Boekrecensie |
Titel: Etalage. Uit het leven van een lezer Auteur: J. J. Oversteegen Uitgeverij: Meulenhoff Amsterdam, 1999 ISBN 90 290 5927 3 Pagina's: 286 Prijs: 39,90
|
Recensie door Enny de Bruijn - 21 april 1999
Boeken begeleiden de ontwikkeling die Augustinus doormaakt
De zin van het lezenLezen is zoeken naar de zin van het leven. Of kennismaken met de wereld om je heen. Of je eigen identiteit ontdekken. Of zoeken naar troost in de chaos van het bestaan. Hoe je wereldbeeld er ook uitziet, lezen is bewust of onbewust altijd een poging om betekenis toe te kennen. Sommige lezers scheppen genoegen in de zoektocht op zichzelf, ze blijven het liefst altijd onderweg. Anderen gaat het om het doel: het einde van het verhaal. Lezen heeft veel gemeen met leven. Is dat de reden waarom er op de drempel van een nieuw millennium, als de behoefte tot bezinning toeneemt diverse boeken over lezers en leeservaringen verschijnen? Middelbare scholieren lezen vrijwillig gemiddeld 4 minuten per dag. In de loop van de laatste 40 jaar is de hoeveelheid tijd die een gemiddelde Nederlander aan boeken en bladen besteedt, gehalveerd. Slechts vrouwen van boven de vijftig houden onze leescultuur op de been. Dat alles valt op te maken uit het rapport Leesgewoonten van het Sociaal en Cultureel Planbureau, waarin de situatie tussen 1955 en 1990 in kaart gebracht wordt. Aan het eind van de 20e eeuw hebben mensen hun tijd nodig voor andere activiteiten: sport, uitgaan, televisiekijken. Het boek komt er bekaaid af. Toch produceren de uitgeverijen meer dan ooit. Nieuwe voorraden papier verdringen de oude, maar in deze maalstroom van informatie en verstrooiing is bijna niets nog van wezenlijk belang. Het grootste deel van de boeken leeft niet langer dan een jaar. Wie dat alles op zich laat inwerken, komt tot een sombere conclusie: de toekomst van het boek ziet er niet rooskleurig uit. Wat gebeurt er als de huidige generatie veellezeressen langzaam verdwijnt? Luidt de komst van de elektronische media een nieuw tijdperk in, zoals de uitvinding van de boekdrukkunst samenviel met het einde van de Middeleeuwen? Is de lezer zo populair in de literatuur, omdat hij met uitsterven wordt bedreigd?
Protestantse lezers Slechts een kleine, hoewel groeiende voorhoede waagt zich aan de literaire roman. De geringe populariteit daarvan hangt ongetwijfeld samen met het seculiere karakter, het wereldbeeld, het leefklimaat dat voor christelijke lezers weinig herkenbaar of zelfs onaanvaardbaar is. Ook de traditie van de gereformeerde gezindte die het genre altijd met argusogen heeft bekeken speelt wellicht op de achtergrond mee. Toch leeft de behoefte aan literair proza breder dan op de reformatorische scholen, getuige de groeiende belangstelling voor het werk van christelijk-literaire romanschrijvers als Joke Verweerd, Ronald Westerbeek, Pieter Nouwen, getuige ook de blijvende aandacht voor de oudere romans van B. Nijenhuis, Jan Overduin, Rie van Rossum, Maria Rosseels. Lezen blijkt in orthodox-protestantse kring nog altijd een zeer populaire bezigheid. Toch lijkt het waarschijnlijk dat de nationale trend zij het op afstand wordt gevolgd. De protestantse leescultuur brokkelt slechts een klein beetje langzamer af. Ook binnen de kerken is een computergeneratie in opkomst van lezers die gericht zijn op korte boodschappen, beelden, geluiden, interactie, afwisseling, informatie.
