Boekrecensie

Titel: Populair drukwerk in de Gouden Eeuw. De almanak als lectuur en handelswaar
Auteur: Jeroen Salman

Uitgeverij: Walburg Pers
Zutphen, 1999
ISBN 90 5730 056 7
Pagina's: 495
Prijs: ƒ 89,00

Recensie door Ton Bolland - 19 mei 1999

Abraham Trommius waarschuwde voor almanakken

Een kalender als
medisch handboek

Wie in november of december in een algemene boekhandel komt, kan niet om de Enkhuizer Almanak heen. Een klein onooglijk boekje dat al 366 jaar wordt uitgegeven! Behalve de almanakken die in de boekwinkels te koop zijn, verschijnen in het najaar ook de bekende studentenalmanakken. Boeiende lectuur en een geliefd verzamelobject. Jeroen Salman wijdde er het boek ”Populair drukwerk in de Gouden Eeuw” aan.

Wat is een almanak? Salman heeft daar een indrukwekkende studie over geschreven, waarop hij in 1997 promoveerde. Kortgeleden verscheen de handelseditie, waarvan de auteur terecht zegt: „Het is in een aantal opzichten een nieuw boek.”

Het woord almanak (in het Grieks: almenichiaka) betekent kalender. In de Middeleeuwen was een almanak (kalender) een lijst met christelijke feesten, heiligendagen en andere kerkelijke aanduidingen. In de loop der tijden breidde zich dat sterk uit met vaak lokale gegevens van politieke aard. Feest- en gedenkdagen van de vorstenhuizen, namen en adressen van bestuurders en een overzicht van overheidsinstellingen kregen er een plaats in. Bovendien bevatte de almanak gegevens over vertrektijden van de trekschuit, waterstanden, omrekeningstabellen voor geld dat in de ene provincie werd gebruikt en in de andere niet. Vooral de informatie over de stand van de zon en de maan was erg belangrijk.

In de loop der tijden veranderde de almanak. Er kwam er een voor gestudeerden en speciale beroepsgroepen en na de Reformatie verschenen er aparte almanakken voor protestanten en rooms-katholieken. Ieder had zijn eigen invulling. De vaste gegevens, zoals wij die nog steeds terugvinden in onze Succesagenda's, vormden de basisgegevens, maar de illustraties, spreekwoorden, gedichten en korte beschrijvingen van gebeurtenissen verschilden per streek en godsdienstige richting.

Het is verbazingwekkend wat Salman allemaal heeft uitgezocht. Grotere plaatsen hadden hun eigen almanak, waarvan de Enkhuizer nog steeds bestaat. De auteur heeft een aantal plaatsen vergeleken: Amsterdam, Deventer, Leeuwarden en Utrecht. De daar verschenen almanakken heeft hij onderling vergeleken. Het blijkt dat de almanak in veel gezinnen onder andere gebruikt werd als medisch handboek.

Aderlating
Een voorbeeld is de bijdrage over aderlating. In de 17e en 18e eeuw was de aderlating een bekende medische ingreep, die terugging op de theorie van Galenus. Hij stelde dat het lichaam vier sappen bevatte: bloed, slijm, witte en zwarte gal. Als het evenwicht tussen deze sappen verstoord was, konden er ziekten ontstaan. Er moest ingegrepen worden. Door een aderlating moesten de overtollige of bedorven sappen afgevoerd worden. Maar dat ging niet zomaar. Het tijdstip en de plaats van het aderlaten hingen af van de stand van de hemellichamen. Vooral de stand van de maan ten opzichte van de andere planeten was een groot belang.

Er waren dagen dat het aderlaten een verhoogd risico droeg. Er waren zelfs 2 dagen in de maand dat een ingreep gedoemd was te mislukken, de zogenaamde dies Aegyptiacae, de onheilsdagen. In de almanakken waren de berekeningen opgenomen om het juiste tijdstip te bepalen voor een medische ingreep. Nauwkeurig werd de stand van de maan berekend om aan te geven welke handeling verricht kon worden en op welke plaats in het lichaam. De oude almanakken hadden duidelijke tekens om dat aan te geven. Vooral toen het aderlaten in de medische opleiding een examenvak werd, was de rol van de almanak niet meer weg te denken.

