Recensie door drs. H. van den Berge - 28 april 1999
Herinneringen van overlevenden van 'Warschau'
De vernietigde
'mierenhoop'
De gebeurtenissen in het getto van Warschau zijn verbijsterend. Doodsangst door de honger, door het uitbreken van besmettelijke ziekten en vooral door het optreden van de nazi's houden de honderdduizenden Joden in een wurgende greep. Massaal worden ze naar de gaskamers afgevoerd. Slechts weinigen overleven de holocaust. Drie van hen hebben recentelijk, na jarenlang zwijgen, hun ontluisterende herinneringen toch op papier gezet.
Jaren na de oorlog sluit de in Israël wonende Jacob Gutgeld op het paasfeest het boek over de Joodse feesten dat voor hem ligt. Hij zegt tegen zijn familie en vrienden in de kamer: Elk jaar met Pasen vertellen we met behulp van dit boek, de Haggadah, het verhaal over ons volk, dat drieduizend jaar geleden in Egypte in slavernij leefde. Dit jaar zullen we een verhaal vertellen dat niet hieruit komt, en hij tikte op de Haggadah, maar hieruit, en hij wijst naar zijn hart. Het is ook een waar gebeurd verhaal, maar het gebeurde veel korter geleden, zegt hij in het deze week verschenen boek De redding van Jacob.
Wufte levensstijl
De oorlogservaringen van de Joden in Polen zijn vreselijk. De inval van de Duitsers in september 1939 maakt een einde aan het bloeiende Joodse leven in het land. In die tijd wonen er zo'n 360.000 Joden in Warschau, ongeveer eenderde van de totale bevolking van de hoofdstad. Al snel mogen de Joden hun werk niet meer doen. Ook worden velen van hun bezittingen beroofd. Dwangarbeid, beperkte voedselrantsoenen en geweld van zowel de nazi's als de Polen is hun deel.
De volgende stap van de Duitsers is heel ingrijpend. De Joden worden medio 1940 gedwongen zich in een aparte wijk in het centrum van Warschau te vestigen. Volgens de nazi's is dat uit hygiënisch oogpunt noodzakelijk, want op die manier worden de overige delen van de stad tegen tyfus en andere Joodse ziekten beschermd.
Op 15 november 1940 wordt het getto met een 3 meter hoge muur van de buitenwereld afgesloten. Ook andere Poolse Joden worden naar de deze wijk gebracht. In maart 1941 wonen er een half miljoen mensen op een gebied van zo'n 5,5 vierkante kilometer. Dat is nog geen 3 procent van de oppervlakte van Warschau.
Het leven in de kleine ruimte is beklemmend. De levensomstandigheden verslechteren snel. Voedsel, brandstof, medische voorzieningen en voorraden worden steeds schaarser en het sterftecijfer in het getto groeit enorm. Het is een strijd op leven en dood. Iedereen probeert op zijn manier te overleven. De rijken kunnen hun weelderige en zelfs wufte levensstijl in het begin voortzetten, terwijl anderen uitgeteerd van de honger of de tyfus dood op straat liggen.
Berusting
De houding van de Joden in het getto wordt in het begin door berusting bepaald. Dat gaat zelfs door als in 1942 de deportaties naar de concentratiekampen beginnen. Elke ochtend worden er door de Duitsers met behulp van Joodse agenten duizenden mensen verzameld, die naar een onbekende bestemming vertrekken. Zonder verzet gaan verreweg de meesten mee. Ze denken dat ze naar werkkampen gaan. Door de Duitsers worden de vernietigingskampen Auschwitz en Treblinka als fabrieken of boerderijen afgeschilderd. Sommige Joden zijn zelfs blij dat ze kunnen ontsnappen aan de verstikkende overbevolking in het getto.
In het vorige week verschenen boek Het wonderlijke overleven geeft de joodse pianist en componist Wladyslaw Szpilman een voor het verstand in feite onbevattelijke beschrijving van de volgzame houding van de Joden. Samen met zijn familie staat de in 1942 ongeveer 30-jarige Szpilman op de overslagplaats bij het treinstation te wachten om te worden weggevoerd. Ineens wordt hij door een bewaker weggesleept. Hij is boos en probeert terug te gaan. Ik schreeuwde als een bezetene, door afschuw gegrepen, dat ik uitgerekend nu, op dit belangrijkste, laatste ogenblik, niet bij hen kon komen, dat wij voor altijd gescheiden zouden worden. Een van de agenten draaide zich om en keek mij geërgerd aan: Waar bent u mee bezig? Breng uzelf liever in veiligheid.
De realiteit dringt even later in alle hevigheid tot Szpilman door als hij een SS'er en een Joodse politieagent tegenkomt. De Jood wijst naar de trein en zegt tegen de Duitser in kameraadschappelijke vertrouwelijkheid, waarbij in zijn stem spottende minachting ligt: Dat gaat allemaal de oven in. Ik keek waarheen zijn vinger wees: de deuren van de wagons waren al gesloten en de trein zette zich langzaam en log in beweging.
Opstand
Op grote schaal gaat de Endlösung, zoals de Duitsers de vernietiging van de Joden noemen, door. Van de ongeveer een half miljoen Joden uit het getto zijn er eind 1942 nog slechts een 80.000 over. De 'mierenhoop' wordt stelselmatig vernietigd.
