Boekrecensie

Titel: Een naam en ster als boegbeeld. De poëzie van Ida Gerhardt in symbolistisch perspectief
Auteur: Anneke Reitsma

Uitgeverij: Van Gorcum
Assen, 1998
ISBN 90 232 3413 8
Pagina's: 226
Prijs: ƒ 65,00

Recensie door dr. J. de Gier - 17 februari 1999

Reitsma verklaart trots vanuit dichterlijke traditie

Ida Gerhardt en
het symbolisme

Ida Gerhardt sprak weinig in het openbaar. Maar als ze het deed, was het altijd belangwekkend. Zo zei ze in 1980 bij het aanvaarden van de P. C. Hooftprijs: „Ik heb het schrijvers van literatuuroverzichten (...) niet gemakkelijk gemaakt. Nog onlangs beklaagde een goede en hooggeleerde vriend zich tegenover mij dat ik poëtisch eigenlijk nergens was in te delen. Wat een zorgen zijn er al niet in de wereld der wetenschap!” Tegen deze achtergrond is het zeker een waagstuk om toch te proberen de dichteres in een bepaalde traditie te plaatsen. Dat waagstuk heeft Anneke Reitsma niettemin ondernomen in haar nieuwste boek over de poëzie van Ida Gerhardt.

Anneke Reitsma is al zo'n 20 jaar geboeid door Gerhardts poëzie en haar publicaties getuigen van intense aandacht en lezen met inzicht. Dat geldt ook voor haar nieuwste studie: ”Een naam en ster als boegbeeld”, een titel die verwijst naar Gerhardts dichtbundel ”Het Sterreschip” uit 1979.

In deze studie geeft Reitsma een uitwerking van een visie die ze reeds eerder verwoordde. Zo schreef ze 15 jaar geleden al in een ander boek over de poëzie van Ida Gerhardt: „Ik geloof dat Gerhardt (...) aansluiting bij de symbolistische traditie heeft gezocht.”

Het boek bevat twee delen. Het eerste deel is theoretisch van aard. Het bevat een verantwoording van de gekozen aanpak, een uitleg over de verhouding tussen stroming en traditie en een uitgebreide bespreking van het symbolisme en de symbolistische traditie (ontstaansgeschiedenis, ontwikkeling, kernelementen). Het tweede deel is bedoeld als toepassing: de plaats van ”Het Sterreschip” in het oeuvre en de poëtica van Ida Gerhardt en een bespreking van de thema's en motieven in het licht van het symbolisme.

Samenhangen
In ”Les fleurs du mal” van de 19e-eeuwse Franse dichter Charles Baudelaire komt een gedicht voor met de titel ”Correspondances” (Correspondenties). De eerste strofe ervan luidt in vertaling:

De Natuur is een tempel met bezielde zuilen
Die soms hun stemmen in verwarring op doen gaan;
de mens doorkruist dit woud waarin symbolen schuilen
die hem er met vertrouwde blikken gadeslaan.

”Correspondentie” en ”symbool” zijn kernbegrippen in de literaire stroming die we symbolisme noemen en die veelal met Baudelaire geacht wordt te beginnen. Reitsma geeft in beknopt bestek veel informatie over het zo moeilijk grijpbare symbolisme. We maken kennis met onder meer de reeds genoemde Baudelaire en de symbolistische dichters Rimbaud, Verlaine en Mallarmé.

Belangrijker nog dan deze historische uitleg zijn de pagina's die ze wijdt aan de kernelementen van het symbolisme. Ze maakt een nuttig onderscheid tussen symbolisme –een tijdgebonden stroming of beweging– en de symbolistische traditie (de doorwerking van symbolistische elementen bij latere dichters, onder wie Ida Gerhardt). De stroming heeft haar naam te danken aan het ”symbool”. Een symbool is een woord dat dient om geheimzinnige relaties en samenhangen –correspondenties!– te suggereren. Het woord ”sterreschip” bij Gerhardt is zo'n symbool. Het suggereert een samenhang tussen de kosmos –ster– en de aarde (een schip op het water, waarbij ”water” voor de dichteres ook weer een symbool is). Andere kenmerken zijn: gedichten met als thema het dichten zelf, een sterk accent op vakmanschap, de opvatting van de dichter als ziener die achter de werkelijkheid kijkt en een onzichtbare werkelijkheid voelbaar maakt.

