Boekrecensie

Titel: Opstand, politiek en religie bij Willem van Oranje. Een thematische biografie
Auteur: dr. H. Klink

Uitgeverij: Groen
Heerenveen, 1998
ISBN 90 5030 917 8
Pagina's: 392
Prijs: ƒ 49,50

Recensie door B. J. Spruyt - 6 januari 1999

Congeniaal portret van Vader des Vaderlands

Wel gereformeerd,
maar geen calvinist

Het gebeurt niet zo vaak dat van een proefschrift niet alleen een gebonden versie maar na verloop van tijd ook een paperback verschijnt. Met het proefschrift van ds. H. Klink over Willem van Oranje, waarop hij ruim een jaar geleden in Utrecht promoveerde, is dat wel het geval. Blijkbaar is hij erin geslaagd een toegankelijk boek te schrijven over een onderwerp waarvoor veel mensen nog altijd belangstelling hebben.

Maar we plegen een dissertatie niet in de eerste plaats te beoordelen op de vraag of het boek leesbaar is en over een onderwerp gaat dat veel mensen interesseert. Een proefschrift is niet meer, maar ook niet minder dan een proeve van wetenschappelijk kunnen. De auteur laat zien dat hij een woordje kan meepraten in het wetenschappelijk debat over een bepaalde kwestie. Dat doet hij door nieuwe feiten aan te dragen en aan de hand daarvan een nieuwe visie voor te stellen of bestaande visies op zijn minst bij te stellen.

Daar zit dus de kneep. Wat is er nieuw in het boek van Klink over de motieven die Willem van Oranje hebben bewogen om in opstand te komen tegen het Spaanse gezag over de Nederlanden? Er zijn al bibliotheken over deze vraag volgeschreven. De vraag of de Opstand een strijd om de vrijheid was of geïnspireerd is geweest door religieuze motieven, heeft de geesten in de loop van de tijd immers nadrukkelijk beziggehouden. De vraag raakt direct aan het eigen karakter van de Nederlandse natie, en liberalen en gereformeerden hebben er dan ook veelvuldig de degens over gekruist. Zelfs over deze geschiedschrijving zijn al weer hele boeken geschreven.

Geheel eigen boek
Wie het boek van ds. Klink, hervormd predikant te Hoornaar, ter hand neemt, vindt veel van deze oude discussies terug. Op tal van punten kun je zelfs zeggen dat hij de negentiende-eeuwse historici Groen, Fruin en Bakhuizen navertelt, aangevuld met de recentere inzichten van Leidse historici als Woltjer en Mout. Wat het nieuwsgehalte betreft doet de studie van Klink een beetje denken aan de dissertatie van J. van Oort over Augustinus, waarvan ook is gezegd dat de nieuwe gegevens net zo goed in een degelijk artikel in een wetenschappelijk tijdschrift hadden gepast.

Toch is Klink erin geslaagd een heel eigen boek te schrijven. In de eerste plaats omdat hij Willem van Oranje als een gelovige benadert en diens geestelijke groei schetst. Dat accent is in de wetenschappelijke literatuur over de ”Vader des Vaderlands” niet meer zo gebruikelijk. Klink beschikt over de vereiste empathie om die kant van Willem weer eens nadrukkelijk naar voren te halen.

Meer dan anderen voor hem gaat Klink in op Willems belangstelling voor lutherse verzetstheorieën. Willem blijkt daar bewust gebruik van te hebben gemaakt om voor zijn plannen ingang te vinden bij lutherse vorsten in Duitsland. Die hoop bleek ijdel, zoals alle pogingen van Willem om formules te vinden op grond waarvan hij zo veel mogelijk mensen bijeen kon brengen, uiteindelijk stuk zijn gelopen. Juist de middengroepen raakten op den duur immers uit het centrum weggepolariseerd. Op de ene vleugel domineerde een kleine maar militante groep van calvinisten die in de jaren zeventig de dragers van de Opstand werden. Zij en Willem waren tot elkaar veroordeeld.

Beeld van de Hervorming
Klinks studie biedt, in de derde plaats, ook wat nieuws door de aandacht die hij vraagt voor de ”Printzische Entschuldigung”, een tekst uit 1568. Klink kan weliswaar niet overtuigend aantonen dat Willem er de auteur van is, maar hij weet dat wel aannemelijk te maken. Het bestaan van de tekst was bekend, maar in het onderzoek over Willem nog nauwelijks betrokken. Klink ontleent er een argument aan om aan te tonen dat het gesprek tussen Willem en de Franse koning Hendrik II in het bos van Vincennes in 1559 –waar Willem voor het eerst hoorde van de voorgenomen geloofsvervolgingen in de Nederlanden– niet naar het rijk der fabelen behoeft te worden verwezen.

Dr. Klink biedt uiteindelijk een hartverwarmend portret van een Willem die, nadat hij in1568 voor de ware evangelische religie heeft gekozen, door christelijk medelijden „met Uw arme volk” wordt voortgedreven om de wapens tegen Spanje op te nemen. Hij beriep zich daarbij op het recht van lagere overheden om tegen de vorst in opstand te komen, op oude privileges, de natuurwet en het algemeen belang, maar uiteindelijk ging het hem erom, aldus Klink, om ruimte te creëren voor de ware religie, naast de rooms-katholieke. Want juist de nieuwe, evangelische leer bood de beste waarborg voor de handhaving van orde en rust.

Klink heeft Willem „een calvinist naar de geest, niet naar de letter” genoemd. Die typering lijkt mij eerder verwarrend dan verhelderend. Een calvinist was hij zeker niet: nog in 1580 kerkte hij in Utrecht met veel genoegen bij Hubertus Duifhuis, zeer tot ongenoegen van het calvinistische consistorie. Wanneer Klink zich met dit soort kwesties inlaat, wreekt zich mijns inziens dat hij zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van het karakter van de Nederlandse hervorming in de zestiende eeuw. Dat was veel diffuser dan hij impliciet schijnt te willen erkennen. Ik vermoed dat Klink nog steeds uitgaat van het verouderde beeld van de Nederlandse Reformatie als een soort drietrapsraket: na de ”sacramentariërs” kwamen de dopersen, die weer werden afgelost door de calvinisten. Maar hoe calvinistisch waren vele gereformeerden in de tweede helft van de zestiende eeuw? Wanneer Klink de recentere inzichten op dit terrein beter had verwerkt, had hij zijn portret van Willem, hoe sympathiek en congeniaal dat nu ook al is, nog scherper kunnen tekenen.