Boekrecensie

Titel: Typographia Batava, 1541-1600: Repertorium van boeken gedrukt in Nederland tussen 1541 en 1600
Auteur: Paul Valkema Blouw

Uitgeverij: De Graaf
Nieuwkoop, 1998
Pagina's: 2 delen, 661 en 635
Prijs: ƒ 950,-

Recensie door B. J. Spruyt - 10 februari 1999

Detective in boeken

Hij is 82 jaar oud en heeft zojuist zijn levenswerk voltooid: een opsomming en beschrijving van alle boeken die in Nederland tussen 1541 en 1600 zijn verschenen. Paul Valkema Blouw werkte er ruim 30 jaar aan, onbezoldigd, iedere dag van 's middags drie tot 's avonds elf uur. De resultaten van zijn onderzoek leiden tot een nieuwe visie op het verloop van de Reformatie in de zestiende-eeuwse Nederlanden.

De zestiende eeuw was de tijd van Reformatie en Opstand. Dat stelde drukkers die hun persen in dienst van de nieuwe leer of het verzet tegen het Spaanse gezag plaatsten voor grote problemen. Hun arbeid was immers illegaal en zij moesten de toevlucht nemen tot trucs om een confrontatie met de Inquisitie te voorkomen. Het is om die reden dat veel zestiende-eeuwse drukken anoniem of onder een schuilnaam verschenen en vaak geantedateerd waren. Soms werden hun makers toch ontdekt. Enkelen vonden de dood, anderen vluchtten naar het buitenland, vooral naar steden als Wezel, Emden, Aken en Hamburg.

Een mooi voorbeeld zijn de prekenbundels (”Sermonen”) die volgens het colofon in 1520 zijn gedrukt en geschreven zouden zijn door de minderboeder (Franciscaanse monnik) Niclaes Peeters (zie ook afbeelding). De inhoud is voluit reformatorisch en zowel de drukker als de auteur liep met deze uitgave levensgevaar. 'Niclaes Peeters' is dan ook het pseudoniem van een persoon wiens ware identiteit nog steeds niet is vastgesteld, terwijl het boek in werkelijkheid niet in 1520 (dus voor de plakkaten van Karel V), maar in 1565 bij de drukker Simon Steenberch in Deventer is verschenen.

Hoe dat nu bekend is? Dat weten we dankzij het bibliografisch onderzoek van Valkema Blouw. Om de identiteit van een drukker te bepalen, heeft hij vanaf 1968 materiaal verzameld met behulp waarvan hij een anonieme of pseudonieme druk aan een bestaande drukker kon toeschrijven. Dit (typografisch) materiaal bestaat uit lettertypen, vignetten, ornamenten en initialen. Als van een bepaald boek de drukker bekend is, en uit nauwkeurig onderzoek blijkt dat een ander, anoniem verschenen boek met dezelfde lettertypen is gezet (letters dus met dezelfde grootte, omvang en vorm), in combinatie met dezelfde versieringen en hoofdletters, kan die druk aan dezelfde drukker worden toegeschreven.

Sherlock Holmes
Het klinkt niet eens zo ingewikkeld, maar het is een vak dat slechts weinigen beheersen en vooral erg tijdrovend is. „De methode is wel uit te leggen, maar moeilijk overdraagbaar. Het gaat niet alleen om het verzamelen van materiaal, maar ook om het interpreteren daarvan. Er komt ook veel Fingerspitzengefühl en intuïtie bij kijken. Je kunt wel met Sherlock Holmes meelopen, maar dat betekent nog niet dat je net als hij zo'n goede boevenvanger wordt”, zegt Bram Schuytvlot, werkzaam in de Amsterdamse universiteitsbibliotheek. Nadat Valkema Blouw al zijn materiaal in kaartenbakken had verzameld, heeft Schuytvlot het geordend en gerubriceerd, zodat er een boek van gemaakt kon worden.

Vooral het verzamelen van al het materiaal met behulp waarvan hij de drukken kon determineren (zoals dat in vakkringen heet), heeft Valkema Blouw jaren en jaren gekost. Het resultaat is nog steeds te zien in het kleine kamertje in de Amsterdamse universiteitsbibliotheek waar Valkema Blouw al die jaren heeft zitten werken: een archiefkast met daarin 15.000 kopieën van letters en versieringen. Het is de bedoeling dat dit 'apparaat-Valkema Blouw' te zijner tijd op cd-rom verschijnt.

