Boekrecensie

Titel: Stalingrad
Auteur: Anthony Beevor

Uitgeverij: Balans
Amsterdam, 1999
ISBN 90 5018 424 3
Pagina's: 480
Prijs: ƒ 49,50

Recensie door B. J. Spruyt - 24 maart 1999

Beevor beschrijft Stalingrad vanuit gevoelens gewone soldaten

Persoonlijk duel bij
massale volmacht

Terwijl Hitler en Stalin hun prestigeduel uitvochten, stierven honderdduizenden van hun soldaten, van de honger en de kou of door oorlogshandelingen. Hoe hebben zij de slag om Stalingrad beleefd? De Britse militair-historicus Antony Beevor schreef er een boek over, gebaseerd op nieuw bronnenmateriaal.

Van de hand van de Russische schrijver Leo Tolstoi (1828-1910) verscheen eens een verhaal met de titel ”Hoeveel land heeft een man nodig?” Het gaat over de welvarende boer Pahom, die op een dag over de vruchtbare aarde ten oosten van de rivier de Wolga hoort. Hem wordt verteld dat in dat land eenvoudige mensen wonen en dat zij bereid zijn hem al het land te geven dat hij wil hebben. Pahom reist ernaartoe en krijgt er te horen dat hij voor 1000 roebel de hoeveelheid land mag hebben waar hij in een dag omheen kan lopen. Pahom is dolblij, want hij weet dat hij binnen een dag een grote afstand kan afleggen. Maar al lopend ontdekt hij het ene aantrekkelijke plekje na het andere: hier een meertje, daar een stukje land dat zo goed zou zijn voor zijn vlas. Dan bemerkt hij plotseling dat de zon al aan het dalen is. Hij realiseert zich dat hij alles dreigt te verliezen en gaat steeds harder lopen om op tijd weer terug te zijn. „Ik heb te veel gewild”, zegt hij tegen zichzelf, „en de hele zaak verknoeid.” Hij heeft zich zo ingespannen dat hij bij zijn vertrekpunt dood neervalt. Op die plek wordt Pahom begraven. „Zes voet van hoofd tot voeten was al wat hij nodig had”, concludeerde Tolstoi.

Volgens de Britse militair-historicus Antony Beevor (1946) heeft Adolf Hitler dit verhaal van Tolstoi „nooit gelezen of begrepen.” Halverwege zijn vuistdikke pil over de slag om Stalingrad (1942-1943) houdt Beevor even stil en verbaast zich over „Hitlers bijna dwangmatige, al te optimistische ambities” om Stalins bolsjewieken op de knieën te krijgen, Stalingrad te veroveren en zo vrij toegang te hebben tot de rijke olievelden van de Kaukasus. Beevor vergelijkt Hitler met Pahom, maar moet een belangrijke beperking maken. „Het verschil met het verhaal was dat daar in de steppe niet die ene man begraven werd, maar honderdduizenden in zijn naam.”

Twijfel
De veldslag tussen nazi-Duitsland en Sovjet-Rusland om de stad Stalingrad (het huidige Volgograd) heeft alle geschiedenisboekjes gehaald als een belangrijk keerpunt in de Tweede Wereldoorlog. Nadat Duitsland en de Sovjet-Unie met het Molotov-Von Ribbentrop-verdrag (augustus 1939) een non-agressiepact hadden gesloten, had Hitler zijn handen vrij om Polen binnen te vallen en in het Westen zijn ”Blitzkrieg” te voeren. Toen hij de zaken daar onder controle had, viel hij in juni 1941 alsnog het verraste Rusland binnen. De Duitse legers behaalden een reeks van grote overwinningen, totdat zij door de winter van 1941-1942 tot staan werden gebracht. Maar in de zomer van 1942 waren zij weer in staat tot een grootscheeps offensief in het zuiden van Rusland, waarbij zij tot Stalingrad aan de Wolga wisten door te dringen. Daar ontspon zich een grote veldslag die eindigde met de vernietiging van het Duitse zesde leger en de terugtocht van de Duitse ”Wehrmacht”.

