Boekrecensie

Serie Huizen in Nederland
Auteurs: prof. dr. ir. R. Meischke e.a.

deel 1: Friesland en Noord-Holland
ISBN 90 6630 406 5
Prijs: ƒ 59,50
deel 2: Amsterdam
ISBN 90 6630 474 x
Prijs: ƒ 62,50
deel 3: Zeeland en Zuid-Holland
ISBN 90 400 9944 8
Prijs: ƒ 65,00
deel 4: Utrecht, Noord-Brabant en de oostelijke provincies
ISBN 90 400 9431 4
Prijs: ƒ 65,00

Uitgeverij: Waanders
Zwolle, 2001.

Recensie door Herman A. van Duinen - 2 mei 2001

Vereniging Hendrick de Keyzer legt bezit in boekvorm vast

In Holland staan
waardevolle huizen

In 1918 werd de Vereniging Hendrick de Keyzer opgericht met als doelstelling architectonisch of historisch waardevolle oude huizen in Nederland zowel uit- als inwendig in een zo gaaf mogelijke staat te houden. Thans bezit de Vereniging zo'n 300 panden die over het hele land zijn verspreid. Deze collectie werd in de loop der jaren verkregen door schenking, erfstelling of aankoop.

Bij het 75-jarige bestaan van de Vereniging Hendrick de Keyzer in 1993 besloot men het eigen bezit wetenschappelijk toegankelijk te maken voor een breder publiek. Omdat in de laatste decennia de kennis van oude huizen dankzij restauraties en onderzoek bijzonder is toegenomen, bestond tevens de behoefte aan een goed overzicht van de ontwikkeling van het Nederlandse woonhuis. Vanwege de omvang van het beschikbare materiaal was een splitsing in vier delen noodzakelijk.

Het eerste deel, ”Friesland en Noord-Holland”, verscheen al in het jubileumjaar 1993; het tweede deel, geheel gewijd aan Amsterdam, in 1995. Volgens het voorwoord in deel 1 zouden in deel 3 de provincies Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant behandeld worden. Hier is echter (vanwege het vele materiaal?) van afgezien, want deel 3, verschenen in 1997, behandelt alleen de provincies Zeeland en Zuid-Holland.

Als afsluiting van dit grootse project verscheen onlangs het laatste deel ”Utrecht, Noord-Brabant en de oostelijke provincies”.

Bouwgeschiedenis
De grote waarde van de serie ligt niet alleen in het vastleggen van het huizenbezit van de Vereniging Hendrick de Keyzer, maar vooral ook in de beschrijving van de ontwikkeling van de bouwgeschiedenis van het Nederlandse woonhuis. Die eer komt toe aan prof. dr. ir. R. Meischke. Elk deel wordt namelijk voorafgegaan door een uitgebreide studie van zijn hand over het Nederlandse woonhuis door de eeuwen heen.

Omdat het ondoenlijk is de vier delen uitgebreid te bespreken, zullen we nader ingaan op deel drie, over Zeeland en Zuid-Holland.

Zeeland en Zuid-Holland bezitten –of bezaten– evenals de andere provincies verschillende huistypen die karakteristiek zijn voor de streek. Aan de hand van veel fotomateriaal en oude prenten wordt dit duidelijk gemaakt. Zowel Zeeland als Zuid-Holland bezat weinig bos, waardoor er vrijwel geen lang balkhout beschikbaar was. Een gevolg hiervan was dat de vroegst gebouwde, meestal vrijstaande, huizen betrekkelijk smal waren. Met de opkomst van de steden vond verdichting plaats en werden tussen deze vroege huizen nieuwe panden gezet die breder konden worden vanwege invoer van balkhout uit het Rijnland en Vlaanderen. Dit verschil in breedte van de huizen bleef in de loop der tijd bestaan en is nog steeds in veel oude straten herkenbaar.

