Boekrecensie

Titel: Abélard. De briefwisseling met Héloïse
Auteur: Abélard

Uitgeverij: Ambo
Amsterdam, 1998
ISBN 90 263 1540 6
Pagina's: 512
Prijs: ƒ 89,50

Recensie door dr. R. P. de Graaf - 6 januari 1999

Een schandaal in de twaalfde eeuw

Wie de namen Clinton en Lewinsky in één adem noemt, heeft het over het seksschandaal van de eeuw. Van de twintigste eeuw. Wie Héloïse en Abélard zei, had het ongetwijfeld over het seksschandaal van de twaalfde eeuw.

De uitgave ”Abélard. De briefwisseling met Héloïse” is wat dat betreft actueel. De geschiedenis is inmiddels klassiek: de jonge briljante professor in de filosofie geeft in 1117 het knappe en literair begaafde nichtje van de Parijse kanunnik Fulbert privé-les, maar ja, het vlees is zwak. „De lessen waren de dekmantel waaronder wij ons volledig aan onze liefde overgaven... In onze wederzijdse begeerte bestegen wij alle trappen van genot”, aldus Abélard. De rest laat zich raden.

Eerst werden beiden op heterdaad betrapt, later bleek Héloïse zwanger, waarop Abélard haar ontvoerde naar zijn geboortestreek Bretagne. Mede om de woedende oom te kalmeren, bood Abélard aan met haar te trouwen, iets wat voor zijn carrière desastreuze gevolgen zou hebben, omdat de universiteit door de kerk werd beheerst en alleen vrijgezellen de beste leerstoelen konden krijgen. Omdat Héloïse wel in een klooster wilde (in Argenteuil), leefde Abélard alleen. Hun zoontje werd door zijn zuster opgevoed. Toen volgde Fulberts wraak.

Vernederend
„In een nacht, toen ik rustig lag te slapen in een binnenkamertje van mijn huis zijn zij (Fulberts trawanten) met een uiterst barbaarse en beschamende afstraffing verhaal bij me komen halen... De manier waarop ze dat deden heeft de wereld met verbijstering geslagen: ze sneden die delen van mijn lichaam af waarmee ik de daad die zij zozeer betreurden, had gepleegd.” Door Abélards bediende om te kopen, hadden ze eenvoudig binnen kunnen dringen.

Over het verdere leven van de filosoof, die zijn leven lang geplaagd werd door ruzies met andere leermeesters en die op de kerkvergadering van Soissons (1121) op vernederende wijze werd veroordeeld, valt uitgebreid te lezen in deze briefwisseling. Geen moeite was de vertaler en bewerker Chris Tazelaar te veel om een uitgave te verzorgen die de tand des tijds en de toets der kritiek zal doorstaan.

Er is één punt dat nauwelijks wordt uitgewerkt en waar met name Georges Duby in ”Edelvrouwen in de twaalfde eeuw” (die overigens de affaire op 1113 dateert) op wijst: de brieven zijn persoonlijk, te modern, ze dateren bovendien uit de dertiende eeuw, volgens Tazelaar inderdaad „niet goed verklaarbaar.” Beiden zijn het erover eens dat er een latere redactie heeft plaatsgevonden om er een mooi geheel van te maken. Misschien is het verschil in opvatting –volgens Duby zijn de brieven zelfs niet door Héloïse geschreven, maar door die redacteur– te verklaren door het feit dat Tazelaar een letterkundige is, die verbaasd staat over de mooie eenheid van het geheel, terwijl Duby in leven historicus was, iemand die geleerd heeft om veel te twijfelen.

Als er één ding vast staat is het dit. De brieven verdienen het vandaag om gelezen te worden. Als een actuele middeleeuwse zoektocht uit het woud van genot en hartstocht naar een leven dat is gewijd aan studie en meditatie.