Over deze belangrijke gebeurtenis is een bibliotheek aan boeken volgeschreven. Wie kent niet de ijzingwekkende beelden van de duizenden doodgevroren Duitse soldaten die niet meer hadden dan een zomertenue, omdat Hitler had gedacht dat hij ook Rusland wel in één zomer kon nemen. Wat bezielt iemand aan alle bestaande studies nog een boek toe te voegen?

Beevor, die in verband met de promotie van de Nederlandse vertaling van zijn boek gisteren een dag in Nederland was, heeft zelf ook lang getwijfeld. Hij wist dat de strijd om Stalingrad gruwelijk was geweest, en wilde ervoor waken die oorlog te beschrijven zoals dat in de gemiddelde militair-historische studie gebeurt: „Als een boeiend schaakspel van zo'n omvang dat de gebeurtenis zijn menselijke trekken verliest. Het kwaad was zo enorm dat het individu en zijn lotgevallen daarin volledig opgingen. Ik wilde het verhaal alleen opnieuw vertellen wanneer ik dat kon doen met behulp van nieuwe bronnen waarmee ik de ervaringen en gevoelens van de gewone soldaten kon belichten.”

Minderwaardigheidscomplex
Beevor kent het militaire leven van binnenuit, al komt hij uit een familie die al zes generaties lang schrijvers heeft geleverd. „Als jochie kreeg ik een ziekte aan mijn heupen die mij in een rolstoel deed belanden. Ik moet toen een enorm minderwaardigheidscomplex hebben opgelopen, want ik wilde toen nog maar één ding: ondanks alles soldaat worden”, vertelt hij lachend in zijn Amsterdamse hotel. Nadat Beevor de elitekostschool van Winchester had doorlopen, ging hij dan ook naar de militaire academie in Sandhurst. Vijf jaar lang diende hij als officier in het Britse leger in Duitsland. „Maar toen realiseerde ik me steeds duidelijker dat ik het beroep om de verkeerde redenen had gekozen.”

Beevor vestigde zich in Parijs, waar hij vier romans schreef. Daarna werd hij door een uitgever benaderd om militair-historische boeken te schrijven. Hij publiceerde boeken over de Spaanse burgeroorlog, het leven in het Britse leger en de slag om Kreta. Samen met zijn vrouw, Artemis Cooper, schreef hij bovendien een boek over het naoorlogse Parijs, waarvoor hij door de Franse regering is onderscheiden. En toen kwam het verzoek een boek over de slag om Stalingrad te gaan schrijven.

Beevor dook in Duitsland en Rusland de archieven in en werd niet teleurgesteld in wat hij daar vond. In de militaire archieven in Freiburg trof hij niet alleen de gebruikelijke militaire rapporten aan maar ook de verslagen van „relatieve buitenstaanders als dominees, pastoors en artsen. Hun getuigenissen maakten het al mogelijk de wrede oorlog vanuit een meer humaan perspectief te benaderen.” Beevor vond ook de debriefings van teruggekeerde soldaten en meende hun verhalen zonder meer te mogen geloven. „Zij zijn eerlijk in hun interviews geweest, want hun kameraden waren nog aan het front, misschien al wel doodgeschoten of doodgevroren. Zij hadden sterk het gevoel dat zij een getuigenis moesten nalaten.”

In Rusland ging „na 5 maanden onderhandelen” het archief van het ministerie van Defensie in Moskou open. Toen de kolonel die de archieven beheerde aan Beevor vroeg wat hij kwam doen en deze vertelde over wat hij in Freiburg had gevonden, bulderde de Rus lachend: „Maar wij hadden helemaal geen priesters!” „Maar jullie hadden wel commissarissen die alles optekenden!”, antwoordde Beevor, waarna de kolonel hem opnieuw toebulderde dat hij zou zoeken en dat Beevor over een maand nog maar eens moest terugkeren.

