Boekrecensie

Titel: De verdwijnende hemel. Over de cultuur van Europa in de twintigste eeuw (2 dln.)
Auteur: H. W. von der Dunk

Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam, 2000
Pagina's: 496 en 576
ISBN 90 290 6850 7
Prijs: ƒ 175,- (geb.)/ƒ 125,- (pb)

Recensie door Tineke Goudriaan - 13 december 2000

„Voorzichtigheid
maakt geen indruk”

Máxima, Europese kampioenschappen, het Nederlandse onderwijs, de chaos bij de NS – er is nauwelijks een onderwerp waarover prof. dr. H. W. von der Dunk zich níét uitlaat. De wetenschapper is 72 jaar, maar niet uitgeteld. Hij is geschiedkundige, maar geen stoffige kamergeleerde. Vorige week verscheen zijn magnum opus. In ”De verdwijnende hemel” schrijft de „machtigste historicus van Nederland” een „alomvattende” twintigste-eeuwse cultuurgeschiedenis van Europa. Over een eeuw die in Nederland veertig jaar te laat begon.

Hermann Walther von der Dunk is een mediageniek historicus. Vanuit een rode ribfluwelen stoel in Bilthoven levert de kleine, energieke man met één brede armzwaai commentaar op actuele gebeurtenissen. Hij schrijft talloze artikelen op opiniepagina's van kranten – erudiet, maar altijd in begrijpelijke taal. Het was Von der Dunk bijvoorbeeld die eerder dit jaar een wetenschappelijk onderzoek naar de rol van de vader van Máxima Zorreguieta tijdens het Argentijnse generaalsregime bepleitte. Hij gaf daarmee de aanzet tot een hevige discussie in de media.

Precies die invloed zorgde ervoor dat Von der Dunk in 1995 in het Historisch Nieuwsblad tot „machtigste historicus” van het land werd verkozen. De emeritus hoogleraar krijgt er lof als een van de productiefste geschiedkundigen van zijn tijd. Maar hij valt misschien nog meer op door het feit dat hij kan schrijven. Iets wat hij vast en zeker heeft geleerd door zijn bijdragen aan dag- en weekbladen. Dat scherpt pen en vernuft.

Nederlander
Misschien is het wel Von der Dunks Duitse achtergrond die hem onderscheidt van zijn –meer toeschouwende, Nederlandse– collega's. Zijn ouders emigreren in de jaren '30 vanuit het nazistisch wordende Duitsland naar Nederland. Door het Joodse bloed van zijn moeder raakt Von der Dunk sr. zijn baan kwijt. Als Hermann 8 jaar is, verhuist de familie naar Bilthoven, waar zijn vader een baan krijgt op de vrije school van Kees Boeke, een onderwijspionier.

Het Duitse bloed verloochent zich niet. Von der Dunk spreekt de taal vloeiend –zelfs met een Rijnlands accent– hij legt zich ook in zijn wetenschappelijke loopbaan op de Duitse geschiedenis toe. Ook in zijn nu verschenen Europese cultuurgeschiedenis speelt het buurland een prominente rol. „In elke Europese cultuurgeschiedenis zou Duitsland een belangrijke plaats toegemeten krijgen”, haast Von der Dunk zich te zeggen. „Nederland heeft in Europa een andere betekenis dan Duitsland. Dat is duidelijk. Zelfs Frankrijk en Engeland bespelen in Europa niet de eerste viool.

Ik kijk ongetwijfeld anders tegen Duitsland aan dan de gemiddelde Nederlander. De familie van mijn moeder is over alle continenten uitgezwermd, maar mijn vaders verwanten zijn in Duitsland gebleven. Ik heb er zelf ook nog een aantal jaren gewoond en het scheelde maar een haar of ik was er blijven hangen. Los van dat: Ik bén Nederlander, mijn vrouw is Nederlands, mijn kinderen zijn dat en ik heb een Nederlands paspoort.”

Toeschouwers
Toch schat Von der Dunk de bijdrage van Nederland aan de Europese cultuur niet hoog in. „Nederland is vooral een toeschouwersland. De twintigste eeuw begon hier pas in 1940. Voordien speelde het geen rol, maakte het geen keus. Die voorzichtigheid is nog steeds typisch voor Nederland. We veroordelen misstanden in de wereld, maar dat houdt op als er risico's aan verbonden zijn. We zijn redelijk zelfvoldaan. Alleen op progressief-ethisch vlak onderscheiden we ons. Dat is een gevolg van de emancipatiedrang, het benadrukken van het recht van de enkeling”, vermoedt de historicus.

