Titel: Met haat valt niet te leven
Auteur: G. L. Durlacher
Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam, 1998
ISBN 90 290 5605 3
Pagina's: 200
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door ds. J. Maasland - 16 september 1998

Durlacher houdt pleidooi voor bewaren van normen en waarden

Oorlogsherinneringen zonder haat

G. L. Durlacher (1928-1996) raakte bekend bij een breder publiek na de publicatie van zijn oorlogsherinneringen “Strepen aan de hemel”, die in 1982 in De Gids verschenen. Daarin stelde hij niet alleen het oorlogsleed, maar vooral ook het probleem van het verzwijgen en het wegkijken aan de orde. Onlangs verscheen een bundel met achtergrondartikelen over Durlacher: “Met haat valt niet te leven”.

”Strepen aan de hemel” had eigenlijk een recensie moeten zijn over twee boeken van Walter Laqueur en Martin Gilbert waarin de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog aan de orde kwamen. Maar, zo vertelt Durlacher in een interview met Ageeth Scherphuis voor Vrij Nederland, het werd geen recensie. Het werd iets heel raars. „Ik kon niet meer ophouden, het was net of je in een varkensblaas prikte, het stroomde maar door”.

Durlacher zag als veertienjarige jongen in Auschwitz de geallieerde bommenwerpers strepen langs de hemel trekken op weg naar een bombardement op Duitse fabrieken. Maar waarom vielen er geen bommen op de crematoria van Auschwitz? Waarom keek de wereld toe toen miljoenen mensen in de kampen vermoord werden?

Auschwitz
Gerhard Durlacher wordt op 10 juli 1928 geboren in Baden-Baden. Hij is enige zoon. Met zijn ouders vlucht hij in 1937 naar Rotterdam, omdat dan al in zijn geboortestad de antisemitische dreiging toeneemt. Na het bombardement van de havenstad in mei 1940 verhuist het gezin Durlacher naar Apeldoorn. Daar wordt Gerhard aan de koninklijke hbs geweigerd omdat hij joods is.

In oktober 1942 wordt het gezin Durlacher met een aantal kennissen overgebracht naar Westerbork, na arrestatie door de Nederlandse politie. In januari 1944 vindt per trein deportatie plaats naar concentratiekamp Theresienstadt. Enkele maanden later worden ze vandaar weer overgebracht naar Auschwitz-Birkenau Familienlager. Zijn vader en moeder worden ook daar weer weggehaald. Na de oorlog pas verneemt Gerhard dat ze beiden op een verschillende plaats zijn omgekomen. Zelf wordt hij door de beruchte kamparts Mengele geselecteerd voor het Männerlager B II B Auschwitz-Birkenau.

Na de oorlog zwijgt Durlacher tientallen jaren over wat hij heeft meegemaakt. Hij verdringt de trauma's door heel intensief te gaan studeren en door keihard te werken. Rond zijn vijftigste levensjaar (1979) wordt het anders. Dat heeft onder andere te maken met het sterfbed van een vriendin, Sonja Witstein, schrijfster en later hoogleraar oudere letterkunde in Leiden. Zij heeft ook in Auschwitz gezeten. In de jaren vijftig woont ze op kamers in hetzelfde huis in Utrecht waar ook Durlacher tijdens zijn studie verblijft. Ook zij heeft altijd de verhalen onder het vloerkleed van haar leven geveegd. Op haar sterfbed in 1978 krijgt ze verschrikkelijke angstaanvallen. Alles uit het verleden komt naar boven.

Durlacher realiseert zich dat hem eenzelfde lot wacht als hij niets doet. Hij ondergaat LSD-behandelingen bij prof. Bastiaans. Je leert, aldus Gerhard Durlacher, je ellende uit te kotsen. Er volgt een diepgaande analyse bij een andere psychiater. Als iemand hem vraagt: Hebt u het nu verwerkt? dan reageert Durlacher met: Ik kan er nu mee leven.

