Boekrecensie

Titel: Keizer in zijn eigen rijk. De geboorte van de nationale staat
Auteur: Piet Leupen
Uitgeverij: Wereldbibliotheek
Amsterdam, 1998
ISBN 90 284 1803 2
Pagina's: 209
Prijs: ƒ 34,50

Recensie door dr. R. P. de Graaf - 28 oktober 1998

Moord in de kathedraal
van Canterbury

„Onder gesteun en gemor beklaagde de koning zich uitvoerig over de aartsbisschop van Canterbury... en verklaarde onder tranen dat de aartsbisschop zijn lichaam en ziel wilde inlijven”. Hendrik II deed er nog een schepje bovenop door te zeggen dat „iedereen een verrader was die niet de ijver en de loyaliteit kon opbrengen om hem van de kwelling van die man te bevrijden”.

In 1170 sloegen zijn baronnen daadwerkelijk toe en werd Thomas Becket in zijn eigen kathedraal vermoord. De aanleiding was simpel geweest: aan wie moeten hoge geestelijken meer gehoorzaam zijn, aan God en de paus of aan koning of keizer – kort en goed, aan de kerk of aan de wereld? Becket behoorde tot het kleine groepje principiëlen en spaarde de koning zijn kritiek niet. Een toenmalige geestelijke, Johan van Salisbury, gaf Becket groot gelijk: als de koning zich als een tiran gedraagt, gaat hij in tegen Gods wet en is verzet geoorloofd.

Deze machtsstrijd wordt de investituurstrijd genoemd. Keizers hadden er een handje van om hoge, uiteraard bevriende, edelen als bisschop ergens voor benoeming voor te dragen, waarna de paus de man in kwestie alleen nog maar behoefde te benoemen. Na een fel conflict in Duitsland, compleet met een barrevoets in de sneeuw van Canossa smekende koning voor het raam van de paus in een uiterste poging om aan z'n verbanning uit de kerk een einde te maken, won de paus in 1122. In het Concordaat van Worms werd bepaald dat de keizer zich niet meer moest bemoeien met bisschopsbenoemingen. Voor ons land betekende dit dat de Utrechtse bisschop na 1122 niet langer vanzelfsprekend een partijganger van de keizer was.

Nieuwe sterren
De historische wortels van de tegenwoordige scheiding van kerk en staat is het centrale thema in het boek “Keizer in zijn eigen rijk. De geboorte van de nationale staat”, geschreven door prof. Piet Leupen. Dit is het vervolg op “Gods stad op aarde. Eenheid van Kerk en Staat in het eerste millennium van Christus” uit 1996.

In onze opvatting van een moderne staat of natie zit een stukje democratie besloten, dat op de plaats is gekomen van de theocratie. Opmerkelijk genoeg was deze spanning ook binnen de muren van de middeleeuwse kerk aanwezig, wat leidde tot twee groepen. Die van de vertegenwoordiger van Petrus (”vicarius Petri”, later “Christi” Zelf...!) en degenen die aan een concilie of de kerkvergadering een doorslaggevende stem wilden geven.

Zoals papisten stonden tegenover conciliaristen, zo stonden vorsten tegenover hun onderdanen. In Holland was het de geldeconomie die vanaf de 13e eeuw de kliek van graaf en adel openbrak, waarna kooplui en soms zelfs gilden via hun steden als nieuwe sterren aan het politieke firmament mochten schijnen. Op de zogenaamde dagvaarten werden poorters, rijke burgers uit de grote steden, betrokken bij het gewestelijke bestuur, de statenvergadering.

Wilhelmus
Ten tijde van de Reformatie kwam al snel de vraag naar voren of het geoorloofd was zich tegen de koning te verzetten –zoals in het Wilhelmus gezongen wordt dat de koning van Hispanje door ons altijd wordt geëerd– en om Alva de schuld te geven. We verkiezen ook de naam Tachtigjarige Oorlog boven Nederlandse Opstand, omdat we niet graag voor revolutionair worden aangezien.

Waar Calvijn in zijn Institutie uit 1536 schrijft dat opstand tegen de door God ingestelde overheid ongeoorloofd is, moet de prins aan wie het Wilhelmus is opgedragen in het Plakkaat van Verlatinghe (1581) concluderen: „Als hij geen vorst is maar een tiran, mogen zijn onderdanen, na beraadslaging in de Staten-Generaal, hem afzweren en een andere leider kiezen”. Zo ver gaat Willem van Oranje dat in wezen de wil van de gewesten via de Staten-Generaal bepalend is: „Vox populi, vox Dei”: de stem van het volk is de stem van God. Hiermee zitten Oranje en Johan van Salisbury op één lijn in hun afzwering van Hendrik II en Filips II.

Voor wie bestand is tegen vrij lange politiek-theoretische uiteenzettingen, is “Keizer in zijn eigen rij” een handzaam boek, waarin vele denkers van Constantijn tot Calvijn de revue passeren. Curieus is het ontbreken van Joseph Strayers klassieker “On the Medieval Origins of the Medieval State” uit 1970. In dit plezierig lezende boek staat al dat niet de 17e, maar de 13e eeuw bepalend is geweest voor het ontstaan van de moderne staat. Waarmee weer eens gezegd is hoe belangrijk de Middeleeuwen vandaag de dag zijn.