Boekrecensie

Titel: Wat het oog heeft gezien. Verbeelding als sleutel van het credo
Auteur: Marcel Barnard

Uitgeverij: Meinema
Zoetermeer, 1997
ISBN 90 211 3668 6
Pagina's: 192
Prijs: ƒ 49,90

Recensie door Tineke Goudriaan - 27 januari 1999

Barnard laat kunst de twaalf geloofsartikelen „ontsluiten”

Het esthetieke credo
van een theoloog

Het strakblauwe ”Monochrome Blue” van Yves Klein doet denken aan de klassieke geloofsbelijdenis van de apostelen. Zo ervaart Marcel Barnard, docent liturgiek in Amsterdam, dat tenminste. De theoloog vond zestien Europese kunstwerken, van middeleeuwse tot eigentijdse, die het credo naar zijn smaak „ontsluiten”.

Barnards uitgangspunt dat het geloof niet alleen uit het gehoor is, is niet direct zo terug te vinden in de Bijbel. Integendeel. Toch is zijn stelling minder onbijbels dan op het eerste gezicht lijkt. Hij wil er slechts mee zeggen dat ook het (kunstenaars)oog zich heeft laten inspireren door het christelijk geloof, de eeuwen door. Zo herkent de auteur van ”Wat het oog heeft gezien” de kracht van Gods belofte in Yves Kleins intense blauw. „Als ik Kleins blauw zie, (...) versta ik geloven als een leren dat wat voor ogen is het laatste niet is.”

Reizen
Op zijn reizen naar Florence, Bologne en Parijs ontmoette Barnard kunstwerken die hem bij het aloude credo brachten. Hij hield stil bij klassiekers zoals Rembrandt, Michelangelo, Fra Angelico, Giotto di Bondone, Gislebertus, Masaccio. Maar moderne, seculiere kunst van Picasso, Miró en Van Gogh gaven Barnard evengoed associaties met de geloofsbelijdenis.

Dat Barnard de belijdenis van God de Schepper terugziet in Michelangelo's beroemde verbeelding van de schepping van dag en nacht, ligt voor de hand. Ook is navolgbaar dat hij een verband opmerkt tussen de belijdenis van Jezus' maagdelijke geboorte en Fra Angelico's ”Annunciatie”, tussen de erkentenis van een komend vonnis en Gislebertus' Laatste Oordeel. Dat Barnard de belijdenis van God als Vader terugziet in Rembrandts ”Saul en David” en juist in ”Hè Anastasis” (de opstanding, anoniem) de nederdaling ter helle herkent, ligt minder voor de hand. Zijn verbintenis van de twee clowns uit Fellini's film ”I Clowns” met het geloofsartikel over Jezus als Zoon van God en van Picasso's ”Huilende vrouw” met het geloof in de wederopstanding, doet de wenkbrauwen omhooggaan; het komt zelfs onheilig over. Dat een abri bij Lelystad voor Fm 98,0 –een zender met gezang van engelenkoren– aanzet tot de belijdenis van „een heillige, algemene kerk”, vereist ook enig denkwerk. Barnards associaties komen soms vergezocht voor. Ook slaagt hij er niet altijd in het verband dat hij tussen kunstwerk en credo ziet, expliciet te maken. Herlezing van de doelstelling in de inleiding kan dan verhelderen, maar zou niet nodig moeten zijn.

Het is dan ook niet altijd de afbeelding zelf die Barnard bij het credo brengt. De theoloog komt tot ongedachte associaties. Fellini's twee trompettende clowns hebben voor Barnard Messiaanse trekken: zoals de grapjassen het publiek een spiegel voorhouden, zo houdt Jezus –”Gods dubbelganger”– „aan de gemeente de spiegel voor en ziet zij zichzelf: de ware mens.”

Oefenboek
In zijn „oefenboek met 15 etudes”, zoals Barnard zijn werk bescheiden noemt, beschrijft hij niet alleen de thema's die de kunstwerken aan de orde stellen, maar bekijkt hij ook hoe makers ervan hun geloof hebben uitgedrukt. De theoloog behandelt de kunststukken niet kritiekloos. Kleins egale blauw mag hem dan bij de kracht van Gods beloften brengen, toch erkent Barnard distantie. „Het geloof wacht op God die zijn belofte waarmaakt en vraagt van de mens een afzien van zijn eigen kunnen, Klein klimt op naar de hemel en wil die op eigen kracht bereiken.” Gelovige Barnard constateert dat kunstenaar Klein „hogepriester van zijn eigen religie (is) geworden.”

Het is duidelijk dat Barnard de kunst niet als kunsthistoricus benadert, maar als religieuze twintigste-eeuwer. Zijn werk is persoonlijk en subjectief, zijn werkwijze soms uiterst associatief. Het is het onconventionele geloofsgetuigenis van een middenorthodox godgeleerde. Barnard komt naar voren als een estheet en niet als een geprononceerd theoloog.