Boekrecensie

Titel: Literaire wandelroute. Bergen op Zoom
Auteur: Albert Hagenaars
Uitgeverij: Het Noordbrabants Genootschap
's-Hertogenbosch 1998
ISBN 90 70814 81 1
Pagina's: 56
Prijs: ƒ 24,95

Recensie door Jeannette Donkersteeg - 17 november 1998

Literaire tocht biedt vluchtige kennismaking met letterkunde

In Bergen op Zoom
liggen verzen op straat

„Er is een gerede kans dat de stadsbeiaardier tijdens uw bezoek het “Merck toch hoe sterck” op het carillon speelt”. Dat zegt de kleine gids waarin een literaire wandelroute door Bergen op Zoom beschreven staat. Op een mooie maandagmorgen, laat in het najaar, zwijgt het carillon echter in alle talen. Maar de stilte leent zich evengoed voor een wandeling door de stad die door een groot koor van auteurs bezongen –of beschimpt– werd.

Wat dat laatste betreft: Bergen op Zoom is door de eeuwen heen vaker bezongen dan beschimpt. Frederik van Eeden vond het „een begeerlijke verblijfplaats”, Anton van Duinkerken werd er geïnspireerd tot zijn jeugdgedicht “Jubelstadje” en aan Jacob van Lennep deed de stad zich „zeer bevallig” voor.

”Literaire wandelroute Bergen op Zoom”, samengesteld door de Bergse auteur Albert Hagenaars, laat wandelaars vluchtig kennismaken met verschillende schrijvers en dichters. De gids is vooral geschikt voor letterkundekenners die het leuk vinden om te zien waar auteurs geboren werden of in de schoolbanken zaten. Het biedt uiteraard meer een kennismaking met een plaats waar schrijvers verbleven dan een kennismaking met henzelf.

Valerius
Dankzij het eerste deel uit de serie “Literaire wandelingen” kunnen liefhebbers zich laten rondleiden in de stad waaraan zowel de oude naam van de filosoof Voltaire als de jonge naam van reisverhalenschrijfster Carolijn Visser verbonden is. Op de Grote Markt, waar ooit de rederijkers vergaderden, start de tocht. Het plein ligt aan de voet van de robuuste Peperbus, van waaruit kennelijk nu en dan het “Merck toch hoe sterck” klinkt. Deze verzen van Adriaen Valerius (1575-1625) vormen het lijflied van de stad. De Zeeuwse dichter zette het op papier nadat Bergen in 1622 het Spaanse beleg had doorstaan. Ruim drieënhalve eeuw later is vooral deze passage nog altijd bekend:

Berg op Zoom Hout u vroom
Stut de Spaensche scharen
Laet's Lands boom End' syn stroom
Trouw'lyck toch bewaren.

In een zijstraat van de Grote Markt woont de historicus L. J. M. van de Laar, ex-staatssecretaris en ex-burgemeester van Bergen op Zoom. De bekende vertaler van Latijnse literatuur wordt op deze morgen in zijn werk gestoord, want met een paar ferme rukken trekt een man-in-overall aan de bel. Het geluid galmt met kracht door het imposante pand.

Een paar nummers verder, achter een deur waarboven in bescheiden letters “Het Wit Anker” is geschilderd, woonde de Amerikaanse schrijfster Sandi Stromberg, die ooit schreef: „Op het moment dat ik de naam boven de deur zag, wist ik dat dit huis mijn thuis zou worden. Met de naam, gegeven door een zeekapitein die het in de vijftiende eeuw liet bouwen, leek Het Wit Anker precies te bieden wat ik nodig had tegen de onrust”.

Loempia's
De papieren gids stuurt je via een poortje naar de andere kant van het blok herenhuizen. In een van de kleine achtertuinen plegen de ex-burgemeester en de tuinman inmiddels overleg. De weg leidt naar de Kerkstraat, waar de tot de Tachtigers gerekende Johan Drabbe een tijdje gewoond heeft. Ook diens zoon Louis publiceerde, maar hij veroorzaakte daarmee „schandaal door allerlei taboes te doorbreken”, aldus het boekje. Niet alles wat in Bergen werd geproduceerd, was even fris.

De Kerkstraat eindigt op een volgens het boekje „lommerrijk”, maar momenteel bijna kaal plein. Alleen de eik bij de muziektent is nog in alle kleuren geel gehuld. Lang zal het niet meer duren. Bladeren, groter dan een grote mensenhand, dwarrelen als confetti naar beneden, waar drie kraaien feestelijk rondhippen. Op dit plein verbaasde Godfried Bomans zich ooit over een carnaval vierende mensenmenigte. Zijn gevoelens legde hij vervolgens in de bundel “Buitelingen” vast.

Niet ver hiervandaan staat Anton van Duinkerken. In brons. Zijn jas over de arm. „Let u op het poëziefragment op de sokkel”, adviseert de gids. Naast de schoenen van de literator lees je: „Wanneer mijn werk gedaan zal zijn/ mijn adem stil, mijn ogen dicht/ geneest mij van de laatste pijn/ dit nooit verloren vergezicht”. Kijk je over je schouder met Van Duinkerken mee, dan blijkt het nooit verloren vergezicht een parkeermeter te zijn en een kraam met Vietnamese loempia's, die nog gesloten is ook. Grote kans dat Van Duinkerken destijds toch iets anders op het oog had. Hij woonde in elk geval boven wat nu M & S Modewinkel is. Dat staat op de herdenkingsplaat in de gevel.

Toeter
Het station van 'Bergen' herinnert eveneens aan schrijvende Nederlanders. A. M. de Jong, die Merijntje Gijzen de wereld instuurde, heeft daar zijn voetstappen staan, maar ook Jan Cartens en natuurlijk Bomans: „Als ik in Bergen op Zoom uit de trein stap, is er nog niets aan de hand. De mensen wandelen in hun gewone buisjes over straat, slechts hier en daar ziet men een eenzaam heer op een toeter blazen, om het instrument te proberen en ook: om erin te komen”. Bomans verliet het station, maar niet voor lang. Het carnavalsgedruis deed hem snel naar de trein terugvluchten: „We keken elkander even aan. Toen rezen we als één man op, grepen onze jassen en begaven ons regelrecht naar het station. „Agge mar leut et”, hoorden wij de man nog door het luikje mompelen. „Gewoon doorlopen”, fluisterde iemand naast me, „als we dicht bij elkaar blijven, kan ons niets gebeuren”.

Het boekje “Literaire wandelroute” meldt niet hoelang de tocht duurt. Een uur of drie moet je er toch wel voor reserveren, zeker als je onderweg gebruikmaakt van de kortingsbon voor koffie met appelgebak. Plekjes van literair belang worden afgewisseld door natuurschoon, zoals het Anton van Duinkerkenpark dat dezer dagen van goud is. Ook historische locaties, waaronder het ravelijn, liggen op de route. Het oude vestingwerk, omgeven door een gracht, wordt deze morgen alleen nog door een reiger bewaakt.

Een heleboel straten en een paar bladzijden verder sta je voor een raadsel als het boekje spreekt van een „origineel vormgegeven monument” voor Valerius op het Beursplein. Je moet zoeken, wil je de huldeblijk ontdekken. In de straatsteentjes onder de kaalgeworden leilinden staat geschreven: “Merck toch hoe sterck”.