Recensie door W. G. Hulsman - 21 oktober 1998 Stormen en ijsschotsen beïnvloedden vorm van landschap Luctor et Emergo in Zeeuws-VlaanderenWie ervan overtuigd wil worden dat de wapenspreuk van de provincie Zeeland Ik worstel en kom boven ook van toepassing is op Zeeuws-Vlaanderen, moet het proefschrift Het landschap uit balans. De Vier Ambachten en het Land van Saeftinghe tussen 1488 en 1609 van A. M. J. de Kraker lezen. Vanaf het einde van de vijftiende eeuw zijn grote stukken van wat nu Zeeuws-Vlaanderen is, polder voor polder (terug)gewonnen op het water. Luctor et Emergo. Al rond het jaar 1000 ontstonden de eerste polders. Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste gaat in op de ontwikkeling van het landschap tussen 1499 en 1609. De periode begint met de Vlaamse oorlog en eindigt met het sluiten van het Twaalfjarig Bestand. De oorlogen slokten veel geld op, waardoor de dijken regelmatig in een deplorabele staat verkeerden. In het tweede deel analyseert de schrijver de factoren die het evenwicht in het landschap verstoorden. De natuur is zo'n factor. Stormen, strenge winters en de stroming van de Honte of Westerschelde deden aanvallen op het land. Het landschap van Zeeuws-Vlaanderen is voortdurend in beweging geweest. Vooral de stormvloeden van 1530, 1552 en 1570 en de militaire inundaties van 1583 en 1586 hebben veel veranderd. Hiervan zijn nog steeds duidelijk 'littekens' in het landschap van Zeeuws-Vlaanderen te zien; vooral kreken, zoals de Braakmankreek. Interessant is het chronologische overzicht van de weersomstandigheden en de gevolgen daarvan. Zo rees op 13 januari 1552 een zeer groot tempeest van winde met donder ende blicxsen haghel ende reeghene met als gevolg dat soe oock de zee duer de dijcken brak en verschillende molens omwaaiden. De militaire inundaties werden goed gepland: het water moest zover mogelijk landinwaarts komen. De Kraker moet echter concluderen dat die van tussen 1583 en 1586 desastreus zijn geweest en de stormvloeden qua gevolgen overtroffen hebben. Het herstellen van de dijken bleek onmogelijk of kwam te laat. Zo ontstond het legendarische Verdronken Land van Saeftinghe. Vorst en klooster Groot was de invloed van de landsheerlijke politiek van de Bourgondisch-Habsburgse vorsten op de vorm van het landschap. Vooral in de (nieuwe) gebieden langs de Honte werd hun bezit steeds groter. Ook de kloosters hadden veel verantwoordelijkheid voor de dijken. Zo had het grootste klooster, van Ter Duinen, rond 1570 de zorg voor zo'n 29 kilometer dijk. In de loop van de zestiende eeuw stootten de kloosters veel grond af, omdat ze geen zorg konden of wilden dragen voor het kostbare dijkonderhoud. Het laatste deel van het boek is historisch van opzet. In drie hoofdstukken analyseert De Kraker de macht van de politiek aan de hand van een aantal praktijkgevallen. De rijke regenten, zoals de baljuw van de Vier Ambachten, hadden privé-belangen bij de terugwinning van ondergelopen polders, maar het siert hen dat zij opkwamen voor de belangen van hun vorst. Er is dan ook geen verschil te ontdekken tussen de politiek van de landsheren en die van de vorsten. Vorstelijk domeinbelang, eigen belang en landsbelang waren rond 1500 vrijwel synoniem. De dijken leden onder de strijd tussen Philips II en Oranje. Ze raakten beschadigd of konden niet gerepareerd worden. Vanaf 1560 kwam steeds meer zeggenschap over de dijken bij de lagere machthebbers de ambachten te liggen. Door de pacificatie van Gent in 1576, waarbij de calvinisten de overhand kregen, verdwenen veel abdijen. Het gevolg was dat niemand goed wist wie nu verantwoordelijk was voor de dijken die eerst onder de zorg van de kloosters vielen. Na de herovering van Vlaanderen in 1583-1584 door Spanje bepaalde de militaire strategie het uiterlijk van het landschap. Tot 1609 raakte het gebied dan ook in een neerwaartse spiraal. Grondig Het proefschrift is wetenschappelijk qua opzet en grondigheid, maar blijft ook voor de geïnteresseerde 'leek' leesbaar. Vooral voor Zeeuwen, geografen, historici, 'natte' ingenieurs en meteorologen bevat het boek een schat aan (gedetailleerde) informatie. Verwarrend is dat de schrijver de term inundatie wisselend gebruikt voor overstromingen en voor strategische onderwaterzetting. Ook de definiëring van een aantal oude begrippen ontbreekt. Bedoelt de schrijver met een roede de Rijnlandse, de Amsterdamse of de Nederlandse? In casu waarschijnlijk de Antwerpse. En een lezer kan zich afvragen wat het oppervlak van een gemet is. Een Rijnlands gemet is 4258 vierkante meter. Het boek is een uitgave van de stichting Matrijs, die zich ervoor inzet om door middel van publicaties de belangstelling voor historische geografie, kunstgeschiedenis en archeologie te bevorderen. |