Boekrecensie

Titel: De wereld van Godfried Bomans
Auteur: Jeroen Brouwers

Uitgeverij: Athenaeum-Polak
Amsterdam/Antwerpen, 1998
ISBN 90 340 0361 9
Pagina's: 191
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door A. Knevel - 20 januari 1999

Heimwee naar het
oude vertrouwde

Dit jaar verschijnt het zevende en laatste deel van de ”Werken” van Godfried Bomans. Dan zijn ruim 5500 pagina's aan tekst gepubliceerd van een schrijver die bij zijn vroege overlijden in 1971 (Bomans werd 58 jaar) mateloos populair was. Nog altijd is zijn jeugdwerk ”Erik of het klein insectenboek” een van de beste, zo niet het best verkochte Nederlandse boek ooit.

Hoewel Bomans allang uit de top-100 van favoriete auteurs is verdwenen en hij ook nauwelijks meer op literatuurlijsten van middelbare scholen is terug te vinden, is er een (vergrijzende?) groep Nederlanders die nog altijd door zijn proza wordt geïnspireerd en vermaakt.

Door de uitgave van de ”Werken” is de belangstelling voor Bomans weer wat toegenomen en zelfs prominenten zoals mr. A. A. M. van Agt en dr. ir. J. van der Graaf maken er geen geheim van dat ze Bomans graag lezen. Bij de eerste is de invloed van de barokke stijl van Bomans dan ook goed merkbaar.

Hoewel vriend en biograaf Michel van der Plas veel over Bomans heeft gepubliceerd, is er in het Nederlandse taalgebied nog geen standaardbiografie, terwijl de eerste dissertatie (er wordt aan gewerkt) nog op zich laat wachten.

Misschien is het daarom dat de monografie van de auteur Jeroen Brouwers onlangs opnieuw is uitgegeven. Verscheen het boek in 1982 onder de titel ”De spoken van Godfried Bomans”, de nieuwe uitgever koos voor een weidsere naam: ”De wereld van Godfried Bomans.”

Melancholie
Sinds 1982 is er rond Bomans nog wel het een en ander gepubliceerd en zijn er heuse symposia gehouden, maar toch achtte Brouwers het verantwoord het boek ongewijzigd uit te geven. In een nawoord zet hij de feiten sinds 1982, waaronder de beslissing met de zeven delen ”Werken” te komen, op een rijtje. Zeventien jaar geleden werd de beknopte biografie uitbundig geprezen, dat hoef ik nu niet over te doen. Wie snel geïnformeerd wil worden over Godfried Bomans kan hier terecht. Een hagiografie is het niet geworden, wel een aangenaam leesbaar, sterk evaluerend boek.

Heeft Bomans blijvende betekenis?

Zelf zie ik die waar hij de teloorgang van het rooms-katholieke leven beschrijft. Met het oog op deze recensie heb ik weer eens ”Beminde gelovigen” gelezen. Bomans is daar de betrokken schrijver die met veel humor en zelfspot, maar ook melancholie observeert hoe het in korte tijd in de katholieke zuil allemaal anders werd.

Uit dit boek en uit andere titels spreekt een enorm heimwee naar het oude vertrouwde, naar de gezellige, knusse (twee kenmerkende woorden voor Bomans) tijd, toen er in de kerk volop zekerheid was en de mens zijn leven lang gedragen werd door het meedoen aan de talloze rituelen die de kerk voorschreef. De bedevaart naar Heiloo, de zuster uit de Molstraat, de in vele artikelen opduikende pater Borromaeus de Greeve, die zijn eigen twijfel op de kansel stond te overschreeuwen, het zijn prachtige beschrijvingen van aspecten van het rijke roomse leven die inderdaad heimwee oproepen, ook bij niet-katholieken. Wat was het leven overzichtelijk en hoe kwamen er geen antwoorden op alle vragen.

Sterke zuil
Tegelijkertijd wil Bomans deze tijd niet meer terug: „Het oude is weg, het nieuwe heeft geen duidelijke gestalte, men staat even in de kou. Hoelang? Veel mensen vragen zich dit af. Maar dit is de vraag niet. De vraag is: wilt u in die warmte terug? Wie eerlijk met zichzelf te rade gaat, zal hierop nee zeggen. En al zei u ja, het kan niet meer. U bemint slechts uw jeugd. En wij zijn volwassen geworden.” (De onrust der ouderen)

En zo werd Bomans de „Anton Pieck van het katholicisme” (Brouwers). Ondertussen blijft de vraag hoe het mogelijk is dat een zo sterke zuil, die in Bomans' jeugd nog sterk in opkomst was, in nauwelijks een generatie zo ontzettend in elkaar kon zakken. Bij Bomans vind je daar niet een echt antwoord op. Hij registreert en doet dat bevlogen en betrokken, maar hij analyseert nauwelijks. Of het moeten de namen van Darwin en Freud zijn, die hij regelmatig laat vallen.

Geloof
Tijdens het symposium ”Bomans en de dood – 25 jaar na dato” in 1996 was een van de vragen of Bomans zelf het geloof definitief vaarwel had gezegd, of dat er onder de soms kolderieke beschrijvingen een groot heimwee schuilging, niet naar de vormen en tradities uit zijn jeugd, maar naar de ware kennis van Christus.

Had hij niet geschreven: „Men vergeet wel eens, dat werkelijk geloven een manier van leven is, waarbij de gehele persoonlijkheid betrokken is. Twijfelen echter appelleert alleen aan het intellect.” (De eenvoudige gelovigen)

Het is moeilijk deze vraag te beantwoorden. Brouwers is er erg helder over. Op de vraag ”Geloofde Godfried of geloofde hij niet?” antwoordt hij in forse bewoordingen: „Godfried geloofde er geen (...) van, maar hield zich kranig, want hij was bang, en hield de schijn op, want hij was verknocht aan vertederend en vooral gezellig jeugdsentiment.”

Hier zegt Brouwers te veel, want ook uit het laatst van zijn leven zijn er genoeg teksten te vinden over Bomans' wanhopige zoektocht naar de waarheid. Die waarheid, die hij veelal ontmoette in rituelen en tradities, was hij in zijn jeugd kwijtgeraakt. Daar was hij ten diepste blij om. De vraag is wat ervoor in de plaats gekomen is.