Die onzichtbare werkelijkheid, die geheime samenhang is voor Ida Gerhardt nadrukkelijk verbonden met God, al is het zeker niet eenvoudig om haar Godsbeeld duidelijke contouren te geven. Haar poëzie is religieus geladen. Ze ziet dichten als een goddelijke opdracht. En ze had een vast geloof in een hiernamaals, een ”overzijde”:

Van de overzijde het sein:
„Ik heb u bij de naam
geroepen. Gij zijt Mijn”.

Andere symbolistische dichters spreken, vager, van het Absolute, het Onzegbare, het Oneindige en dergelijke.

Trots en deemoed
Reitsma onderscheidt in de symbolistische poëzie vier lagen: de filosofische (visie op de werkelijkheid), de poëticale (kunstopvatting), de inhoudelijke (thema's en motieven) en de stilistische laag (bijvoorbeeld grote voorkeur voor de muzikale mogelijkheden van het vers).

Met behulp van deze gegevens beziet ze dan de poëzie van Gerhardt, in het bijzonder ”Het Sterreschip”. Dat is gevaarlijk. Ik verwijs naar de uitspraak van Gerhardt zelf aan het begin van dit artikel (al moet je uitspraken van dichters zelf vaak met een korreltje zout nemen!). Het gevaar is blikverenging: het lukt je altijd wel een aantal kenmerken die je vooraf op een rij hebt gezet 'ergens' in het werk terug te vinden. Reitsma onderkent echter dat probleem. Ze presenteert haar model niet als doel op zichzelf, maar als een hulpmiddel dat kan dienen tot een beter begrip van Gerhardts poëzie.

Dat hulpmiddel is mijns inziens zeker waardevol. Het verheldert een aantal –lang niet alle!– aspecten in de gedichten van Gerhardt, die bijvoorbeeld in de bundel ”Vijf vuurstenen” schreef dat ”vragende vocalen” gericht zijn op: „Een samenhang ontraadselen/ met donker stokkend pogen.” Tegen de achtergrond van de symbolistische traditie wordt de omschrijving ”samenhang ontraadselen” verduidelijkt. Diezelfde traditie kan ook een verklaring bieden voor een niet door ieder gewaardeerd aspect van de dichteres: haar trots, die soms afstotend werkt. Ongetwijfeld speelt hierin ook haar karakter mee, maar Reitsma wijst erop dat Gerhardts hoge opvatting van het dichterschap –het is „van hogerhand” verleend– leidt tot een merkwaardige paradox van enerzijds deemoed en verwondering en anderzijds trots en zelfbewustzijn, iets wat ligt in de lijn van het symbolisme.

Etiket
Reitsma heeft met haar studie gekozen voor één invalshoek. Dat mag, maar het houdt wel een beperking in. De lezer moet in dit boek geen uitgebreide en veelzijdige analyse zoeken van Gerhardts poëzie. Dat heeft de auteur elders gedaan, ook voor ”Het Sterreschip”. De analyse van ”Het Sterreschip” valt in deze studie wat tegen. Maar daar staat tegenover dat diverse opmerkelijke parallellen worden blootgelegd tussen dit gedicht en de symbolistische traditie. Ze heeft voor het eerst inhoud gegeven aan het algemene etiket dat ook de meeste andere literatuurbeschouwers hanteren: Ida Gerhardt is een symbolistische dichteres. Overigens: een aparte paragraaf of een apart hoofdstuk over het 'eigene' van de dichteres binnen die symbolistische traditie zou welkom zijn geweest.

Het boek van Reitsma acht ik het sterkst in het eerste, meer theoretische deel. Het moge duidelijk zijn dat de studie enigszins geschoolde lezers veronderstelt. Voor de bestudering van de poëzie van Ida Gerhardt is het boek een welkome aanvulling.