„Buitengewone gebeurtenissen”
„Toen ik terugkwam, lagen er stapels rapporten gericht aan de Aleksandr Sjtsjerbakov, het hoofd van de politieke afdeling van het Rode Leger in Moskou. Die documenten spraken tot mijn verrassing niet alleen over de heroïsche daden van de Sovjetsoldaten maar ook over „buitengewone gebeurtenissen”, een eufemisme voor ongeregeldheden en wangedrag zoals desertie, het overlopen naar de vijand, lafheid, incompetentie, zelfverwonding en zelfs dronkenschap. Ik leerde er onder andere uit dat de Sovjetautoriteiten in Stalingrad zo'n 13.500 eigen soldaten executeerden, qua aantal een volledige divisie.”

Deze bronnen vulde Beevor aan met oorlogsdagboeken, persoonlijke verslagen, brieven, verhoren van Duitse gevangenen door de Russische veiligheidsdienst NKVD en interviews met betrokkenen en nabestaanden. Geplaatst in het grote kader van de militaire strategie en acties, leveren deze verhalen samen een goed geschreven en uitstekend leesbaar epos op over de grootheidswaanzin van de machthebbers en het cynisme en de ongekende wreedheden van de soldaten. Je hoeft geen militarist te zijn om het boek van Beevor over dit menselijke drama geboeid uit te lezen.

Een van de belangrijkste dingen die uit de studie naar voren komen, is het verschil in mentaliteit tussen de Russische en de Duitse soldaten. Aan de zijde van de bolsjewieken gloeit het patriottisme. „Het is moeilijk vast te stellen of hier sprake is van oprechte of van afgedwongen zelfopoffering. Natuurlijk stonden de Russische soldaten onder een enorme druk en waren de straffen hard wanneer zij zich niet volledig inzetten. Hun instelling was in ieder geval fatalistischer. Zij stonden zichzelf niet toe naar huis te verlangen. Ze moesten sterven voor hun moederland. Die emotie is onderdeel van een oude, volkse traditie, die door het communisme niet was weggevaagd. Je vindt het terug in 1812, toen de Russen tegen Napoleon vochten, en in 1914 bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.”

Heimwee
Dat heimwee een luxe was die de Russische soldaten zich niet konden veroorloven, wordt treffend gedocumenteerd door een liefdesbrief, gedateerd 17 september 1942, van een van hen aan zijn vrouw. „Hallo, mijn lieve Palina! Ik leef nog en ben gezond. Niemand weet hoe het zal aflopen, maar we leven nog en we zullen wel zien. De oorlog is hard. Je krijgt uit het nieuws de berichten over wat er aan het front gebeurt. De taak van elke soldaat is eenvoudig: zoveel mogelijk moffen vernietigen en de rest terugdrijven naar het westen. Ik mis je heel erg, maar daar is niets aan te doen, omdat we duizenden kilometers van elkaar gescheiden zijn.”

De stemming onder de Duitse soldaten was „sentimenteler”, stelt Breevor vast. „Zij voelden zich verraden. Zij kwamen er al snel achter dat zij een hel geschapen hadden die henzelf zou verteren. De hoogste aanwezige luchtmachtofficier, kolonel-generaal baron Wolfram von Richthofen, is niet toevallig ook de man die verantwoordelijk is voor de verwoesting van Guernica, in 1937 tijdens de Spaanse burgeroorlog. Hij legde een bommentapijt op Stalingrad en creëerde daarmee de ruïnes waarin de Russische soldaten zich konden verschuilen en die de Duitsers in de daaropvolgende stadsguerrilla niet konden veroveren. Tot hun ergernis en morele verontwaardiging weigerden de Russen zich over te geven.”

Primitieve wilden
„De Duitsers waren overgeleverd aan een perverse strijd om te overleven, die hen tot hun eigen verbazing in primitieve wilden veranderde. Dat bracht hen in een toestand van morele verwarring. Al eerder had de invallende strenge winter hen gedwongen tot bruut geweld. Ze hadden de dorpen afgestroopt en de bevolking al hun voedsel en warme kleding afgenomen. Daarna hadden ze die mensen naakt de sneeuw ingestuurd. Een pistoolschot zou genadiger zijn geweest.

