Boekrecensie

Titel: Hitler 1889-1936. Hubris
Auteur: Ian Kershaw
Uitgeverij: The Penguin Press
Londen
ISBN 0713 99047 3
Pagina's: 845
Prijs: ƒ 74,80

Recensie door R. R. Zeeman - 11 november 1998

Britse prof. Kershaw schrijft standaardwerk over Adolf Hitler

Een man met beperkte kwaliteiten

Ruim vijftig jaar na zijn zelfmoord en de vernietiging van zijn Reich blijft Hitler de gemoederen verhitten. Alsof 120.000 boeken nog niet genoeg zijn, is er nu een nieuwe omvangrijke biografie over hem verschenen die het etiket standaardwerk verdient. Het is het werk van de Britse historicus Ian Kershaw, die vanaf 1989 aan het project heeft gewerkt.

De biografie van Ian Kershaw kan met recht lijvig worden genoemd. En het is alleen nog maar het eerste deel: “Hitler 1889-1936. Hubris”. Het is de bedoeling dat deel twee, “Nemesis”, voorjaar 2000 verschijnt. Het boek is tegelijkertijd in het Engels en het Duits verschenen en al voordat het in de boekhandel lag in één adem genoemd met de eerdere standaardwerken van Alan Bullock (”Hitler, a study in tyranny”, 1952) en Joachim Fest (”Hitler”, 1973).

Waarom een nieuwe biografie? Terecht wijst de 55-jarige hoogleraar nieuwe geschiedenis en directeur van het historisch seminarium van de universiteit van Sheffield er in zijn voorwoord op dat na het verschijnen van Fests boek de literatuur over Hitler en het Derde Rijk enorm is gegroeid. Zo maakt Kershaw als eerste gebruik van de volledige tekst van de dagboeken van Goebbels, die in Moskouse archieven zijn aangetroffen. Bovendien heeft hij als eerste de omvattende publicatie van Hitlers redevoeringen van voor 1933 verwerkt. Verder heeft de Britse professor zelf in talrijke archieven gespeurd en nieuw materiaal boven water gehaald.

Al dat materiaal nog een keer samen te smelten tot één groot werk vormt een uitdaging, maar is ook een bijzonder zware opgave die de krachten van een enkele onderzoeker eigenlijk te boven gaat. Dat Kershaw er desondanks in is geslaagd, hangt samen met het feit dat hij zich beroepsmatig vanaf de jaren zeventig met het nationaal-socialisme heeft beziggehouden. Hij was vooral geïnteresseerd in de structuren van het Derde Rijk. Dat leidde ertoe, zo geeft hij in het voorwoord aan, dat hij steeds meer ging nadenken over de man om wie het hele systeem draaide, over Hitler zelf.

Context
Kershaw richt zich echter niet op de man Hitler. Hij probeert niet zijn psyche te doorgronden, „maar wil verklaren hoe zo'n geringe persoonlijkheid van zo grote betekenis is geweest. Dat kan niet gebeuren door alleen de persoon Hitler te verklaren. Een privé-leven hield hij er niet op na, vrienden heeft hij nooit gehad. Als zijn politieke leven wordt weggelaten, blijft er weinig of niets van de Führer over”.

Kershaw plaatste onlangs in een interview met de Frankfurter Allgemeine ter illustratie Churchill naast Hitler. „De Britse leider is een veel meer gesloten persoonlijkheid, over wie interessante dingen te schrijven zijn die met zijn ambt niets te maken hebben. Als Hitler daarentegen van zijn rol als Führer wordt losgekoppeld, wat valt er dan nog te schrijven? Wat valt er over zijn persoonlijk leven tussen 1919 en 1945 te zeggen? Niet meer dan een soort voorwoord. Hij is werkelijk in zeker opzicht een lege huls. Er is alleen het politieke leven waarvoor hij beperkte capaciteiten met zich mee bracht, al waren die wel van doorslaggevende betekenis voor die tijd. Hitler als politicus zou voor 1919 of na 1945 waarschijnlijk geen rol van betekenis hebben gespeeld”.

De Britse hoogleraar probeerde daarom een biografie te schrijven waarbij hij niet uitging van Hitler zelf. Hij schreef daarentegen een geschiedenis van de fouten, compromissen en concessies die andere mensen maakten, die er uiteindelijk toe leidden dat Hitler aan de macht kwam. Kershaw: „Het ging mij er vooral om de context te bepalen waarin Hitler kon functioneren, waarin dus een man met zijn beperkte kwaliteiten kon opklimmen”.