„In politiek opzicht zouden we meer kunnen meetellen, maar we kijken liever de kat uit de boom. Dan lopen we geen risico's ook. Dat heeft één nadeel: zo breng je nooit iets in beweging en wordt de scheppende kracht gemuilkorfd. Het gáát niet zonder risico. Voorzichtigheid maakt geen indruk. Voor buitenlanders zijn we ook niet vreselijk belangrijk. Als je met hen praat, komen ze nooit veel verder dan wat clichés. Het is een nadeel dat we daardoor nooit geconfronteerd worden met buitenlandse kritiek. Dat is vaak pijnlijk maar goed voor de gezondheid van een land. Duitsland heeft dat natuurlijk wel gekregen en dat maakt de Duitse geschiedschrijving van na de Tweede Wereldoorlog zo bijzonder interessant. Er zijn helaas maar enkele buitenlandse historici die zich met Nederland bemoeien, Jonathan Israel en Simon Schama, maar als die kritische noten hebben, kunnen we daar niet mee omgaan.”

Lef
Dat Von der Dunk zich heeft bekwaamd in eigentijdse geschiedenis met bijzondere aandacht voor Duitsland is te danken aan externe factoren, denkt hij. „Dat ging vanzelf. Ik werd gevráágd over Duitsland te schrijven en ik werd gevráágd over de twintigste eeuw te publiceren. Van huis uit ben ik geen contemporain historicus. Ik studeerde bij Geijl af op een onderwerp uit de nieuwe geschiedenis, van 1600 tot 1850. Mijn dissertatie gaat ook over de vroege negentiende eeuw. Later speelde NRC Handelsblad mij boeken over de twintigste eeuw toe. Dat boeide mij ook. Zo word je langzaam bekend als specialist in de twintigste eeuw en in Duitse geschiedenis. Maar ik interesseer me ook voor Nederlandse geschiedenis, voor internationale kwesties, Europese zaken, en natuurlijk voor geschiedfilosofie.”

Ook aan de twee delen die vorige week op de markt verschenen, lag een verzoek ten grondslag. „Uitgeverij Elsevier kwam eind jaren '80 bij me met de vraag of ik een cultuurgeschiedenis over de twintigste eeuw wilde schrijven. De uitgave van P. J. Bouman uit 1977 was inmiddels uitverkocht en in de tussentijd was er alweer veel gebeurd. Zo'n soort boek moest het worden. Ik zag dat wel zitten, al is het uiteindelijk een ander werk geworden. Het eerste hoofdstuk heb ik eind jaren '80 geschreven. Maar zo'n studie kun je niet schrijven als je aan de universiteit zit. Toen ik in 1990 met emeritaat ging, ben ik ermee verder gegaan. Het heeft uiteindelijk zo'n tien jaar gevergd, al heb ik me intussen ook met allerlei andere dingen beziggehouden.” Von der Dunks magnum opus verschijnt uiteindelijk bij uitgeverij Meulenhoff.

Geert Mak
Intussen zijn er rissen publicaties verschenen die een soort overzicht van de twintigste eeuw pretenderen te bieden. Van Eric Hobsbawms ”The age of extremes” tot Geert Maks populaire ”De eeuw van mijn vader”. Het zijn schrijvers die lef hebben, want wie is in staat een evenwichtige terugblik te geven? Elk overzicht dat nu verschijnt, mist het element van distantie. Ook Von der Dunks werk zal over een jaar of vijftig jaar sterk verouderd en wellicht achterhaald zijn. De voorbije eeuw staat dan alweer in een ander perspectief, net zoals wij de negentiende eeuw nu anders bekijken dan vijftig jaar terug.

Toch vindt de historicus zelf niet dat hij te vroeg is. „Dat ben je nooit, al is de afstand natuurlijk wel kort. Het kan natuurlijk lastig zijn als archieven nog niet toegankelijk zijn, maar daardoor ben ik niet gehinderd; mijn werk is gebaseerd op literatuur, romans, dichtwerken en schilderijen. Het is belangrijk dat je de geschiedenis van je eigen tijd schrijft, dat je een diagnose geeft. Het beeld van de geschiedenis verandert permanent onder invloed van het heden. Ook als je pas over vijftig jaar een overzicht zou bieden, zou dat over honderd jaar weer verouderd zijn. Dat geeft niet. Het rekenschap geven van een cultuur is tegelijk ook onderdeel van die cultuur.”

