Boekrecensie

Titel: Zo meen ik dat ook jij bent. Biografie van Jan Hanlo
Auteur: Hans Renders

Uitgeverij: De Arbeiderspers
Amsterdam, 1998
ISBN 90 295 3513
Pagina's: 677
Prijs: ƒ 85,00

Recensie door dr. J. de Gier - 24 maart 1999

Dichter van ”Oote”
heeft zijn biografie

Biografieën zijn in. Nederland haalt wat dat betreft een achterstand in. Na literatoren als Frederik van Eeden en Henriette Roland Holst heeft nu ook Jan Hanlo zijn biografie: ”Zo meen ik dat ook jij bent” van Hans Renders, in het dagelijks leven medewerker aan de Groningse universiteit bij de sectie journalistiek en verder onder meer criticus bij Het Parool.

Je hebt schrijvers van slechts één boek. Niet dat ze slechts één boek hebben geschreven, maar hun bekendheid bij tijdgenoot en nageslacht danken ze aan dat ene werk. Ik denk aan Hildebrand met zijn ”Camera Obscura” en aan Multatuli met zijn ”Max Havelaar”.

Het kan nog sterker: je hebt dichters van één gedicht. Met dat ene gedicht maakten ze geschiedenis en is hun naam blijven voortleven. Zo'n dichter is Jan Hanlo. Het curieuze vers dat hem beroemd maakte, heet ”Oote”. Met dit gedicht haalde hij zelfs de Eerste Kamer.

Leven
Hanlo leefde van 1912 tot 1969. Zijn leven is getekend door wat in de psychiatrie het Peter Pansyndroom genoemd wordt: een jongen die, ook na de puberteit, geestelijk niet volwassen wil worden, misschien een gevolg van de afwezige vader. Dat is een rode draad die door de biografie heenloopt: het willen behouden van de jeugd en het jeugdig idealisme, naïviteit, een leven lang bezig zijn om in dat jeugdige te blijven geloven. En daarmee verbonden: zijn voorliefde voor kinderen, jongens, de behoefte om tot hun kring te behoren en hun warmte en spontaniteit te ervaren. Wel lichamelijk contact, maar geen seksueel contact. Dat laatste wees hij op grond van zijn rooms-katholieke levensovertuiging af. Het conflict is vergelijkbaar met dat van de protestantse dichter Willem de Mérode.

Een leven vol schuldgevoelens vanwege neigingen die hij zondig en ontoelaatbaar achtte. Botsingen met justitie als hij zich in de gevarenzone begaf. Depressiviteit. Drankprobleem als gevolg daarvan. Moeilijke relaties. Behandeling in psychiatrische klinieken. Dit alles opgeteld levert geen gelukkig leven op...

Daar kwam nog een immens geloofsprobleem bij: als God almachtig is, waarom laat Hij dan het kwaad in deze wereld toe? En toegespitst op hemzelf: Waarom heb ik zo'n lichaam? Het is de spanning tussen Gods leiding en de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens.

Werk
Het literaire oeuvre van Hanlo vertoont een grote verscheidenheid. Goed laat Renders uitkomen dat Hanlo daardoor niet gemakkelijk is in te delen. Om te beginnen is hij schrijver van zowel poëzie als proza. Van dat laatste is vooral na zijn dood heel wat uitgegeven. Belangrijke thema's in zijn werk zijn: jeugd, schoonheid, geliefde en het dichten. Als dichter kun je hem niet zomaar bij de Vijftigers plaatsen, ondanks zijn contacten met hen, en zeker niet tot de kern van deze beweging.

Betekenisvol is in dit verband dat zijn beroemde gedicht ”Oote” geweigerd werd voor bladen als ”Braak” en ”Blurb”, de tijdschriften van de experimentelen. Wel treedt hij weer op in de bekende bloemlezing ”Atonaal” van Simon Vinkenoog –wie daarin staat, wordt tot de Vijftigers gerekend!– maar feit blijft dat Hanlo, die in 1951 debuteerde, zijn belangrijkste werk al had geschreven vóór de Vijftigers als groep optraden en verder dat, zoals Renders stelt, „zijn meest vernieuwende werk door traditionele tijdschriften geplaatst werd omdat juist de vernieuwers er niet aan wilden.” Dit is een belangrijke constatering: literatuurhistorici plakken nogal eens te gemakkelijk etiketten op. De praktijk blijft vaak ingewikkelder en weerbarstiger dan de studeerkamermodellen. Dit is een van de sterke punten van Renders' boek.

