Recensie door dr. J. L. Krabbendam - 27 januari 1999
Hollandse schilderkunst
in Amerika
Geregeld publiceren Amerikaanse historici verrassende boeken over aspecten van de Nederlandse geschiedenis. Simon Schama waagde zich aan de patriottentijd en de Gouden Eeuw, James Kennedy lanceerde een gezaghebbende interpretatie over Nederland in de jaren zestig en eind vorig jaar bracht kunsthistorica Annette Stott een boek op de markt over een maniakale belangstelling in het Amerika van de vorige eeuwwisseling voor alles wat uit Nederland kwam. Een pakkende hypothese, die echter onvoldoende is uitgewerkt.
In 1903 doorbrak het leidende Amerikaanse vrouwentijdschrift The Ladies' Home Journal als een der eerste periodieken de grens van een miljoen verkochte exemplaren. In dit jaar publiceerde hoofdredacteur Edward W. Bok een hoofdartikel waarin hij zijn lezeressen voorhield dat Nederland meer aan de vorming van de Verenigde Staten had bijgedragen dan werd aangenomen. Volgens Stott verwees dit artikel naar een landelijke fascinatie met Holland, in gang gezet door schilders die ons land ontdekten en in de periode 1880-1914 bezochten.
Belangstelling
De Amerikaanse kunstenaars kwamen uit belangstelling voor Nederlandse meesters zoals Rembrandt, Vermeer en Hals en meenden daarin een prototype voor Amerikaanse kunst aan te treffen met taferelen waarin de gewone man en vrouw centraal stonden en die Democratische en Republikeinse idealen vertegenwoordigden. Naast de voorkeur voor realisme en huiselijkheid benadrukten de kunstenaars en critici de overeenkomsten in de Nederlandse en Amerikaanse geschiedenis, met name de ongelijke strijd tegen autocratische heersers.
Rijk geworden Amerikanen stroopten de Amerikaanse kunstmarkt af om deze meesters te verwerven. Een krappe markt en de vrees voor vervalsingen stimuleerde een bloeiende kopieerpraktijk. De eerder genoemde Bok hing zijn kantoor en huis vol met kopieën van Rembrandt en Hals. Ook de zogenaamde Haagse School gedijde bij deze belangstelling. Hun kunst was betaalbaar en toonde dezelfde huiselijke taferelen als de oude Hollandse meesters. De Amerikanen hadden aansprekende modellen in handen.
Het snel industrialiserende en moderniserende Amerika keek nostalgisch naar het traditionele Holland, dat nog sprekend leek op de taferelen van de oude meesters. De impressionistische mode versterkte de zoektocht naar pittoreske plekjes die vooral op het Nederlandse platteland en in de kustplaatsen gevonden konden worden: Hattem, Nunspeet, Rijsoord, Laren, Katwijk, Egmond en Volendam kregen een jaarlijkse Amerikaanse pelgrimage van schilders en schetsers te verwerken, die vervolgens hun waren in Amerika aan de man brachten.
Toeristen als tijdreizigers
Volgens Stott werkten tegelijkertijd de historische werken van Motley, Campbell en Griffis een heroriëntatie in de hand op de oorsprong van de Amerikaanse samenleving, die Nederlandser was dan aangenomen werd. Ook de Holland Amerika Lijn (HAL) stimuleerde de beeldvorming van Holland om de emigrantenschepen te vullen met Amerikaanse toeristen. Deze reizigers dachten met een bezoek aan Nederland een sprong naar de zeventiende eeuw te maken, waar ze zich konden verlustigen aan sfeer die ook het Amerika voor de onafhankelijkheid zou hebben gekenmerkt. Merkartikelen zoals chocola, schoonmaakmiddelen en meubels gebruikten de vermeende Hollandse kwaliteiten van degelijkheid en bekwaamheid in hun reclamecampagnes. Architecten gebruikten kenmerken uit de Hollandse periode van Nieuw-Amsterdam in hun ontwerpen, die veel geïmiteerd werden.
Door middel van de stad Cincinnati in de staat Ohio wordt duidelijk hoe de belangstelling voor Holland zich verbreidde. Een welgestelde sociale kring introduceerde Nederlandse onderwerpen en voorwerpen in allerlei recreatieve en educatieve gezelschappen, die tentoonstellingen organiseerden en Hollandse motieven in hun interieur verwerkten. Hun voorkeur werd vervolgens door de burgerij gevolgd. Rond 1914 liep de rage ten einde doordat enerzijds directe contacten met Europa gestremd werden en anderzijds doordat het imago van de gelukkige, boerse, ouderwetse Hollander versleten raakte. Delen van dat beeld bleven echter in de populaire verbeelding hangen, tot vandaag de dag toe.
'Hollandfilie'?
