Recensie door B. J. Spruyt - 2 december 1998
Alles naar wensDe Leidse hoogleraar geschiedenis H. L. Wesseling is een gevierd redenaar. Bij tal van herdenkingen beklimt hij het spreekgestoelte, want er is geen onderwerp waar hij zijn hand voor omdraait. Ook in gedrukte vorm zijn die voordrachten over geschiedenis, politiek en cultuur nog een genot. Wesseling geldt als de grote meester. Samen met collega's zoals Kossmann, Fasseur, Von der Dunk en Van Deursen behoort hij tot de bekendste en meest gerespecteerde historici van Nederland. Hij publiceert boek op boek: monografieën, historische essays en columns. In tegenstelling tot de meeste van zijn collega's behoort Wesseling bovendien tot de grand society. Als rector van het Netherlands Institute for Advanced Study in de duinen bij Wassenaar, als hoogleraar in Leiden, als columnist van NRC Handelsblad en als adviseur van Hare Majesteit staat hij bekend als de invloedrijkste onder zijn vakbroeders. Voeg daar zijn veelzijdigheid en zijn faam als stilist aan toe, en zijn roem als redenaar is grotendeels verklaard. Wesseling is een redenaar zonder diploma. Tal van onderwerpen die hij heeft behandeld, vallen buiten zijn eigenlijke vakgebied. Maar dat geeft niets. Wesseling pretendeert niet dat al zijn uitspraken op oorspronkelijk wetenschappelijk onderzoek zijn gebaseerd. Hij formuleert leuk: de lichte toets van de ironie, de onthechte, soms zelfs wat badinerende toon behoort tot zijn vaste repertoire. Bovendien verstaat hij als geen ander de kunst om heel handig allerlei feitjes en weetjes op een verrassende manier met elkaar te combineren. Huizinga Natuurlijk laat zelfs de grote meester wel eens een steekje vallen. Wie de teksten van de voordrachten die nu gebundeld zijn, vergelijkt met de oorspronkelijke publicatie van die lezingen, constateert al snel dat de titel van in ieder geval één toespraak inmiddels gewijzigd is. In 1996 sprak Wesseling de Huizinga-lezing uit. Die lag kort daarop als boekje in de winkel met de titel: Zoekt Huizinga eigenlijk niet zichzelf? Deze voordracht is nu opgenomen onder de wat prozaïscher titel: Huizinga en de geest van de jaren dertig. Bij nader onderzoek wordt ook wel duidelijk hoe dat komt. De titel verwees aanvankelijk naar een citaat uit een traktaatje van de Leidse jurist P. R. Blok tegen Huizinga's In de schaduwen van morgen. Blok had zich afgevraagd of Huizinga eigenlijk niet zichzelf zocht. Althans, dat dacht Wesseling in 1996. Maar voor de bundeling van zijn voordrachten heeft hij blijkbaar alle teksten en de daarin voorkomende citaten nog eens scrupuleus nagekeken en toen tot zijn schrik vastgesteld dat de verwijzing niet klopte. Blok had zich niet afgevraagd of Huizinga zichzelf zocht maar of Huizinga eigenlijk niet zelf zocht. Je corrigeert het citaat en verandert de titel, en de fout van toen is volledig gecamoufleerd. Tevreden Alle voordrachten, schrijft Wesseling in zijn voorwoord, zijn op verzoek ontstaan. Vandaar de titel: Alles naar wens. Die titel past bovendien heel goed bij de tevreden mens die Wesseling is. Het aanzien dat en de eer die hij geniet, zijn belangrijk voor hem, zoals al eens bleek uit een artikel van zijn hand over de Engelse historicus A. L. Rowse. Wesseling signaleert wel een aantal ontwikkelingen die verontrustend lijken, maar weet die op vaak geestige wijze te relativeren. Hij doet alleen voorstellen om het verval van de algemene ontwikkeling (hij geeft daar rake voorbeelden van) tegen te gaan. Maar een protest tegen het verval van waarden en normen zoals Huizinga dat in de jaren dertig uitte is aan Wesseling niet besteed. Hij signaleert slechts dat onze samenleving dat verval niet erg vindt en stelt vervolgens vast dat die vermeende ontbinding van de samenleving ook niet erg is. Die luchthartigheid verklaart tegelijkertijd waarom christenhistorici als het erop aankomt toch liever naar een bundel van Van Deursen grijpen, al doen ze er goed aan deze van Wesseling niet te laten liggen. |