond, op de veranda in de koelte. Later, als ze van hun magere ambtenarensalaris een radio hebben kunnen kopen, luisteren ze naar vaak moeilijk te volgen (er was nog geen FM!) radiodiensten uit Batavia.
Strenge zondagsrust
Het vieren van de zondag was trouwens niet vanzelfsprekend, want binnen het bestuur bestond ook in de jaren dertig nog de in de negentiende eeuw opgekomen gewoonte om op zondag door te werken als de dienst dat 'eiste'. De klachten daarover in de brieven en rapporten van zendelingen uit de tijd zijn legio: hoe de mensen op de zondagmorgen uit de kerk waren gehaald om hun belasting te betalen, hoe zij op zondag herendiensten moesten verrichten. De Schulte Nordholts, van huis uit gewend aan een strenge zondagsrust, hadden moeite met het dienstdoen op zondag. Maar het was ondenkbaar dat een beginner in de dienst, een aspirant-controleur, zou weigeren aan een order van zijn chef gehoor te geven.
Ook de omgang met de mede-Europeanen, vrijwel zonder uitzondering niet-kerkelijk meelevend, kost moeite. Telkens wordt in de brieven vermeld dat het zo moeilijk is om andere dan oppervlakkige gesprekken te voeren met mensen die niet delen in hetzelfde geloof. En de Schulte Nordholts hebben de pech dat zij óf in zuiver islamitisch gebied (Soembawa) of op terrein van de missie wonen (Flores, Midden-Timor). Er zijn contacten met pastoors en nonnen, maar niet intensief, en met de nodige terughoudendheid. Zij kijken reikhalzend uit naar een vakantie op het eiland Soemba, want daar zit de Gereformeerde Zending en kunnen zij geestelijk bijtanken. In 1939 dient eindelijk de gelegenheid zich aan, en zij genieten er enorm van.
Toch zorgt ook hier de kamptijd voor een doorbraak. In de Japanse kampen (de Schulte Nordholts zaten in dezelfde kampen als de zendelingen van de GZB en die van de Christelijke Gereformeerde Zending; ds. Bikker wordt in het boek ook genoemd) komt men noodgedwongen in intensieve aanraking met elkaar, en dan groeit bij alle blijvende verschil toch ook een zekere waardering. De herinneringen van Herman Schulte Nordholt aan de kamptijd zijn verwerkt in een boek van Rik Valkenburg Doengkeng Owari. Het appèl is afgelopen (1976).
Betekenis voor de kerstening
Hoewel de brieven daarover niet gaan, kun je toch de vraag stellen: wat hebben mensen als de Schulte Nordholts, gelovige principiële christenen, voor Indië betekend? Ten eerste, heel algemeen, dat ze serieuze, harde werkers waren. Het land voer er wel bij; je merkt dat ook in de brieven. Ze hadden ook hart voor de bevolking. Zelfstandigwording van Indonesië lag voor hen nog in een ver verschiet; zelfs na 1945 hadden ze daar grote moeite mee, maar ze deden alles wat ze konden om de bevolking meer welvaart en beter onderwijs te bezorgen. Hebben ze ook rechtstreeks iets voor de kerstening kunnen betekenen, zoals Kuyper hoopte? De Schulte Nordholts niet, want die zaten niet in zendingsgebied. Anderen wel; we hoeven hier alleen maar te denken aan de bekende gouverneur-generaal Idenburg, lid van de Gereformeerde Kerken.
Hoewel, bij nader toezien ligt het met de verhouding tussen christenambtenaren en de zending minder eenvoudig. De zendelingen waren vaak helemaal niet zo gesteld op kerkelijk meelevende bestuursambtenaren, omdat die nogal eens de neiging hadden te enthousiast te worden en zich dan actief met het beleid van de zending te gaan bemoeien. Dat was dan niet altijd tot genoegen van de zendelingen of ten voordele van het werk.
Welwillende liberalen
Zo kan de moord op A. A. van de Loosdrecht (1917), de eerste zendeling van de Gereformeerde Zendingsbond, mede worden teruggevoerd op het beleid van de gereformeerde controleur ter plaatse, Brouwer. Deze ambtenaar stond de zending te ijverig bij in het uitroeien van bepaalde misbruiken (dobbelen, hanengevechten e.d.), wat wrok wekte, die leidde tot een mislukte moordpoging op Brouwer en vervolgens tot de wel gelukte moord op Van de Loosdrecht.
De zending had in feite het liefst te maken met welwillende liberalen (met uiteraard de nadruk op welwillende). In ieder geval zie je dat het tussen 1910 en 1940 in Indië tot een duidelijke kerkelijke opleving komt, en tot een toeneming van het belijdend gehalte, ook in de Protestantse Kerk, de Hervormde Kerk van Indië.
Al met al is Het dagelijks leven in Indië 1937-1947 een boeiend boek, vooral voor wie enige kennis hebben van het oude Nederlands-Indië (of van het nieuwe Indonesië) en daardoor de beschreven toestanden als het ware voor zich zien.
|