Computer Vijftig zorgvuldig bijeengezochte afbeeldingen van lezers, vergezeld van vijftig korte teksten, geven een indruk van het leesgedrag in het verleden. De heldere inleiding van Fens en Janssens zet de zaken nog eens op een rijtje: de overgang van hardop lezen naar stil lezen, de langzaam afnemende eerbied voor het boek, het toenemende aantal lezers niet langer alleen heiligen, monniken of geleerden, maar ook burgers en vrouwen, de steeds luchtiger wordende smaak van het publiek. De democratisering van het lezen bereikte rond het midden van de 20e eeuw haar hoogtepunt: nog nooit hadden zo veel mensen zo goed toegang tot een zo grote hoeveelheid boeken. Maar na tweeduizend jaar lijkt het boek op het punt zijn functie als allesbeheersend medium te verliezen aan andere, audiovisuele media. Lezen wordt opnieuw iets exclusiefs, slechts voorbehouden aan de culturele elite.
Burgercultuur Met een paar zinnen weet Oversteegen de sfeer van zijn jeugd op te roepen: Mijn moeder las met haar boek voor zich op tafel, want al lezende zat ze te breien, onophoudelijk, niet voor haar plezier maar toch ook zonder er erg onder te lijden: zulk werk moest, in een gezin met drie kinderen, voortgang vinden. Ze had dan, het was haast altijd koud in huis, één van onze ontelbare katten als 'bontje' om haar hals gedrapeerd, een privilege dat sommige poezen zeer op prijs stelden. Ook mijn zuster en ik zaten op de geërfde biedermeier stoelen rechtop aan tafel te lezen, mijn vader was lange tijd de enige die een leunstoel had en zijn boek in de handen kon houden. Op avonden dat het vroeg donker werd zaten we allemaal om de grote tafel in de huiskamer, want dat was het enige vertrek waar gestookt werd en waar het licht aan was.
Merlyn Ik geloof niet dat Etalage zich zomaar in dit stramien laat inpassen. Het boek verschilt fundamenteel van de autobiografische roman die vandaag zijn honderdduizenden verslaat. De auteur zet zich aan het eind van zijn verhaal zelfs uitdrukkelijk daartegen af: We moeten allemaal voortdurend de finesses aanhoren van andermans alledagsbestaan, en dat het allemaal echt gebeurd is ook nog. Alsof mijn eigen dagelijkse leven al niet meer dan genoeg is. Oversteegen beschrijft zijn leeservaringen niet omdat hij een portret van zichzelf wil geven, maar omdat hij wil laten zien wat hij vanaf zijn plaats in het leven heeft waargenomen.
Wereldliteratuur Oversteegen kent iedereen die iets betekent in de boekenwereld, heeft alles wat van belang is in de wereldliteratuur gelezen, weet boeken en lezers schitterend te typeren, maar wat zijn lectuur nu eigenlijk met hem doet dat houdt hij voor zichzelf. Hij gunt zijn publiek een blik in de etalage. Wat er achter de schermen gebeurt, blijft onzichtbaar. Wel probeert hij hier en daar het effect dat literatuur op een lezer kan hebben in algemene termen te vatten: Vaststaat dat het om een heel andere wijze van kennen gaat dan die van de wetenschap, van de geschiedenis bijvoorbeeld. (...) Wat de geschiedschrijver ontglipt, of liever waarvoor hij de ogen moet sluiten, is: de geheimzinnige samenhang in de werkelijkheid die wij, al dan niet op weg geholpen door een kunstwerk, op begenadigde of pathologische momenten beleven. Als ik zoiets lees, zie ik hem voor me: levendig, spontaan, erudiet. En nog steeds bezig met de vraag waarmee hij een van zijn laatste, een van mijn eerste colleges begon: Wat is literatuur? Hij voerde de discussie aan het einde van zijn universitaire loopbaan met een geestdrift en openheid alsof hij het voor het eerst deed. Die gretigheid kenmerkt ook dit boek: Oversteegen is altijd nieuwsgierig naar nieuwe boeken, nieuwe mensen. De een is er alleen maar op uit zichzelf weerkaatst te zien, de ander zoekt een wereld die juist helemaal niet op de zijne lijkt. (...) Ik houd het op de tweede soort lezers.
