Titel: De bagage van Blomhoff en Van Breugel. Japan, Java, Tripoli en Suriname in de negentiende-eeuwse cultuur van het imperialisme
Auteur: Susan Legêne
Uitgeverij: Koninklijk Instituut voor de Tropen
Amsterdam, 1998
ISBN 90 6832 277 X
Pagina's: 468
Prijs: ƒ 59

Recensie door dr. O. W. Dubois – 16 september 1998

Legêne bespreekt reacties op andere culturen door Nederlanders

De bagage van Blomhoff
en drie Van Breugels

Europese landen hebben sinds 1500 overzeese handelsposten gesticht en vreemde volken aan zich onderworpen. Het eigenlijke proces van imperialisme en kolonialisme kwam echter pas in de negentiende eeuw goed op gang. De Europese invloedssfeer breidde zich sterk uit en ook ons land werd een belangrijke koloniale mogendheid. Deze ontwikkeling had niet alleen economische oorzaken. Wilde Nederland in de Europese politieke machtsverhoudingen werkelijk meetellen, dan waren overzeese uitbreiding en kolonisatie onmisbaar.

In het proefschrift “De bagage van Blomhoff en Van Breugel” wordt onderzocht hoe het Nederlands imperialisme –door Susan Legêne, de schrijfster, gedefinieerd als buitenlands beleid gericht op het verwerven van overzeese invloed– geleidelijk aan vorm heeft gekregen en op welke wijze negentiende-eeuwse Nederlanders reageerden op niet-westerse culturen. De auteur illustreert dit aan de hand van ervaringen van de broers Gaspar, Jacques en Jan Eliza van Breugel en hun zwager Jan Cock Blomhoff, respectievelijk planter in Suriname, diplomaat te Tripoli, bestuursambtenaar op Java en koopman op Decima, de Nederlandse handelspost in Japan.

De Van Breugels en Blomhoff hadden grote belangstelling voor de culturen waarmee zij in aanraking kwamen. Zij legden verzamelingen aan en stelden hun ideeën op schrift. Zeer bekend is de Japan-collectie van Blomhoff, door de schrijfster als de mooiste ter wereld getypeerd. Deze werd ondergebracht in het toenmalige Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden te 's-Gravenhage en daar geordend volgens westerse wetenschappelijke maatstaven. Deze verzameling, thans in het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden, heeft veel invloed gehad op de Nederlandse beeldvorming van Japan. Van belang is eveneens de collectie archeologische voorwerpen uit de omgeving van Tripoli van Jacques van Breugel. Deze kregen eveneens een plaats in onze musea.

Aan de betekenis van voorwerpen als bron van onderzoek wordt door Legêne, verbonden aan het Tropenmuseum, veel waarde gehecht. Bij elk van de tientallen illustraties –van Japanse poppen tot Surinaamse miniatuurtrommels– geeft zij dan ook een uitvoerige beschrijving en analyse.

Slavernij
Jan Eliza van Breugel heeft bekendheid gekregen als samensteller van de “Korte en gemakkelijke wijze om de Maleische taal zooals dezelve over het algemeen door Europeanen en andere vreemdelingen, als Arabieren, Chinezen, enz. op het eiland Java gesproken wordt spoedig te leeren verstaan en gebruiken” (1823). Duidelijk markeerden zich hierin de koloniale gezagsverhoudingen.

Dit boek concentreert zich op de periode 1815-1848. In die tijd was in het Koninkrijk der Nederlanden de slavernij nog niet afgeschaft. Dit zou tot 1863 duren en in de discussie hierover heeft Gaspar van Breugel een rol gespeeld.

Als plantage-eigenaar had hij een economisch belang bij de slavernij. Tegelijkertijd ijverde hij voor verbreiding van het christendom onder de slaven. Maar evenals veel van zijn tijdgenoten wilde hij aan afschaffing van de slavernij zélf voorlopig niet denken. In ieder geval moest die geleidelijk aan verlopen.

Afschaffing
Zijn ideeën werkte hij uit in zijn brochure “Aansporing ter bevordering van het godsdienstig onderwijs der slaven en kleurlingen op plantaadjen, bijzonder gericht aan eigenaren van plantaadjen in de kolonie Suriname, en aan andere weldenkende Christenen” (1834). Met de bekering wel, maar met de afschaffing geen haast, zo vat Susan Legêne de houding van Gaspar van Breugel en andere plantage-eigenaren samen (blz. 373).

Nederlandse oproepen tot radicale afschaffing van de slavernij waren er slechts weinig. Men vond deze met name in Réveil-kring. De in 1842 opgerichte “Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering van de Afschaffing der Slavernij” had hier haar wortels.

Het oordeel van Legêne over emotioneel beladen onderwerpen als kolonialisme, imperialisme en slavernij is afgewogen, maar de verschrikkingen van met name de slavernij werden voor mij opnieuw duidelijk. Hier is historische relativering niet op haar plaats. Terecht had reeds de zeventiende-eeuwse dominee Hondius de slavernij opgenomen in zijn “Swart Register van duysent Sonden,...Nederlandt” (1679), een door de auteur niet vermeld werk.

De stijl van de schrijfster is nogal gevarieerd; soms levendig en beeldend, dan weer omslachtig en nodeloos ingewikkeld. Een zwak punt is de compositie. Zo beslaat de aanloop tot het eigenlijke verhaal ongeveer eenderde van het boek. Ook zijn er nogal wat onnodige herhalingen.

Waardering heeft echter het laatste gedeelte. Susan Legêne heeft een boeiend beeld opgeroepen van de broers Van Breugel en hun zwager Blomhoff, die actief hebben bijgedragen aan de vorming van een koloniaal rijk en de verwerving van koloniale schatten die zijn gaan behoren tot het Nederlandse culturele erfgoed.