Kershaw wendt zich af van Hitlers persoonlijkheid en richt zich meer op de maatschappelijke omstandigheden en krachten die hem aan de macht hielpen en die het hem mogelijk maakten deze macht in een absolute “Führerdiktatur” te veranderen. Aan de factor Hitler gaat de Britse historicus niet voorbij. Integendeel, maar hij wil hem tot zijn ware omvang terugbrengen en hem zien in het licht van zijn tijd en omgeving. De slotzin van zijn inleiding is veelzeggend: „De aanval van de nazi's op de wortels van de beschaving is tot een wezenlijk kenmerk van de twintigste eeuw geworden. Hitler vormde het brandpunt van deze aanval. Hij was er de belangrijkste exponent van, maar niet de voornaamste oorzaak”. Zeker vanaf 1933 is Kershaws boek dan ook eerder een geschiedenis van het Derde Rijk dan een biografie.

Jonge jaren
Net als alle biografen voor hem, begint Kershaw met Hitlers jonge jaren die bepalend zijn geweest voor diens ontwikkeling. Daarbij houdt hij zich nauwkeurig aan wat aantoonbaar is. Als de Britse historicus zich aan speculaties waagt, vermeldt hij dat nadrukkelijk. Dat gebeurt bijvoorbeeld als hij over de samenstelling van het gezin praat waarin Hitler is opgegroeid. Hij had een uiterst strenge vader en een overbezorgde moeder. Wat is daarvan de invloed geweest op de persoonlijkheidsvorming van de jonge Adolf? Sommige karaktertrekken van de latere politicus waren volgens Kershaw al op jonge leeftijd gevormd: driftbuien, de afkeer van regelmatig werk, de neiging om de werkelijkheid te ontvluchten, een extreem narcisme waarachter onzekerheid en zelfhaat schuilgaan. Verstrekkende conclusies van psychohistorici die in de jonge Hitler al de moordzuchtige dictator menen te herkennen, wijst Kershaw nadrukkelijk van de hand.

Kershaw onderstreept de betekenis die de jaren in Wenen voor de vorming van Hitlers politieke vooroordelen en fobieën hadden. In aansluiting op het boek van Brigitte Hamann (”Hitlers Wien”) verwijst hij het meeste wat Hitler zelf daarover in “Mein Kampf” heeft geschreven naar het land der fabelen. Dat geldt onder andere voor de bewering dat hij in Wenen is verworden tot de extreme antisemiet. Voor zo'n 'bekering' zijn geen bewijzen voorhanden. Als maatschappelijke drop-out, wiens kunstzinnige ambities op de kunstacademie in Wenen niet werden erkend, stond Hitler weliswaar open voor het Duitse nationalisme, voor antisocialisme en vijandschap tegen buitenlanders. En met velen van zijn tijdgenoten in Wenen deelde hij ook verschillende anti-joodse vooroordelen. Maar het is pas in München, na de Eerste Wereldoorlog, dat de vorming van Hitlers wereldbeeld plaatsheeft waarin de jodenhaat zo'n vooraanstaande plaats inneemt en die hij tot in de Berlijnse bunker trouw zou blijven.

„Ingehuurd”
Ook het besluit de politiek in te gaan, moet volgens Kershaw in dat beslissende jaar worden gesitueerd. Toen ontdekte zijn commandant Karl Mayr min of meer toevallig Hitlers redenaarskwaliteiten. Mayr zet Hitler in het voorjaar van 1919 in om de troepen te heropvoeden en te “nationaliseren”: Hitlers publieke leven begint. Het is ook Mayr die Hitler aanzet om lid te worden van de Deutsche Arbeiter Partei, de voorloper van de NSDAP. Kershaws conclusie: „De politiek heeft Hitler opgezocht en niet omgekeerd”.

Het is na Mussolini's “mars naar Rome” (1922) dat Hitlers aanhangers tegen hem zeggen dat hij de Duitse Mussolini is. Omdat hij een groot bewonderaar van de Italiaanse dictator was, klonk hem dit als muziek in de oren. Kershaw: „Hij begon aan de “Führerschaft” te denken, kreeg daar zelfs plezier in. Een of twee toespraken zijn er uit de tijd van voor de putsch in München (1923) waarin men duidelijk proeft dat het idee bij hem groeit dat hij die politicus zou kunnen zijn”.