Achter de schermen neemt het verzet van met name de Joodse jongeren toe. Ze proberen wapens te bemachtigen en maken handgranaten en molotovcocktails. Op 18 januari 1943 wordt er voor het eerst gewapend verzet gepleegd tegen de pogingen van de nazi's om het getto van Warschau te vernietigen. De Joodse strijders doden SS'ers die achter een man aanzitten.
De grote confrontatie volgt op 19 april, als de Duitsers het getto intrekken om de bevolking samen te drijven, zodat ze kunnen worden afgevoerd naar de kampen. Er breekt dan opstand uit. Ongeveer 500 jonge Joodse strijders verzetten zich heftig. De nazi's dachten dat hun actie 3 dagen zou duren, maar het verzet houdt de strijd bijna een maand vol.
Om de opstand de kop in te drukken, zetten de Duitsers zwaar geschut in. Vliegtuigen bombarderen het getto en met vlammenwerpers steken ze huis na huis in brand. De Joden delven uiteindelijk het onderspit. De meeste overgebleven strijders plegen zelfmoord in de beroemd geworden schuilplaats Mila 18. Slechts enkelen overleven het en worden via het rioolstelsel naar de 'arische zijde' van de stad gebracht door de negentienjarige strijder Simha Rotem, die zijn ervaringen in het vandaag uitgekomen boek Strijder in het getto van Warschau heeft beschreven.
Hoewel Warschau na de ondergang van het getto officieel judenfrei is, leven er verscholen op vele plaatsen toch nog zo'n 20.000 Joden in en om de stad. Van hen overleeft een behoorlijk aantal de oorlog.
Uitzondering
Na de bevrijding hebben verschillende overlevenden hun schokkende ervaringen op schrift gesteld. Ook de hoofdpersonen uit de drie hiervoor genoemde boeken hebben dat nu gedaan. Hoewel de oorlog in en rond Warschau bij hen de gemeenschappelijke noemer is, zijn er toch grote verschillen. Bij iedereen is de overlevingsstrijd weer anders.
Zo blijft de strijder Simha Rotem na het mislukken van de opstand in het getto een belangrijke rol in de ondergrondse vervullen. Hij zet de strijd voort tot de bevrijding begin 1945 en verhuist daarna naar Israël. Jarenlang lukt het hem niet om over zijn oorlogservaringen te praten, omdat hij bij vrijwel alle ontmoetingen wordt geconfronteerd met de vraag: Hoe heb jij kunnen overleven? Ik kreeg het gevoel dat ik schuldig was, omdat ik het had overleefd, schrijft hij in Strijder in het getto van Warschau. Pas in 1981 lukt het hem zijn verhaal op te schrijven. Hij doet dit op een directe en sobere manier. Helaas is het interessante boek door de vrij gedetailleerde weergave van personen en straten niet altijd even gemakkelijk te volgen.
Jacob Gutgeld heeft weer heel andere ervaringen dan Simha Rotem. Hoewel Gutgeld uit een welgestelde familie komt, heeft hij het niet gemakkelijk. Voor de oorlog verliest hij als klein ventje zijn moeder, terwijl zijn vader voor de Duitsers vlucht. Jacob blijft bij een tante en oma en komt in het getto terecht. Om zijn leven te redden wordt contact gezocht met een Poolse familie, waar hij onderduikt. Zij zorgen goed voor hem en vormen daarmee een gunstige uitzondering ten opzichte van vele andere Polen die de Joden bij de Duitsers aanbrengen om wat geld te verdienen. Het voor jongeren geschreven boek De redding van Jacob leest gemakkelijk en geeft hun een realistisch beeld van deze zwarte bladzijde in de geschiedenis.
Schuldvraag
De pianist Wladyslaw Szpilman blijft na het mislukken van de opstand in het getto achter. Iedere keer moet hij nieuwe schuilplaatsen zoeken. Verschillende keren weet hij ternauwernood aan de Duitsers te ontsnappen. Uiteindelijk wordt hij toch ontdekt door een Duitse officier. Deze redt echter zijn leven door hem regelmatig eten te brengen. Na de oorlog blijkt dat de in Rusland omgekomen officier een tegenstander van de nazi's is. Een uittreksel van een door de Duitser geschreven dagboek is achter in het door Szpilman boeiend geschreven boek Het wonderbaarlijke overleven opgenomen. Dat geldt ook voor een nawoord van de vroegere Oost-Duitse dissident Wolf Biermann.
Interessant is dat de Duitse officier in zijn dagboek op 6 juli 1943 de vraag aan de orde stelt wie de schuld heeft van deze onmenselijke oorlog, waarbij honderdduizenden Joden door de Duitsers worden vermoord. Hij benadrukt dan dat niet God de schuld heeft. Wij zijn zo gemakkelijk ertoe geneigd om anderen de schuld te geven en deze niet bij onszelf te zoeken. God laat het kwade gebeuren, omdat de mensen het aan zichzelf te wijten hebben dat zij nu de plaag van hun eigen slechtheden en onvolkomenheden te verduren krijgen. Wie deze oorlogsboeken in dat licht beziet, leest ze niet als sensatieverhaal, maar om te gedenken en tot bezinning.
|