Recensie door Marie van Beijnum - 24 februari 1999
Erasmus als de Redfield van
Spaanse zwarte renaissance
Erasmus' handboek van de christenstrijder (Enchiridion) werd een bestseller. De Rotterdamse humanist had het geschreven op verzoek van een Bourgondische edelvrouw. De bedoeling was haar brute echtgenoot te socialiseren en op te voeden tot een ridder van God.
Na 1515 overtrof het Enchiridion op het Iberisch Schiereiland alle andere werken. Rond 1527 vierde het boekje zelfs hoogtij. Voor geletterde en minder geletterde Spanjaarden werd de Nederlandse geleerde hun James Redfield, met wiens celestijnse werkboek ze aan de slag gingen. Zoals de Fransen nu naar Rotterdam tijgen om er een dosis geestverruimend middel in te slaan, zo togen de Spanjaarden van weleer naar dezelfde stad om er de spirituele lucht van Erasmus te inhaleren.
Alfonso de Valdés bijvoorbeeld leerde het werk van Erasmus kennen toen hij in 1520 als leerling-secretaris naar Aken ging om de kroning van Karel de Vijfde bij te wonen. Uiteindelijk zou Valdés een adept worden van Erasmus, net als tijdgenoten die na hun terugkeer uit de Lage Landen in Spanje lieten blijken dat ze waren aangeraakt door het 'licht' uit Noord-Europa.
Het is typerend dat niet zijn Lof der Zotheid maar juist het Enchiridion zo gewild werd in Spanje. Dit boek sloot naadloos aan bij de tijdgeest in het land dat in die periode zijn 'zwarte' renaissance meemaakte. Deze renaissance staat haaks op de Italiaanse, legt Chris van der Heijden in zijn Zwarte renaissance. Spanje en de wereld 1492-1536 uit. De Spaanse wedergeboorte hechtte nauwelijks belang aan ratio en rede. Ze stond in het teken van vroomheid en devotie.
Kruistochten
De verovering van Granada (1492) op de Moorse koning Boabdil had in Spanje bevindelijke krachten losgemaakt, die tot een vernieuwingsbeweging leidden. In tegenstelling tot de Italiaanse renaissance van licht en klaarheid, beoogde de Spaanse renaissance het primaat van het geloof en het gevoel. Vandaar de 'zwarte' renaissance, onderscheiden van de Italiaanse.
Het licht dat de zestiende-eeuwse Spanjaarden najoegen was eenduidig van kleur. De zwarte renaissance was één groot streven naar de universele christelijke monarchie een rijk zo groot dat de zon er nooit in onderging. Instrumenten om dat te verwezenlijken waren de kruistochten, niet alleen de raids in Noord-Afrika maar ook de veroveringstochten in de Nieuwe Wereld.
Met name de agressieve kant van de renaissance heeft het beeld van Spanjes verleden gevormd, zo niet vertroebeld, meent Van der Heijden. Ze werd vooral bepaald door de 'zwarte legende', een verzameling vooronderstellingen en stereotypen die kan worden herleid tot de anti-Spaanse propaganda uit de zestiende eeuw. Het belangrijkste vehikel waarmee de zwarte legende werd aangedreven, was wellicht de geschreven aanklacht van de Spaanse monnik Bartolomé de las Casas tegen de Spaanse gruwelen in de West. In het kielzog van dit pamflet, dat een wijd bereik vond, ontstond de demonisering van Spanje.
Breukvlak
Hoewel wetenschappelijk onderzoek de zwarte legende intussen voor een deel heeft ontmaskerd, vraagt Van der Heijden aandacht voor andere aspecten van de zwarte renaissance. Voor Spanje betekende de val van het Moorse bastion Granada een nieuw begin. De eeuwenlange Reconquista (herovering) was voltooid, Columbus kon Amerika gaan ontdekken en de Joden werden van het schiereiland verdreven.
Spanje was gezuiverd, de politieke, religieuze en culturele 'limpieza' (reiniging) voltooid. Er was ruimte gemaakt voor een renaissance die als kenmerken het ridderschap, Bourgondische kunst en vroomheid combineerde. Het geloof werd het cement voor zowel de binnenlandse samenleving als de buitenlandse expansie, met de verovering van Jeruzalem als het ultieme ideaal.
Het is op dit breukvlak tussen de vijftiende en de zestiende eeuw dat Erasmus voet aan de grond kreeg in Spanje, tot aan de tafel van Karel de Vijfde toe. Het was voor een korte periode. Want de keizer, die als een 'briesende leeuw' te werk was gegaan, moest weldra inzien hoe de droom van zijn christelijk wereldrijk een illusie bleek.
De opkomst van Luther en de persistentie van de protestanten betekende uiteindelijk 's keizers aanvaarding van het feit dat de christenheid politiek en religieus een verdeeld huis was geworden. Na 1536, het jaar waarin Erasmus overleed, won in Spanje de opvatting terrein dat de gevierde humanist lippendienst zou bewijzen aan de Duitse reformator. Daarmee week de zwarte renaissance terug in de vergetelheid en maakte ze plaats voor de Contrareformatie.
Gevaar
Van der Heijden heeft op een doorwrochte wijze studie gemaakt van het Spaanse herfsttij der Middeleeuwen. Door terecht verwaarloosde kanten ervan voor het voetlicht te brengen (wat hij met gedrevenheid doet), loopt hij echter het gevaar dat hij bepaalde minpunten rechtvaardigt, camoufleert of de zaken eenzijdig duidt. Niet alles wat Van der Heijden poneert, is schokkend of nieuw. Wel is zijn vlot en boeiend gestructureerde betoog de moeite van een kennismaking waard.
|