Gebruiksdrukwerk
Het eindeloze speurwerk van Valkema Blouw leverde uiteindelijk 7438 titels op. In werkelijkheid moet er in de zestiende eeuw een veelvoud van dit aantal zijn verschenen. „Veel is er in de loop van de tijd verloren gegaan, zowel in de zestiende eeuw zelf als tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Uitgaven van de werken van Erasmus vonden hun weg wel naar bibliotheken of de boekenkasten van deftige families. Maar vooral veel gebruiksdrukwerk, zoals almanakken en schoolboekjes, zijn in die tijd zelf al kapotgelezen. Veel titels, zo'n 450, kennen we slechts omdat ze in betrouwbare bronnen worden genoemd. En van 40 procent van de ruim 7000 titels is slechts één exemplaar bewaard gebleven”, legt Schuytvlot uit.

Wat vooral van belang is, is dat het Valkema Blouw is gelukt vrijwel alle uitgaven aan een bepaalde drukker toe te schrijven en te dateren. „Hij was en is bezeten van zijn vak. Dat detectivewerk werd een verslaving”, volgens Schuytvlot. Valkema Blouw, die vanwege zijn mindere gezondheid inmiddels in een hotel aan de Amsterdamse Keizersgracht woont, zegt er zelf van dat het hem „voortdurend heeft geïntrigeerd om zaken die 400 jaar verborgen waren gebleven, alsnog aan het licht te brengen.” Maar op de vraag of het hem nu veel voldoening schenkt dat hij op zo'n hoge leeftijd zijn levenswerk heeft kunnen afronden, antwoordt hij: „Ik mis geloof ik de maatschappelijke eerzucht om daar aandacht voor te vragen.”

Onbezoldigd
Die opmerking mag typerend heten voor Blouw. Hij heeft zijn monnikenwerk grotendeels onbezoldigd verricht. Ondanks zijn volharding en doorzettingsvermogen noemt hij zichzelf „van nature lui en gemakzuchtig.” Een avondmens, dat zich 's middags tegen drieën op zijn kamer in de bibliotheek opsloot om die pas tegen een uur of elf 's avonds weer te verlaten. Aanvankelijk leek het erop dat hij nergens voor wilde deugen.

Paul Blouw is in 1916 in Apeldoorn geboren. Hij bezoekt er het gymnasium, maar verblijft vooral op de tennisbaan. Zijn vader is leraar natuurkunde aan dezelfde school en „een factor om rekening mee te houden. Als ik weer eens een onvoldoende had, wist hij dat eerder dan ik.” Hij is er zijn vader nog dankbaar voor dat die hem heeft gedwongen zijn gymnasiumopleiding te voltooien. Daarna gaat Blouw niet studeren. „Het was de crisistijd. Bovendien was mijn moeder ziek, wat een hoop geld kostte, en had ik een jongere zuster die veel intelligenter was dan ik en die dus moest gaan studeren. Ik wilde eerlijk gezegd ook wel eens onder de ouderlijke zorg weg.” Blouw vertrekt in 1934 naar Utrecht, waar hij bij antiquariaat Beijers gaat werken. Hij leert er het vak van G. W. Schultz en wordt er na de oorlog directeur, zij het niet voor lang.

Geen krachtpatser
„Een oom van mij, dr. H. C. Valkema Blouw, een psychiater uit Zeist, bezat een meerderheid van de aandelen van Beijers. Hij wilde dat de firma niet alleen boeken zou veilen, maar ook prijscatalogi zou maken. Daarvoor werd een tweede directeur, H. L. Gumbert, aangetrokken. Met hem kon ik niet overweg. Hij was wel Joods, maar ook zo Duits. Hij zette zijn bureau midden in het kantoor en begon links en rechts bevelen uit te delen. Ik ben niet zo'n krachtpatser en had geen zin om het op een eindeloze competentiestrijd te laten uitlopen. Ik heb toen maar m'n congé genomen.”