De oudste huizen waren gemaakt van leem met rieten dakbedekking, maar met de ontwikkeling van de bouwkunst kwam hierin verandering. Men ging over op het gebruik van hout en baksteen, terwijl in plaats van riet dakpannen werden gebruikt. Klei was, in tegenstelling tot leisteen, dat ingevoerd moest worden, betrekkelijk goedkoop.

Zolders
Omstreeks 1400 begon men op de huizen een zolder of een bovenverdieping te bouwen met bergruimte of slaapvertrekken. Het is aardig om te lezen dat men in de vijftiende-eeuwse keuren van Zierikzee sprak van een ”verdiep”, waaruit ons woord ”verdieping” zal zijn ontstaan. Als men dus spreekt over de eerste verdieping, wordt de ruimte bedoeld die zich bevindt boven de woonruimte op de begane grond.

De kelders van de huizen bevonden zich beneden het straatniveau. Lagen ze gedeeltelijk boven het straatniveau, zodat ze vanaf de straat bereikbaar waren, dan sprak men van een onderverdieping. Deze ruimten, die dikwijls een stenen gewelf hadden, dienden als opslagplaats voor bijvoorbeeld wijn, zoals de vele onderverdiepingen in de Wijnstaat te Dordrecht.

Tot ongeveer 1600 vormde deze oudste stad van Holland de architectonische spil van dit gebied. Als andere steden in de eerste helft van de zeventiende eeuw beïnvloed worden door de Amsterdamse bouwkunst, volgt alleen Dordrecht nog een geheel eigen weg, met zeer rijke metselaarsarchitectuur.

Huisgevel
In twee hoofdstukken wordt nader ingegaan op het hout- en steenwerk. Tot de kostbare laatmiddeleeuwse bouwwijze behoorde de houten huisgevel. In Zuid-Holland en Zeeland is slechts één houten voorgevel bewaard gebleven; deze bevindt zich in Middelburg. Houten puien waren kwetsbaar voor regen en werden daarom ”op vlucht” gebouwd, dat wil zeggen dat de voorgevel enigszins voorover helt.

Deze merkwaardige bouwwijze komt vooral voor in westelijk Nederland. Uit voorschriften blijkt dat deze bouwwijze voor zowel houten als stenen voorgevels al in het begin van de zestiende eeuw een algemeen gebruik was. In Leiden moest ook de onderpui op vlucht staan, terwijl bijvoorbeeld in Dordrecht de onderpui vaak recht stond en alleen het bovendeel op vlucht was gebouwd.

Verder komen de diverse stadsstijlen, de stijlkenmerken in het algemeen, de buitenlandse invloeden en het bouwvak in de negentiende eeuw aan de orde.

In de vier delen wordt vanzelfsprekend uitgebreid aandacht geschonken aan de ongeveer 300 huizen van de Vereniging Hendrick de Keyzer. Alle huizen worden aan de hand van prachtig fotomateriaal en bouwtekeningen beschreven. Daarvoor is ieder huis opnieuw bezocht, uitgetekend en vanbinnen en vanbuiten gefotografeerd. Veel detailopnamen verduidelijken en verrijken het geheel. De gegevens die de huizen bij het onderzoek prijsgaven zijn aangevuld met archiefonderzoek naar de bewoners en de verbouwingen in de loop der geschiedenis, waardoor een beeld is ontstaan van de indeling van een huis en de bewoning in een bepaalde periode.

Weemoed
Het is een genoegen de vier delen door te bladeren, te bekijken en te lezen. Het vervult echter met weemoed als we de afbeeldingen van prachtige historische panden zien die, dikwijls nodeloos, zijn afgebroken. Het is daarom een gelukkig besluit geweest van de Vereniging Hendrick de Keyzer om vele historische panden voor verder verval of afbraak te behoeden, maar ook om haar bezit, in samenwerking met uitgeverij Waanders in Zwolle, in boekvorm vast te leggen.

Geheel passend bij deze prachtige uitgave is een tekst op een gebrandschilderd raam in de Grote Kerk van Dordrecht: „Laat ik, die een herinnering ben aan het verleden, een getuigenis gevend van het heden, een teken zijn voor de toekomst”.