Boekrecensie

Titel: De maagd en de soldaat. Koloniale monumenten in Amsterdam en elders
Auteur: Ewald Vanvugt

Uitgeverij: Jan Mets
Amsterdam, 1998
ISBN 90 5330 231 X
Pagina's: 159
Prijs: ƒ 34,50

Recensie door drs. W. Wouters-Maljaars - 17 februari 1999

Langs koloniale monumenten
in Amsterdam

Door de aandacht voor het kolonialisme en de hausse aan Indië-monumenten op dit moment lijkt ”De maagd en de soldaat” van Ewald Vanvugt precies getimed. Vanvugt geeft in dit boek een korte, theoretische verhandeling over het kolonialisme (deel I) en licht daarna de betekenis van de monumenten in Amsterdam toe (deel II). Ten slotte maakt hij een begin met een thematische inventarisatie van de koloniale monumenten in Nederland (deel III).

De schrijver presenteert het kolonialisme vooral als de motor van de „wereldwijde mensenmix.” Door de VOC en in mindere mate de WIC leverde Nederland zijn bijdrage aan de vermenging van de wereldbevolking. Hij onderbouwt zijn stelling met onder andere de volgende argumenten:

- Tussen 1600 en 1800 vertrokken vanuit Nederland bijna een miljoen soldaten en zeelieden (van wie de helft vanuit andere Europese landen afkomstig) naar Azië.

- De Europeanen verscheepten in diezelfde tijd ook nog eens een tien miljoen Afrikanen als slaven naar Amerika (Nederland nam hiervan eentiende deel voor zijn rekening).

- Veel Nederlanders maakten zich als inlandse functionaris schuldig aan het ”intercontinentale paren”, zodat ook in de koloniën multiculturele samenlevingen ontstonden.

Toch was het publiek in die tijd totaal onbekend met de inlandse bevolking, blijkens verslagen van exotische mensenshows. In 1883 nog werden Javanen en Surinamers op de Wereldtentoonstelling in Amsterdam nieuwsgierig bezichtigd! Na 1940 komt hier verandering in: talloze Indo-repatrianten komen hier wonen. Toch vindt in Nederland pas vanaf 1960 de omslag van emigratie- naar immigratieland plaats. Een generatie geleden zag men, volgens Vanvugt, hier haast uitsluitend Europeanen, terwijl er nu sprake is van een „exotische mensenshow” op straat. Vanvugt ziet dit als een gevolg van het kolonialisme, waardoor talloze mensengroepen op drift raakten.

Hard en zorgzaam
In deel II leidt de schrijver de lezer rond in Amsterdam, waar talloze Indië-monumenten te bezichtigen zijn op gevels van allerlei gebouwen. Een lange wandeling is opgenomen in dit boek, hoewel de lezer die naar eigen smaak kan inkorten of in zijn luie stoel kan volgen. Je wordt attent gemaakt op de Amsterdamse Stedenmaagd aan het Centraal Station en het Koninklijk Paleis, je 'ziet' Coen op drie plaatsen en neemt een kijkje in de Korsjespoortsteeg, waar Multutuli's geboortehuis staat. (Dit huis is trouwens echt een bezoekje waard.) De uitleg over de monumenten is heel interessant en Vanvugt voorziet de lezer ook van veel achtergrondinformatie over personen en tijd.

De titel van het boek wijst op de meest voorkomende symboliek in de Indië-monumenten: de maagd en de soldaat. Deze twee symbolen geven de totale visie van ons land op het kolonialisme weer: de soldaat staat voor het harde, maar rechtvaardige optreden van ons land. De maagd stelt de zorgzame, beschamende en beschermende taak voor van het overheersende land. De beelden moeten als sterk propagandistische media van de koloniale visie gezien worden.

„Dispereert niet”, vermeldt het beeld van Jan Pieterszoon Coen (1587-1629), de onbetwiste stichter van het koloniale rijk. Zijn aanmoediging: „Dispereert niet, ontsiet uwe vijanden niet, daer en is ter werelt niet dat ons can hinderen noch deeren, want God is met ons”, wijst de lezer onmiskenbaar op het superieure gevoel van de Nederlanders ten opzichte van de koloniale bevolking. Vanvugt geeft de gewelddadige kant van de Nederlandse generaals veel aandacht. Vooral Coen, Daendels en Van Heutsz moeten het ontgelden. Reael en Haafner krijgen ook positieve aandacht, omdat ze zich keerden tegen het kolonialisme of op zijn minst bedenkingen hadden tegen het barbaarse optreden ten opzichte van de inlanders.

Monumenten
Ten slotte maakt de schrijver een begin met de thematische inventarisatie van alle koloniale monumenten in Nederland. De jongens van Bontekoe, Michiel de Ruyter, Piet Heyn enz. passeren de revue. Hoewel de informatie rondom de betrokken personen interessant is, is de thematische indeling als hekkensluiter wat mistig gebleven.

De schrijver ventileert zijn mening in heel zijn boek. Die mening is ingekleurd door de hedendaagse mening over het kolonialisme. Het „harde en rechtvaardige optreden” van de soldaat wordt veelal uitgelegd als bruut en onnodig geweld en de „beschermende en opvoedende” taak van de maagd wordt weerlegd als zijnde fantasie in plaats van waarheid. De schrijver krijgt een vieze smaak in zijn mond bij de uitspraak: ”might is right”. En daarom kan hij Coen niet zo zetten. Hoewel onmenselijke taferelen zich afgespeeld hebben, die de idyllische en schoongepoetste geschiedschrijving altijd maar weer verzweeg, gaat de schrijver wel erg aan de andere kant van de schuit hangen om de visie op het kolonialisme te herzien. Daardoor schept hij bij mij argwaan over de objectiviteit van zijn conclusies. Ik vind dat hij de personen te weinig in de context van hun tijd geplaatst heeft.

In maart 2002 is het 4000 jaar geleden dat de VOC werd opgericht. Tijd voor een evenwichtige blik op de kolonialistische tijd, die de gemoederen nog altijd bezighoudt.