Versnelling
Tussen het jaar waarin Von der Dunk hoogleraar werd, 1967, en nu is veel veranderd. De Koude Oorlog is voorbij, de Muur is gevallen, het communisme ingestort, in Bosnië en de Balkan laaiden conflicten op, de wetenschappelijk-technische kennis is enorm vergroot. In 33 jaar is de wereld immens veranderd. Het fascineert de historicus dat hij zelf deel uitmaakt van die wijzigende wereld. Verandering is een van de belangrijke thema's in zijn boek. „Het tempo van de veranderingen zie je in de twintigste eeuw versnellen. Zelfs de versnelling versnelt. Dat is een kenmerk voor deze tijd. Het Europa van voor de Tweede Wereldoorlog en van erna is compleet anders. Je ziet een permanente acceleratie.

Nieuwe mensen hebben nieuwe normen. Inmiddels is een enorme reclamementaliteit ontstaan. Het niveau van de media is laag. De televisie toont een vulgarisatie van de cultuur. Je ziet een vergaand relativisme en een afbraak van vaste rangen en hiërarchieën, in de politiek, de kunsten, de omgangsvormen. Het amusement, de popmuziek, daar kan ik niets mee beginnen. De nieuwe generatie is niet gelukkiger, denk ik, wel anders.”

Von der Dunk gelooft niet dat de ontwikkelingen oneindig voort zullen gaan. „De prognose van genetische manipulatie is huiveringwekkend optimistisch, maar ik denk dat men zich verrekent. Dat zie je regelmatig. Er zijn krachten die je niet kunt berekenen. Allerlei virussen slaan nu bijvoorbeeld terug, terwijl men dacht tbc en malaria de baas te zijn. Hoe meer de techniek zich ontwikkelt, hoe meer nieuwe ziekten ontstaan. Wie kan inschatten wat het resultaat is van het de hele dag achter een computer zitten? De geschiedenis door keert telkens een wal het schip.”

Verschrompelen
Als een bijna klassieke cultuurpessimist typeert de historicus het Europa van de voorbije eeuw als een „verdwijnende hemel.” „Voorheen was de wereld een gesloten kosmos, maar de horizon van het heelal is nu verdwenen. Dat komt door de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Maar ook religieus, levensbeschouwelijk verdwijnt de hemel. In plaats van op het bovennatuurlijke richt de mensheid zich op het hier en nu. Het metafysische verschrompelt.”

Von der Dunk ziet vooruitgang in de vorige eeuw onlosmakelijk verbonden met negatieve ontwikkelingen. Hij kan echter niet zeggen naar welke kant de balans uiteindelijk doorslaat. „Die komt altijd bij nul uit. Het is fantastisch dat de leefomstandigheden van heel veel mensen verbeterd zijn. Men heeft het in Europa massaal veel beter gekregen; de armoede is teruggedrongen, de vrijheid van het individu vergroot. Tegelijk zie je een uitbarsting van geweld en vergroting van het vernietigingspotentieel. Opmerkelijke paradoxen zijn dat. Totalitaire systemen van Hitler en Stalin kunnen zich manifesteren. Achteraf kun je het fascisme de grote, tot in alle vezels van de samenleving doordringende cultuurschok van de twintigste eeuw noemen.”

Von der Dunk zou Von der Dunk niet zijn als hij zijn overzicht van de voorbije eeuw niet zou afsluiten met een uitkijk op de aanstaande eeuw. Het is een bescheiden vooruitblik, met veel vraagtekens. „Elke prognose schiet tekort. Door de versnelling van de ontwikkelingen is een visie op de toekomst moeilijker geworden. We tasten in het duister. Het is een nevel waarin de contouren door de nevel heen zichtbaar worden.

Gevaren zijn er. Wat zijn de gevolgen voor een samenleving die steeds meer genoodzaakt is in een nieuwe computertaal van codes en formules te denken? Er ligt een nieuw soort totalitarisme op de loer, een sturing van het denken die gehuld gaat in de schapenvacht van de democratie en die voornamelijk in dienst staat van materiële groei, winst en technische vernieuwing als voorspiegeling van algemeen geluk.

Verder is er vooral het vraagstuk van de euthanasie en de eugenetica, het klonen van levende wezens. Zal de menselijke soort veranderen? Dat is een belangrijke vraag. Ik geloof dat er pogingen gedaan zullen worden. Hoever kunnen we in de ruimte doordringen, een andere belangrijke vraag. Misschien komen we toch levende wezens tegen.”