Boekrecensie

Titel: De engelenwacht. Geschiedenis van een wonderverhaal
Auteur: Fred van Lieburg

Uitgeverij: Kok
Kampen, 2000
ISBN 90 435 0262 6
Pagina's: 208
Prijs: € 15,65 (ƒ 34,90)

Recensie door prof. dr. T. M. Hofman - 24 oktober 2001

Van Lieburg speurt naar historisch kader van engelenverhalen

Het bruggetje van ds. Smijtegelt

In ”De engelenwacht” geeft de auteur, prof. dr. Fred van Lieburg, zijn kijk op de ”geschiedenis van een wonderverhaal”. Hij kiest zijn inzet bij het St.-Joris- of Smijtegeltbruggetje in Middelburg en verhaalt een van de lotgevallen van de bekende dominee Bernardus Smijtegelt. Op een nacht wordt de dominee gewekt om snel naar een ernstig zieke te gaan. Later blijkt een list in het spel te zijn om hem te verdrinken. Zijn behoud dankt dominee Smijtegelt aan de engelenwacht die een van zijn belagers had gezien.

Van Lieburg wil zijn lezers meenemen in zijn navorsingen rond de geschiedenis van een wonderverhaal en de betekenis van zulke verhalen verhelderen. Hij zoekt naar verhalen met eenzelfde of bijna gelijke strekking als dat van Smijtegelt. Een scala passeert zo de revue. Steeds speurt de auteur naar het historisch kader. Veel verhalen zijn ontleend aan Nederlands erfgoed, maar een aantal is van buitenlandse origine.

Grondpatronen
Het wordt gaandeweg duidelijk dat Van Lieburg deze verhalen beschouwt als variaties op een thema. Of misschien beter uitgedrukt: als volksverhalen. In alle verhalen zou het dan gaan om een bovennatuurlijke bewaring. Op boeiende wijze, met hier en daar een vleugje ironie, vertelt Van Lieburg de verhalen na en probeert ze te herleiden.

Het traceren van de werkelijke toedracht in de verhalen lukt volgens Van Lieburg eigenlijk niet. Daarbij spelen allerlei factoren een rol, zoals het laat opduiken in schriftelijke vorm en de vaak nogal wisselende vorm waarin 'dezelfde' verhalen bekend zijn geworden. Tevens valt hier te wijzen op steeds terugkerende grondpatronen.

In het laatste deel van het boek geeft de auteur zijn evaluatie en visie. Hij doet dat onder het veelzeggende hoofdthema ”Wel waar maar niet echt gebeurd”. Van Lieburg veronderstelt in de beschreven verhalen te doen te hebben met legendevorming. Het milieu van ontstaan kan nogal variëren, maar moet vaak gezocht worden in bevindelijke, piëtistische kring van vrij recente datum.

Op bladzijde 175 spreekt Van Lieburg de hoop uit aannemelijk te hebben gemaakt „dat het hoogstwaarschijnlijk legenden zijn en dat gelovigen er goed aan doen om hoogst omzichtig met dit soort verhalen om te gaan.”

Geloofswerkelijkheid
Na lezing van het boeiende boek zijn bij mij toch vragen blijven leven. Wat is voor ons anno 2001 de geloofswerkelijkheid van Psalm 91 en Hebreeën 1:14? Wat zegt artikel 12 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis ons nu nog over de taak van engelen inzake de lof aan God en hun dienst aan de mensen?

Het trof mij hoe Wilhelmus à Brakel ons in zijn ”Redelijke Godsdienst” deel I, in de paragraaf over de goede engelen, oproept: „...zoo moet men zich ook verwonderen over 't gebruik Gods der engelen. Al weten wij alles niet, zoo kunnen wij nochtans uit het beschrevene vele andere dingen besluiten, en wij zouden meer weten, als wij ons in de opmerking meerder bezighielden, en wij zouden meerder bekwaam worden, om God over de wijsheid en goedheid in 't gebruik der engelen met blijdschap en goedheid te erkennen en te prijzen.” Het is de vraag of daarvoor de historische methode of welke literaire methode dan ook het geëigende middel is.

Zou deze vorm van engelendienst de laatste eeuwen uitsluitend een zaak van volksverhalen en legenden zijn? De auteur vermeldt op bladzijde 171 als Calvijns visie dat zichtbare verschijningen van engelen sinds de apostolische tijd en de afsluiting van de openbaring tot het verleden behoren. Van Lieburg wijst een pagina verder tevens op een uitspraak van ds. G. H. Kersten. Maar in de tijd tussen Calvijn en Kersten en ook voor en na hen zijn andere visies aangehangen. Zijn die minder bijbels? Zo eenvoudig ligt het niet.

”De engelenwacht” is een goed uitgevoerd en geïllustreerd boek dat aan het denken kan zetten. Het geeft rond de engelenwacht niet het enige mogelijke antwoord. De auteur geeft op pagina 175 toe dat ook hij theologisch en filosofisch niet kan bewijzen dat deze verhalen niet echt gebeurd zouden zijn. Hem boeit echter vooral de verbinding tussen reformatorischen en evangelischen op dit punt van vertelkunst en traditie. Wie mee wil denken en opmerken moet dit boek zeker ter hand nemen.