Heeft die Hollandgekte echt bestaan? Stott overtuigt het best in haar kunsthistorische hoofdstukken. Met een schat aan illustraties toont zij de doorwerking van de Hollandse schilderkunst in Amerika aan. Bij haar gevolgtrekkingen zijn echter vraagtekens te plaatsen. Paste deze fascinatie met Holland niet in een veel bredere herleving van de belangstelling voor Europa? Was het aantal kunstenaars dat Nederland bezocht ook relatief groot? Te vaak doet Stott vage uitspraken over de omvang van Hollandliefde zonder die ook maar met enige getallen te staven.
Het historisch gedeelte vertoont naast ernstige leemtes een fors aantal feitelijke onjuistheden. De HAL vervoerde veel meer andere Europeanen dan Nederlanders als emigranten. De leerstoelen neerlandistiek waren verre van populair; ze kwamen maar met moeite van de grond. President Theodore Roosevelt was helemaal geen liefhebber van Holland, hij had zelfs een uitgesproken hekel aan koningin Wilhelmina, in tegenstelling tot zijn verre neef Franklin D. Roosevelt, die onverbloemd pro-Nederland was en de vriendschap met de koningin koesterde. T. R.'s presidentschap heeft de Hollandgekte niet aangewakkerd en de Boerenoorlog was ook veel eerder anti-Brits dan pro-Hollands.
Van een serieus historisch revisionisme in de negentiende eeuw die Engelse wortels door Nederlandse wilde vervangen, was geen sprake. Er waren wel wat geluiden en kreten, maar veel effect hadden die niet. De auteur legt ook niet een direct verband tussen de verschillende uitingen van 'Hollandfilie'; ze neemt te vaak genoegen met een inventarisatie van de verschijningsvormen. Ze had met een kader over de opkomst van de massacultuur, de technische mogelijkheden (bijvoorbeeld tot het drukken van aanvaardbare kleurenreproducties) en het ontstaan van een middlebrow culture een veel nauwkeuriger samenhang en verklaring kunnen bieden. Nu blijft haar boek aan de oppervlakte.
Leemtes
Dat blijkt des te meer uit diverse onderdelen: over politieke, intellectuele en kerkelijke relaties tussen Nederland en de Verenigde Staten komen we niets te weten, terwijl die de marges van het contact met Nederland bepaalden. Abraham Kuypers mislukte poging om president McKinley tot steun aan de Boeren te bewegen in het midden van de 'Hollandhausse', is tekenend maar blijft onvermeld. Dat de positieve aandacht voor Nederland in de Eerste Wereldoorlog verdween, had niets te maken met het gebrek aan vervoer, maar alles met de wijdverbreide indruk dat Nederlanders profiteurs waren.
Dezelfde Edward Bok probeerde in de jaren twintig uit alle macht dat beschadigde imago met wetenschappelijke publicaties te verbeteren. Hij schakelde daar onder anderen Johan Huizinga voor in. De contacten van de Reformed en Christian Reformed Churches door de vertaalster verhaspeld tot Nederlands hervormd en christelijk gereformeerd en benoemd tot de grootste Nederlandse sekten in de VS (pag. 182) met het oude vaderland komen niet aan bod en daardoor ook niet de meer structurele belangstelling voor de Nederlandse traditie.
Opleving
Het meest opmerkelijk is dat Stott de recente academische Amerikaanse opleving voor de Nederlandse wortels van Amerika niet noemt. Sinds 1974 werkt dr. Charles Gehring in Albany, New York, aan het New Netherland Project, een initiatief om de belangrijkste Nederlandstalige bronnen over de Amerikaanse kolonie met een Engelse vertaling in een omvangrijke serie te publiceren. Deze bronnenpublicatie stimuleert de bestudering van de zogenaamde Nederlandse periode van New York en New Jersey en is door tal van proefschriften benut. De literatuurlijst in haar boek lijkt indrukwekkend, maar mist tal van recente publicaties, bijvoorbeeld over de Nederlandse Kamer van Koophandel in Amerika en over de HAL. Juist deze studies hadden de vraag kunnen beantwoorden of en hoe de belangstelling voor 'Holland' vanuit Nederland bewust aangestuurd werd.
Het was nodig om de Nederlandse uitgave van een erratum te voorzien. Dit lijstje had moeiteloos uitgebreid kunnen worden met tal van missers: 'inconsequential' is niet inconsequent, maar onbetekenend, onsmakelijk moet smakeloos zijn, isolatie is isolement, een bibliotheek wordt niet ingewijd etc. De snelheid waarmee het boek vertaald is, doet vermoeden dat de schrijfster een Hollandgekte heeft willen veroorzaken in plaats van beschrijven. Afgezien van het kunsthistorisch gedeelte, dat overigens met talloze illustraties is verrijkt, is het historische kader te gemakzuchtig neergezet. Jammer, het onderwerp verdient zoveel beter.
|