Boekrecensie

Titel: Het Oost-Indisch avontuur, Duitsers in dienst van de VOC
Auteur: Roelof van Gelder
Uitgeverij: Sun
Nijmegen, 1997
ISBN 90 6168 4927
Pagina's: 335
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door dr. C. S. L. Janse - 13 januari 1999

De aantrekkingskracht van de Oost-Indische Compagnie

Duitsers in ons Indische rijk

Van de bijna een miljoen mensen die door de Verenigde Oost-Indische Compagnie werden uitgezonden, keerde tweederde nooit terug. Zij stierven op de barre, maanden durende zeereis of tijdens het verblijf op de verschillende posten van de VOC. Daarbij ging het om matrozen, soldaten, ambachtslieden, chirurgijns en hogergeplaatsten.

Met name zij die als soldaat aanmonsterden, maakten weinig kans om levend terug te komen. Opvallend is dat de sterftecijfers in de 18e eeuw duidelijk hoger liggen dan daarvoor. De VOC kreeg toen steeds meer moeite om in de groeiende vraag naar mensen te voorzien. Dat leidde ertoe dat de eisen voor de aanmonstering (ook qua gezondheidstoestand) lager werden gesteld.

Veel Duitsers
Het waren niet alleen Nederlanders die bij de VOC in dienst traden. Er diende ook een groot contingent Duitsers. Zij namen vooral dienst als soldaat en vielen daarmee in de hoogste risicogroep. Wat dreef hen en anderen om te kiezen voor zo'n levensgevaarlijke loopbaan ver van huis?

In de literatuur bestaat het beeld dat het een verzameling was van leeglopers, armoedzaaiers, gefailleerde kooplieden, gesjeesde studenten en afgedankte soldaten die zich bij gebrek aan alternatieven voor Indië aanmeldden. Toch geldt dat lang niet voor allemaal, zo is de conclusie van NRC Handelsblad-redacteur Roelof van Gelder, die promoveerde op een studie over Duitsers in dienst van de VOC, getiteld ”Het Oost-Indisch avontuur”.

De titel wijst op een ander aspect van het dienstnemen bij de VOC dan het materiële. In een tijd dat velen niet verder kwamen dan de omgeving van de stad of het dorp waar ze woonden, bood de VOC de mogelijkheid om zelf kennis te nemen van andere pas ontdekte delen van de wereld, gebieden waar de meest fantastische verhalen over verteld werden. Men zou daar gemakkelijk geld kunnen verdienen. Vandaar dat een Indische loopbaan ook voor mensen met geld aantrekkelijke kanten had.

Als basismateriaal voor zijn studie heeft Van Gelder de vele reisverslagen gebruikt die door Duitse VOC-dienaren na hun terugkeer vervaardigd werden. In totaal ging het om zo'n vijftig geschriften, waarvan een aantal nog nooit gepubliceerd is. Voorzover hij dat kon nagaan, zijn de schrijvers in hun verslaglegging behoorlijk secuur. Zelf leggen de auteurs sterk de nadruk op hun betrouwbaarheid. Alles wat ze beschrijven, hebben ze gezien en zelf meegemaakt.

Voor een belangrijk deel dragen deze geschriften een waarschuwend karakter. Men moet niet denken dat men in Indië gemakkelijk rijk wordt. Het leven is er zwaar en de kans is groot dat men zijn geboorteland nooit terugziet.

Discriminatie van luthersen
De Duitse VOC-dienaren waren bijna allemaal luthers. Voor rooms-katholieken was de compagnie niet aantrekkelijk. Men was immers, zowel op zee als in de VOC-vestigingen, verstoken van iedere vorm van rooms-katholieke zielzorg. De luthersen vonden echter dat zij door de gereformeerden gediscrimineerd werden, al mochten zij in Indië aan het avondmaal deelnemen. Pas in de tweede helft van de 18e eeuw konden daar lutherse gemeenten gevormd worden.

Uit de reisverslagen komt een weinig verheffend beeld naar voren van het VOC-personeel. Met name de matrozen zijn ruig volk. „Vloeken, zuipen en hoereren” vormden hun meest geliefde tijdverdrijf. Hadden andere VOC-dienaren de bedoeling om een beperkt aantal jaren in de Oost te verblijven, om daarna met het verdiende geld een nieuw maatschappelijk bestaan op te bouwen, voor de matrozen lag dat veelal anders. Na hun terugkeer uit Indië kregen ze een forse som geld uitbetaald, die ze er snel doorjoegen. Vervolgens zat er niets anders op dan zich weer voor een nieuwe periode aan te melden.

Bij de aanmonstering speelden zielkopers veelal een dubieuze rol. Wie eenmaal wegens geldgebrek in hun handen gevallen was, kwam niet meer los. Niet voor niets werden vergelijkingen gemaakt met de slavernij. Overigens sloeg het woord zielkoper (zoals men wellicht zou denken) niet op het kopen van zielen. Dat woord was een verbastering van cedeelkoper. In ruil voor de schuldbrief (cedeel) van de VOC kreeg de matroos van de zielkoper al vast een voorschot op zijn toekomstige verdiensten.

De stijl van het boek, dat royaal voorzien is van illustraties, verraadt de vlotte pen van een journalist. Het geeft een fascinerend beeld van onze vroege koloniale geschiedenis, beschreven vanuit het perspectief van het lagere VOC-personeel.