Blouw gaat in 1947 naar Amsterdam, waar hij bij Van Regteren Altena kunstgeschiedenis studeert en bij het antiquariaat van Menno Hertzberger werkt. Ruim 10 jaar later begint hij zijn eigen antiquariaat. Hij heeft regelmatig contact met de legendarische mr. H. de la Fontaine Verwey, het toenmalige hoofd van de Amsterdamse universiteitsbibliotheek en tevens hoogleraar boekwetenschap. Fontaine Verwey had het plan opgevat een repertorium te maken van alle boeken die in Nederland in de tweede helft van de zestiende eeuw waren verschenen. Voor de eerste 40 jaar van die eeuw was er de bibliografie van Wouter Nijhoff en mejuffrouw Kronenberg. Hij weet steun los te peuteren van het Frederik Muller Fonds en de Stichting voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek en kan in 1961 het echtpaar Bob en Emily de Graaf aanstellen om het werk te gaan doen.

Het echtpaar De Graaf moet de opdracht echter na 7 jaar teruggeven, omdat zijn eigen antiquariaat en uitgeverij steeds meer tijd en aandacht vragen. (Bij hen is nu wel Valkema Blouws levenswerk verschenen.) Fontaine Verwey strikt Valkema Blouw, die daarmee voor het eerst, naar eigen zeggen, „een duidelijk doel voor zijn leven” vindt. Maar de subsidie van ZWO duurt nog maar 3 jaar en het werk is in 1971 nog lang niet af. Toch gaat Blouw verder, onbezoldigd. Hij ontvangt „wat AOW en een pensioentje van ZWO” en vult zijn inkomsten aan door de voorraad van zijn antiquariaat beetje voor beetje van de hand te doen. „Ik heb niet veel nodig. Ik ga bijvoorbeeld nooit op vakantie of zo.”

Nederlandse Hervorming
Dertig jaar monnikenwerk in het kale, door een tl-buis verlichte kamertje in de Amsterdamse universiteitsbibliotheek volgt, tot het eind 1998 voltooid is. Alhoewel: voltooid is zo'n werk nooit. Dit jaar zijn al weer vijf boekjes aan het licht gekomen die Valkema Blouw onbekend waren. „Er zal te zijner tijd wel een supplement komen”, volgens Schuytvlot. Voltooid is het werk ook niet in die zin dat Blouw zijn werk niet volgens de nieuwste inzichten heeft ingericht. „Tegenwoordig is het bijvoorbeeld gebruikelijk om bij iedere titel ook de zogeheten ”fingerprints” te vermelden, dat is de tekst die direct boven de signatuur staat op de eerste bladzijde van de inleiding, aan het begin en het einde van het hoofdwerk en aan het begin en het einde van de index. Met behulp daarvan kun je een bepaalde druk snel herkennen.”

Schuytvlot en zijn collega Paul Dijstelberge lopen nu met het plan rond de vele artikelen die Valkema Blouw in de loop der jaren heeft geschreven, in twee bundels uit te geven. Valkema Blouw zelf zou nog wel een artikel willen schrijven over Nederlandse drukken die tot nog toe ten onrechte voor buitenlandse drukken zijn gehouden en een studie over alle lutherdrukken uit de zestiende eeuw.

Verder vindt hij dat het nu de beurt is aan de (kerk)historici. Tot nog toe is namelijk altijd aangenomen dat de Nederlandse Hervorming aanvankelijk een rijk geschakeerde, dogmatisch onbelijnde beweging is geweest (wat juist is), maar dat die beginjaren werden gevolgd door de periodes waarin de dopersen en, daarna, de calvinisten het toneel domineerden. Uit het onderzoek van Valkema Blouw is nu gebleken dat tal van reformatorische publicaties die vroeger in de jaren 1520-1530 zijn gedateerd, in werkelijkheid veel later zijn verschenen.

Prijs
„Die evangelisch-reformatorische periode, waarin tal van kwesties dogmatisch nog niet uitgekristalliseerd waren, heeft dus veel langer geduurd. Historici moeten op grond van die gegevens het beeld van de Nederlandse reformatie gaan herschrijven.”

Of hijzelf de artikelen nog zal schrijven, weet hij niet. Hij is sinds een jaar of twee slecht ter been en zou voor studie de gang naar de bibliotheek moeten maken. „Mijn ex-vrouw is 89 en nog zeer actief. Een vrouw kan dus wel 90 worden. Maar een man zou niet ouder moeten worden dan 80.”

Het levenswerk van Valkema Blouw zit erop. De prijs van zijn standaardwerk, de ”Typographia Batava”, plaatst het buiten het bereik van de meeste particulieren. Maar in een zichzelf respecterende (theologische) bibliotheek met affiniteit tot de geschiedenis van de Reformatie kan het niet ontbreken.