Boekrecensie

Titel: Pijn die blijft. Herinneringen aan mijn leven in Polen
Auteur: Paula Gruber
Uitgeverij: Balans
Amsterdam, 2001
ISBN 90 5018 462 6
Pagina's: 291
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door mw. dr. C. C. van den Haspel - 5 juni 2001

Paula Gruber vertelt zonder gewichtigdoenerij over haar leven

In de maalstroom van het antisemitisme

In schoolboeken wordt het lot van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog vaak behandeld aan de hand van drie trefwoorden: isolering, gettovorming en deportatie. Wie wil weten wat deze woorden konden uitrichten in het leven van een enkeling, moet het pasverschenen boek van Paula Gruber lezen. Ze vertelt daarin zonder gewichtigdoenerij hoe haar leven telkens weer in de maalstroom van het antisemitisme raakte. Het is ook een boek geworden over solidariteit, levenswil en hoop.

Paula Gruber werd in 1924 als jongste van zeven kinderen in een hecht, orthodox-Joods middenstandsgezin geboren in Sosnowiec, een middelgrote stad in het kolenmijnengebied in het zuidwesten van Polen. Zoals in meer Poolse steden was ook in Sosnowiec ongeveer eenderde van de bevolking Joods. Uitgedrukt in Nederlandse termen zou je kunnen zeggen dat de Joden van Sosnowiec, plusminus 30.000 zielen, 'verzuild' leefden: eigen politieke partijen, een Joods ziekenhuis, een eigen bejaardenhuis en een netwerk van Joodse scholen. Natuurlijk hadden de zakendoende Joden van Sosnowiec contact met niet-Joden, maar naarmate de tijd verstreek, raakte men steeds meer op de eigen groep aangewezen.

Opvallend is dat wat de schoolboekjes de eerste fase in de anti-Joodse maatregelen noemen –de isolering– in Polen al aan de gang was voordat de Duitse troepen binnenkwamen. Het eeuwenoude volkse antisemitisme laaide in de jaren dertig weer op, mede versterkt door anti-Joodse gevoelens als gevolg van de economische malaise. Het rituele slachten werd verboden, het werd Joden uiterst moeilijk gemaakt om universitair te studeren en uit beroepsverenigingen –artsen, journalisten– werden Joden geweerd. Meer dan eens kregen Joden op straat te maken met zinloos geweld.

Goud en zilver
Dit volkse antisemitisme had voor de Duitse bezetter zijn aantrekkelijke kanten. Iets wat al bestond, behoefde slechts te worden uitgewerkt. En dat gebeurde dan ook zonder pardon: de synagoge werd in brand gestoken, de Joden moesten hun goud, zilver en kunstvoorwerpen inleveren, hun huizen werden geplunderd, het aantal razzia's nam toe. En dan blijkt het schema uit het schoolboekje voor Sosnowiec niet meer te kloppen. De deportaties met als eindbestemming de gaskamers van Auschwitz-Birkenau vonden al plaats, terwijl over een getto nog maar geruchten de ronde deden. Toen in maart 1943 het getto van Sosnowiec klaar was, was de Joodse bevolking reeds tot de helft teruggebracht.

Voor de schrijfster en haar familie begon met de gettovorming een weg van nog meer honger en angst, van onderduiken, verraad, gevangenis, slaag en Auschwitz. Op de beruchte Rampe vond de selectie plaats: de schrijfster ging naar het werkkamp, haar ouders en verdere familieleden werden direct naar de gaskamers gestuurd.

Hoe kan een jonge vrouw van omstreeks twintig jaar Auschwitz overleven? In zijn algemeenheid is deze vraag niet te beantwoorden. Uit wat Paula Gruber vertelt over de verschrikkingen die zij meemaakte, kan men afleiden dat in haar geval minstens drie factoren een rol speelden: de vriendschap die zij anderen bood en die zij van anderen ontving, de hoop op de spoedige nederlaag van de Duitsers en het soort werk dat zij moest doen: naai- en verstelwerk.

Canada
Na de bevrijding zocht Paula Gruber moeizaam haar weg in een Polen waar het antisemitisme weer oplaaide. Zij besloot dit Polen de rug toe te keren en vertrok op uitnodiging van verre familieleden naar Canada. Het werd een grote teleurstelling. De geborgenheid waar zij na al die verschrikkingen zo'n behoefte aan had, boden de verwanten niet. En de oudere Joodse emigranten keken op de nieuwkomers neer. Eind 1951 keerde Paula Gruber naar Warschau terug.

Daar trouwde zij met Simon Gruber, een Poolse Jood met een totaal ander levensverhaal. Gruber was afkomstig uit de omgeving van Lwow, een stad die nu tot Oekraïne behoort, maar voor de Tweede Wereldoorlog in het oosten van Polen lag. Bij het oprukken van de Duitse troepen vluchtte hij naar de Sovjet-Unie, werd opgenomen in het Rode Leger, overleefde de slag bij Stalingrad, raakte teleurgesteld in het communisme en keerde in 1948 naar Polen terug.

Het leven in het Polen van de jaren vijftig en zestig was niet eenvoudig. Voor de aanhoudende economische malaise werd een zondebok gezocht: de Joden. Het leek wel alsof alles opnieuw begon, de intimidatie, de haatcampagnes, de sluipende isolering. Het was de derde, de communistische, variant van het antisemitisme waarmee Paula Gruber geconfronteerd werd. En weer was het de hoop, in dit geval de hoop op een betere toekomst voor hun dochtertje Eva, die Simon en Paula Gruber staande hield en tot een besluit bracht: emigratie. Canada zou hun eindbestemming zijn, maar door bureaucratische traagheid werd het Amsterdam.

Integer
Kortom, de schrijfster van dit boek weet bij uitstek wat oorlogsleed is. Het is pijn die blijft. Maar nergens, op geen enkele bladzijde, wordt dit leed gekoesterd of geëtaleerd. Er wordt niet mee gekoketteerd en er wordt niet omgezien in wrok. Het leed heeft zijn plaats in het leven van de schrijfster. En daar moet de buitenwacht het mee doen. Juist deze terughoudendheid maakt het boek zo integer.