Bij de greep naar de macht gaf Hitler in feite toe aan zijn steeds ongeduldiger wordende achterban. Dat de machtsovername tien jaar later wel lukte, was minder te danken aan Hitler dan aan de verblindheid van de heersende elites. Hindenburg en de zijnen dachten Hitler te kunnen „huren” in de strijd tegen de „bolsjewisering”. Von Papen, die vice-kanselier wordt, zegt het zelfs letterlijk: „We hebben hem ingehuurd”.

Generaal Erich Ludendorff, een van de helden van de Eerste Wereldoorlog, ziet in dat Hindenburg een verkeerde keus heeft gemaakt. Hij waarschuwt de oude president in een brief: „Ik beloof u plechtig dat deze onzalige man ons rijk in de afgrond zal storten en ons land niets dan ellende zal brengen. Komende geslachten zullen u vanwege deze handeling in uw graf vervloeken”.

Kershaw laat duidelijk zien dat Hitler keer op keer steun van anderen kreeg. Dat Hitler het uiteindelijk tot rijkskanselier bracht, „is eerder het resultaat van de handelingen van vooral de conservatieve elite dan van Hitlers optreden zelf”. De machtsoverdracht aan Hitler was, zo luidt Kershaws terechte conclusie, in geen geval onvermijdbaar, geen logisch eindpunt van een Duitse “Sonderweg”.

Chaos en corruptie
Zo weinig als Hitler zelf hoefde te doen om aan de macht te komen, zo weinig hoefde hij daarna te doen om zijn macht uit te breiden. De samenleving nazificeerde vooral zelf. In zijn beste en tegelijkertijd meest controversiële laatste hoofdstuk over de interne dynamiek van de nazi-staat beschrijft Kershaw hoe, doordat men steeds vooruitliep op de wensen van de Führer, een proces van „cumulatieve radicalisering” ontstond, waaraan Hitler slechts zijn goedkeuring hoefde te verlenen.

„De darwinistische jungle van het Derde Rijk lokte radicale initiatieven uit en bevorderde een niets ontziende competitie op elk niveau”, aldus Kershaw. Deze concurrentiestrijd bood ongekende carrièremogelijkheden voor de Eichmannen en andere technocraten die in radicaliteit niet voor hun Führer wilden onderdoen.

Bestuurlijke chaos en corruptie waren het resultaat. Kershaw karakteriseert het nazi-regime als een soort moderne feodale staat zonder een organisatorische kern en met een staatshoofd dat ver afstond van de praktische politiek. Terwijl de partij en zelfs de directe omgeving van Hitler verantwoordelijk werden gesteld voor alles wat niet goed ging, bleef de mythe in stand: „Als de Führer eens wist”.

Geen groot politicus
Het Duitse volk was overigens werkelijk gefascineerd door Hitler. Als hij sprak, had Hitler het gehoor volledig in zijn ban. Kershaw illustreert dit met een verslag van een jongerenbijeenkomst in oktober 1932 in Potsdam. „Zo'n 110.000 jongens en meisjes uit heel Duitsland en uit Oostenrijk, Bohemen en Danzig waren naar Potsdam gekomen, twee keer zo veel als verwacht. Velen waren dagen onderweg geweest. Degenen die geen onderdak hadden gevonden, sliepen in de openlucht en dat terwijl het toch al koud was. Hitler werd enthousiast onthaald toen hij het podium betrad. Toen hij alleen achter de microfoon stond, jubelde iedereen het uit. Hij stak zijn armen in de hoogte. Een doodse stilte daalde neer”.

Kershaw voegt hieraan toe dat het publiek ook onder de indruk was door de macht die hij bezat. „De mensen wilden onder de indruk zijn. Hitler zelf, zonder zijn ambt, kon niemand imponeren”. De Britse professor bestrijdt ten stelligste dat Hitler een groot politicus was. „Hij bezat zeker kwaliteiten en talenten die men in geen geval mag onderschatten. De geschiedenis van Hitler is in zeker opzicht de geschiedenis van zijn onderschatting. Het idee bestaat dat hij een soort charlatan was. Die mening deel ik niet. Ik neem hem serieus, maar dat is geen reden om aan te nemen dat hij er op eigen kracht is gekomen. Wat velen als een tegenstelling zien, is het in feite niet: als men onderzoekt wat hij heeft gezegd, dan onderscheidt zich dat nauwelijks van de uitspraken van andere nationalistische leiders. Het verschil zit in de wijze waarop hij het heeft gezegd. Dat gaf hem de kracht de massa's te mobiliseren. Men had Hitler nodig om de massa's op de been te brengen. Daarvoor bezat hij een ongekend talent”.