Je moet niet vergeten dat die soldaten voor hun vertrek keurige vaders en oppassende zonen waren geweest. De oorlog had hen tot aan de rand van Azië gebracht. De uitgestrektheid van het land, de steeds maar wijkende horizon van de steppe maakte hen onzeker. Ze werden gek van heimwee. Met een haast bezeten emotionele concentratie bereidden zij zich in december 1942 op het kerstfeest voor. Van taai steppegras vlochten zij adventskransen, van hout sneden zij kerstboompjes in een wanhopige poging iets net als thuis te maken.”

„De ”Heimat” is zover weg”, schreef een van hen hunkerend. „O, lief vaderland. Nu weten we pas goed hoe mooi het is!”

Verkrachtingen
Verkrachtingen waren een belangrijk wapen in deze oorlog. „De strijd tussen Russen en Duitsers was ook een rassenoorlog. Duitse communistische soldaten verspreidden prenten waarop een kind over de dood van haar vader huilt. Dat is de schuld van Hitler, luidt het bijschrift, geef de strijd dus op. De Russische propagandist Ilja Ehrenburg riep de soldaten van het Rode Leger op om „Duitse vrouwen te nemen en hun raciale trots te breken.” Deze ”schendingspropaganda” uit de zomer van 1942 verklaart waarom het Rode Leger zo massaal verkrachtingen heeft gepleegd tijdens de opmars op Duits grondgebied, eind 1944 en 1945. Precieze cijfers daarover bestaan niet, maar we weten wel dat zo'n honderdduizend Duitse vrouwen in die tijd een abortus hebben ondergaan.”

Beevor laat zien hoe de Duitse en de Russische soldaten –jongens vaak nog– het slachtoffer zijn geworden van de „leunstoelstrategie” van Hitler en de idiotie van Stalin, die beiden door ideologische verblinding vergaten rekening te houden met de werkelijkheid. Cynisch stelt Beevor vast dat beide heren om Stalingrad „bij massale volmacht een persoonlijk duel uitvochten.” Volgens hem is het dan ook geen toeval dat veel officieren die aan het Oostfront vochten, daarna betrokken raakten bij pogingen om Hitler door een aanslag om het leven te brengen.

De paranoïde achterdocht kende geen grenzen. Tekenend is de zogenoemde Reichel-affaire. De Duitse majoor Reichel, commandant van een pantserdivisie, was zo dom om met een licht vliegtuig een bezoek te willen brengen aan een onderdeel in de frontlinie. Hij werd neergeschoten en de Russen vonden in het neergestorte toestel een pakket uitgewerkte bevelen van Hitler. Toen Stalin echter van de buitgemaakte papieren hoorde, deed hij ze zonder meer als vervalsingen af. De Duitsers op hun beurt waren zeer wantrouwend toen ze kort daarop eclatante successen boekten. Stalin kende toch hun krijgsplannen? Liepen ze niet in een valstrik?

Oorzaak en gevolg
Een historicus moet beschrijven en verklaren en geen morele oordelen vellen, vindt Beevor. Van de wijze waarop Duitse historici over het onfrisse verleden van hun land discussiëren, wordt hij niet vrolijk. Hij verwijt hen dat zij eenzijdig geconcentreerd zijn op de schuldvraag en zelfs daarin nog egocentrisch zijn: „Ze hebben het meer over de misdaden van de Wehrmacht dan over de slachtoffers.” Hij neemt hen bovendien een heilloze verwarring van oorzaak en gevolg kwalijk. De veldtocht van nazi-Duitsland tegen het bolsjewistische gevaar leverde niet het beoogde resultaat op –het terugdringen van het communisme tot in Azië– maar het tegendeel, de intocht van het communisme in Europa. „Maar tot op de dag van vandaag zien vele Duitse overlevenden de slag om Stalingrad als een slimme valstrik waarin de Sovjets hen gelokt hadden door zich doelbewust tot daar terug te trekken. Ze zien zichzelf dus niet als aanstichters van deze catastrofe maar veeleer als slachtoffers.”