Hanlo had iets kameleontisch. Daar wees Paul Rodenko reeds op. Zijn werk toont in zowel proza als poëzie zo'n grote verscheidenheid dat het verbazingwekkend is dat dit alles uit één pen komt. Daardoor ook is hij een soort tussenfiguur: tussen de Vijftigers en de groep rond het tijdschrift Barbarber. Renders citeert Nieuwenhuys die stelt: „Jan Hanlo was een van die schrijvers die op Barbarber vooruitliepen.”

”Oote”
Renders verstrekt ook heldere informatie over ”Oote”, het gedicht dat Hanlo in 1952 in het rooms-katholieke tijdschrift Roeping publiceerde, nadat experimentele tijdschriften het hadden geweigerd. Roeping wilde ook wel eens iets 'gewaagds' doen!

Het is inderdaad een curieus gedicht. Het begint zo:

oote oote oote
boe
oote oote
oote oote oote boe
oe oe
oe oe oote oote oote
a
a a a
oote a a a
oote oe oe
oe oe oe

Enzovoorts! Het gedicht –sommigen zullen natuurlijk zeggen: dit is geen gedicht!– doet sterk denken aan het dadaïsme, een stroming tussen de twee wereldoorlogen die zich verzette tegen de 'hoge' kunst en een soort antikunst produceerde. Hanlo heeft er zelf het volgende van gezegd: het is een soort ”tussending”, „geen woorden en geen muziek, geen zang en geen dictie, alleen maar articulatie.” Hij noemde het elders een „Dada-gedicht.” In het gedicht zelf komen we de regels tegen:

d d d d da
d dda d dda da
d da dda d da d da d da da

Het ging hem, dat is duidelijk, niet om betekenis maar om een spel met klanken, een vrijmaking van het vers. Daarom werden hierover vragen gesteld in de Eerste Kamer. Is dit nog wel kunst en moet dit soort kunst gesubsidieerd worden? Het is een gedicht dat lijkt op wat Kurt Schwitters in Duitsland deed en, gematigder, Jan Engelman in sommige gedichten bij ons. Een puur klankgedicht, meer niet.

Meer niet? Renders maakt duidelijk dat de klanken toch niet helemaal uit de lucht gegrepen zijn. Om te beginnen schreef Hanlo het vers voor zijn kunstvriend Otto van Loo, een naam met veel o-klanken! Zo bezien zijn de o-klanken in het gedicht niet toevallig. Verder heeft men erop gewezen dat Hanlo in inrichtingen slaapkuren met medicijnen heeft ondergaan en wie daaruit wakker wordt, slaakt allerlei kreten. De klanken in ”Oote” zouden daar heel goed naar kunnen verwijzen.

Register
De biografie wordt afgesloten met een uitvoerige ”Verantwoording”. Dat hoort ook in een wetenschappelijk werk. Renders verantwoordt daar zijn bronnen en het gebruik dat hij daarvan maakt: vele honderden brieven (ook vele ongepubliceerde), archieven, tientallen gesprekken, het werk van Hanlo zelf. Ik denk dat de auteur geslaagd is in zijn hoofddoel: het werk van Hanlo inzichtelijk maken op basis van feiten. Renders toont voorzichtigheid in het gebruik van de fictionele teksten van Hanlo. Terecht. En hij presenteert zijn boek niet als ”de” complete biografie.

Problemen heb ik wel met het terugvinden van informatie. Er is geen zaakregister en de hoofdstukken hebben geen tussenkopjes. Wanneer de lezer wil achterhalen hoe Hanlo past in zijn tijd, wat de relatie is tussen, bijvoorbeeld, Hanlo en de Vijftigers, Hanlo en het dadaïsme, Hanlo en Barbarer –zaken waarover Renders zeker relevante informatie versterkt– moet hij veel zoeken en veel bladeren. Dit is jammer, juist omdat een van de doelstellingen van de auteur was Hanlo in de context van zijn tijd te plaatsen. Het personenregister maakt dit niet goed.

De biografie is het resultaat van een indrukwekkend onderzoek en geeft veel –voor een deel nieuwe– informatie, maar had toegankelijker kunnen worden gepresenteerd.