De aanwijzingen werden in het Nederlands en niet in het Latijn vermeld, waardoor veel leken de almanak raadpleegden. Het ligt voor de hand dat de kwakzalverij hand over hand toenam, soms bedreven door mensen die daar ”brood in zagen”, zoals de marskramer die de almanakken aan de man bracht. De stap die hierop bijna automatisch volgde, was de waarzeggerij. Wie de stand van de maan berekent en daaruit afleidt of een medische handeling wel of niet verricht kan worden, staat met één been in de voorspellingen. Salman heeft dat uitgebreid beschreven. Je leest het met rode oortjes.

William Perkins
In een apart hoofdstuk bespreekt Salman de rol van kerk en godsdienst. Waren er geen tegenstemmen? Jawel, Caspar Coolhaes, die in de kerkgeschiedenis gezien wordt als de voorloper van Arminius, was een fel bestrijder van het gebruik van almanakken. Kort en bondig noemde hij almanakken „fabelen ende bedroch.” De medische adviezen verwierp hij hartgrondig. „De tijd zal het vanzelf wel leren wanneer men medicijnen moet innemen, zijn kind moet spenen en zijn haar knippen.” De principes van de astrologische geneeskunde hekelde hij. De praktische toepassing ervan trok hij in twijfel.

Hij was niet de enige. In 1613 verscheen een pamflet van William Perkins onder de titel ”Onderrichtingen van het misbruycken der prognosticatien” (voorspellingen). In dit pamflet leren we Perkins niet alleen kennen als een bekwaam theoloog, maar ook als een nuchter-zakelijk man. Hij wijst nog op een aspect dat Coolhaes had laten liggen, namelijk de schade voor de economie. Belanghebbenden, zegt Perkins, zouden de prijzen van het graan onnodig kunnen laten stijgen als er schade aan de oogst voorspeld wordt. Bovendien betwistte Perkins het verband tussen de stand van de sterren en gebeurtenissen op aarde.

Een andere tegenstander van voorspellingen en vooral van de astro-medische functie van de almanak was Abraham Trommius. Persoonlijk ging hij in 1685 de Groninger boekhandelaren langs om te waarschuwen voor de almanakken. Vooral de aanwijzingen wanneer het goed was „haer te scheren, naghelen te korten, huys te bouwen of te bewoonen, ja wanneer men een wijf sal trouwen” waren een doorn in zijn oog. Een gesloten front vormden de gereformeerden van hun dagen niet. Er waren ook predikanten die wel het verband zagen tussen de stand van de sterren en „pestilentiën, oorlogen en misoogsten.”

Theologen
Het is verleidelijk om breed te citeren, of te wijzen op de rol van historici uit die dagen. Had de astrologie echt invloed op het ontstaan en het verloop van een oorlog? Een zeer actuele vraag in de tijd van de Tachtigjarige Oorlog. Jeroen Salman citeert Baudartius en Abraham van de Velde. Het is de auteur niet ontgaan dat de kerkelijke vergaderingen zich met het probleem bezighielden. Men was zeer bevreesd dat de almanakgebruikers zich te afhankelijk van voorspellingen zouden opstellen, ten koste van het vertrouwen op Gods almacht. Is het niet opvallend dat juist de classis Enkhuizen zich in 1620 afkeurend uitliet over ”planeetlezers”?

Het boek van Salman wordt ronduit spannend als hij bewaard gebleven almanakken van bekende politici, historici en theologen onderzoekt. Zo bewaart de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam de almanak die in het bezit was van Johannes Uytenbogaert, die er zijn journaal in bijhield.

Jeroen Salman heeft een voortreffelijk boek geschreven. Geen aspect is hem ontgaan. Ook aan de literaire aspecten geeft hij brede aandacht. Te veel om op te noemen. De Walburg Pers in Zutphen gaf het boek van bijna 500 pagina's uitstekend uit. Fraai gebonden, alle noten en verwijzingen onderaan de pagina met talrijke illustraties. Een boek om cadeau te vragen!