Inzicht Een geschiedenis van het lezen de Engelse versie van het boek werd eerder in deze krant besproken verdient een groot publiek. Net als Oversteegen vertrekt Manguel vanuit de persoonlijke leeservaring, maar hij biedt veel en veel meer. Alle grote verhalen van boeken en lezers zijn hier samengebracht in een studie, zo doorwrocht en tegelijkertijd zo leesbaar dat je je slechts met moeite kunt losrukken wanneer het boek je eenmaal gegrepen heeft. Manguel schrijft over verboden boeken en boekdrukkunst, over scholen in heden en verleden, over het leesproces in de hersenen, over schrijvers en vertalers, over voorlezen, hardop lezen en stil lezen, over bibliotheken en computers, maar vooral over lezers. Hij vertelt van Thomas à Kempis die zich met een boekje in een hoekje afzondert, van de meervoudig gehandicapte Helen Keller voor wie door het brailleschrift een wereld opengaat, van de Sumerische schrijver Dudu die de vergetelheid al 5000 jaar heeft getrotseerd, van de grootvizier van Perzië, die zijn 117.000 boeken in alfabetische volgorde op vierhonderd kamelen met zich mee liet reizen.
Leermeester Wie onder leiding van een lezer als Borges de weg leert vinden in de wereld van het boek, mag zich gelukkig prijzen. Geen wonder dat Manguel zijn leermeester dikwijls citeert. Er is slechts één auteur die in de loop van Een geschiedenis van het lezen vaker aangehaald wordt volkomen terecht. Wie ooit iets over persoonlijke leeservaringen zeggen wil, kan een van de eerste autobiografieën uit de geschiedenis, geschreven door een van de grootste lezers aller tijden, niet negeren. Manguel beschrijft hem met sympathie: Misschien was het juist zijn sensualiteit (een aanleg die hij zo manmoedig probeerde te onderdrukken) die Augustinus tot zo'n voortreffelijk waarnemer heeft gemaakt. (...) De gewoonte van Ambrosius om in stilte te lezen is door Augustinus opgemerkt omdat hij gehoorzaamde aan de nieuwsgierigheid van zijn ogen, en de woorden in de tuin werden door hem gehoord omdat hij zich overgaf aan de geur van gras en de zang van onzichtbare vogels.
Augustinus Augustinus' boek vertrekt vanuit een ander wereldbeeld. Het verscheen eeuwen en eeuwen geleden, maar het kan het desondanks opnemen tegen alle autobiografieën die er in de laatste 100 jaar verschenen zijn. Hoe dat komt? Vanwege het persoonlijke karakter van de Belijdenissen, ongetwijfeld, maar toch ook vanwege de ontwikkeling die de hoofdpersoon doormaakt. Het is fascinerend om te zien hoe zich in Augustinus' leven een verandering voltrekt, ook wat zijn lectuur betreft, hoe zijn eerste serieuze kennismaking met de Bijbel uitloopt op een teleurstelling hij vindt het werk van Cicero literair gezien veel beter, maar hoe hij heel geleidelijk aan meer diepte gaat zien, totdat de Heilige Schrift het fundament wordt onder zijn bestaan. Dat heeft consequenties voor het perspectief van waaruit hij het leven beziet, voor het doel waarnaar hij streeft, voor de waardering van alles en iedereen. Een eigentijds auteur als Alberto Manguel erkent dat de werkelijkheid voor geen menselijke lezer ooit volledig zichtbaar is. Augustinus zegt hetzelfde. Toch blijft er een principieel verschil. Elke lezer voegt volgens Manguel iets toe aan het boek van de wereld. Elke lezer ziet slechts volgens Augustinus een beperkt deel van alles wat de Auteur in het boek van de wereld gelegd heeft. Dat maakt de christelijke beleving van de werkelijkheid fundamenteel anders dan alle andere leeservaringen die de geschiedenis te bieden heeft.
|