Zondebokken
”Met haat valt niet te leven” is een bundeling van gesprekken met en krantenartikelen van Durlacher. Er staan gesprekken in met Ageeth Scherphuis, Adriaan van Dis, Frank Ligtvoet, Stephan Sanders en Wim Kayzer, om slechts enkelen te noemen. Als lezer krijg je heel veel achtergronden en overwegingen van Durlacher zelf te horen over wat in zijn publicaties aan de orde komt. Daarom is het vooral een boeiende uitgave voor wie enigszins bekend is met zijn werk. Het kan ook zijn dat men na lezing van dit boek gretig zijn werk ter hand neemt. Ik vermoed dat de uitgever mede met het oog daarop ook deze bundeling van gesprekken heeft gepubliceerd.

Durlacher is in het literaire circuit beland zonder dat dat zijn bedoeling was. Het ging en gaat hem veelmeer om een nauwkeurige weergave van de feiten. Opdat de wereld wete en nooit meer vergete. Hij heeft daarom een afkeer van sensatiezucht rond de holocaust. Voor een film als “Schindler's List” heeft hij dan ook maar matige waardering. Jongeren kijken ernaar en zien hoe een deel van de slachtoffers wordt bevrijd. Dat lijkt op een happy end, maar er is geen happy end als er miljoenen zijn omgekomen. Het verleden wordt zo te veel toegesmeerd en de suggestie wordt gewekt dat het beter is over te gaan tot de orde van de dag.

Durlacher wil in zijn heldere en indringende stijl de barre werkelijkheid laten zien. Hij is van mening dat de gruwelen niet voorbij zijn in de wereld. Joden zijn nog altijd ideale zondebokken voor dictators die hun eigen mislukkingen willen camoufleren. Antisemitisme kan zelfs goed gedijen zonder joden. In landen als Irak, Iran en Syrië wonen nauwelijks joden. Maar de haat wordt nog steeds gekweekt. Antisemitisme als afleidingsmanoeuvre. Dictators hebben altijd behoefte aan het bouwen van coulissen waarachter ze zichzelf verbergen, over de rug van hun slachtoffers.

Noodkreet
In “Strepen aan de hemel” wil Durlacher de systematiek van het verzwijgen en van het wegkijken aan de orde stellen. Hij probeert te analyseren hoe de wereld in staat is zich van de domme te houden, terwijl ze kan weten wat er aan de hand is. Dat blijft inderdaad een raadsel: hoe iedereen min of meer onbewogen toekijkt als er duizenden systematisch worden gedood. Een proces dat zich nog in de recente geschiedenis afspeelt. Wie denkt niet aan Bosnië en aan Kosovo? We weten als westerse wereld de feiten, maar reageren uiterst formeel en afstandelijk. Intussen kan de moordenaar zijn gang gaan en zijn slag slaan.

Boven dit boek zet Durlacher als motto de bekende woorden uit Psalm 22, door Jezus aan het kruis in de mond genomen. “Eli, Eli, lama sabachtani”. Durlacher bekent dat het geloof hem in de oorlog op geen enkele manier geholpen heeft. Dat hij toch deze woorden erboven zet, komt volgens hem meer voort uit wat hij noemt een kinderlijk godsbegrip: doe iets, doe iets! „Misschien heb ik het erboven gezet om het nog eens te voelen: waarom hebben ze niets gedaan, waarom heeft niemand ons geholpen? Nu zou ik niet meer alleen Eli, Eli roepen. Toen heeft die noodkreet me erg aangesproken”.

”Met haat valt niet te leven” is een boek dat diepe indruk maakt door de onthullende antwoorden op vele directe vragen van een man die door 'de hel' is gegaan.

Toch: met haat kan geen mens leven, aldus Durlacher. Dat vreet je van binnen op. Haat vernietigt een mens inwendig. Juist hij bleef hoop houden voor de wereld. Een klemmend pleidooi voor het bewaren van normen en waarden zoals respect voor ieder medemens, het handhaven van het fatsoen in de omgang met elkaar, geeft aan de man rond wie dit boek is samengesteld een lichtende glans in een vaak harde en gevoelloze wereld.

Een artikel, geschreven voor De Groene Amsterdammer van 1 mei 1985 onder de titel “Herdenken is vooruitzien”, besluit Durlacher met deze uitroep, die een oproep behelst: „Na mei 1945 heeft het systeem niet opgehouden te bestaan. In vele landen en onder vele regimes woekert deze kanker nog altijd voort. O God, laat het ophouden!”