Boekrecensie

Titel: Archangel. Nederlandse ondernemers in Rusland 1550-1785
Auteur: Jan Willem Veluwenkamp

Uitgeverij: Balans
Amsterdam, 2000
ISBN 90 5018 530 4
Pagina's: 271
Prijs: ƒ 49,50

Recensie door drs. R. Toes - 6 december 2000

Kooplui en dominees
in Archangel

Bij het karakteriseren van de inwoners van Nederland heeft eeuwenlang een tweetal beroepen als typerend gegolden: de koopman en de dominee. Handeldrijven en het opheffen van de waarschuwende vinger, geld verdienen en moraliseren, het zit ons kennelijk in het bloed. Ook Rusland heeft daar in het verleden kennis mee kunnen maken. Jan Willem Veluwenkamp bestudeerde als universitair docent verbonden aan het Arctisch Centrum en de afdeling geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen de handelsrelatie tussen de Nederlanden en Rusland van de zestiende tot de late achttiende eeuw.

Veluwenkamp heeft zich vooral gericht op handelsbetrekkingen vanuit Archangel aan de Witte Zee, een nederzetting die een veilige vestigingsplaats bleek voor handelaars. Een plaats voor de koopman en de dominee. Hij begint zijn boek met een schets van de ”moedercommercie”. De handelsrelatie via de Oostzee, georganiseerd door het middeleeuwse Hanzeverbond, gold lange tijd als een van de belangrijkste.

Voor Rusland was de handel via de Oostzee echter problematisch. Russische import en export over zee waren alleen mogelijk via de havensteden van Lijfland, zoals Reval –het tegenwoordige Tallinn– en Riga. De strijkstok functioneerde natuurlijk goed bij zo'n tussenstation. Dat was voor tsaar Ivan IV de ”Verschrikkelijke” reden om in 1558 Lijfland binnen te trekken. Hij veroverde Narva. Deze stad kende slechts een kortstondige bloei.

Er volgde een heftige strijd met Polen-Litouwen en Zweden. Beide buurlanden wilden voorkomen dat Rusland een directe toegang tot de Oostzee zou krijgen. Hun doel was daarbij vooral de kust zelf in handen te krijgen, niet zozeer voor de handel als wel voor de tol die er geheven kon worden. Zweden en ook Denen, die de inkomsten van de Sonttol misten, probeerden het de Russen en hun handelaren zo moeilijk mogelijk te maken. Zweden ging zelfs over tot een blokkade.

Expeditie
In toenemende mate werd het voor handelaren dus interessant een noordelijker route naar Rusland te vinden. Al in 1553 financierde een grote groep Londense ondernemers een expeditie om langs een noordoostelijke route Zuid-Azië te bereiken. Deze expeditie raakte verzeild in de rivierdelta van de Noordelijke Dvina; het in deze delta gelegen plaatsje Cholmogory werd voor de Britten de vestigingsplaats en uitvalsbasis voor de Muscovy Company.

Snel na de Engelsen begonnen ook Nederlandse ondernemers handel te drijven met de Russen langs de Murmankust, de rotsachtige noordelijke kust van het schiereiland Kola. Ook Cholmogory werd door de Nederlanders ontdekt. In feite was dit echter geen geschikte plaats voor handel. De afstand tot de ankerplaatsen in de Dvinadelta bemoeilijkte de communicatie en voor Denen en Zweden was het tamelijk eenvoudig om aanvallen vanuit zee te organiseren.

In 1582 waren er grote verliezen. De Denen brachten toen ten minste vijf Nederlandse schepen op in de Witte Zee. In datzelfde jaar werd schipper Claes Jansz. van Hoorn gevolgd door een Deens schip met kwade bedoelingen. De schipper zeilde door onbekend water verder de rivierarm van de Dvina op en bereikte met zijn schip het Michajlo-Archangelskij monastyr, het Aartsengel-Michaëlklooster. Dit klooster lag 35 kilometer van zee, op een hoge, met dicht dennenbos begroeide oever, vlak aan de rivier op de plaats waar deze zich in haar delta vertakt. Hier werd de basis gelegd voor de handelsvestiging Archangel.

Lyrisch
Slechts een gering deel van het jaar kon hier handel gedreven worden. De auteur heeft kennelijk ter plaatse kennisgemaakt met de weersomstandigheden. Zijn toon wordt wat lyrisch als hij het klimaat beschrijft: „De winters zijn er lang, koud, donker en sneeuwrijk. Vrijwel van november tot mei zijn het land en de zee er diep bevroren (...) en in december, januari en februari komt de zon maar enkele uren per dag boven de kim. Maar de korte zomers zijn heel anders. Dat is de tijd van de witte nachten: de zon gaat nauwelijks onder en de lange dagen zijn vol licht (…). De groene natuur komt uitbundig tot leven. De brede, ongetemde rivieren stromen door dichtbebost laagland noordwaarts naar de IJszee.”

Ondanks de klimatologische situatie en de politieke instabiliteit in Rusland (machtswisselingen met daarmee gepaard gaand geweld) wisten de Nederlanders een hechte positie in Archangel op te bouwen. De statistieken die Veluwenkamp noteert liegen er niet om: Nederlanders overvleugelden in de zeventiende eeuw verre de Fransen en waren een geduchte concurrent voor de Engelsen. Ter illustratie: rond 1600 namen de Nederlanders 55 procent, de Engelsen 40 procent en de Fransen 5 procent van de import voor hun rekening.

Het ontstaan van familienetwerken was een belangrijke oorzaak van dit succes. Voor de gemiddelde lezer is het niet zo interessant om al die familierelaties en -netwerken door te worstelen. Toch is juist dit veldwerk van Veluwenkamp van belang om inzicht te krijgen in het succes van de Nederlanders in Archangel. Onderlinge steun en het uitwisselen van ervaringen zijn van eminent belang gebleken in dergelijke handelsgebieden.

Tussenhandelaars
In de loop van de zeventiende eeuw nam de omvang van de handel spectaculair toe. De Nederlandse ondernemers vervulden vooral de functie van internationaal tussenhandelaar (van bijvoorbeeld textiel, voedingsmiddelen en juwelen). In de tweede helft van deze eeuw werd deze positie echter steeds wankeler: internationaal ontstond er een ontwikkeling waarbij directe handel ontstond tussen productie- en consumptiegebieden. In eerste instantie kon deze ontwikkeling geneutraliseerd worden doordat tegelijkertijd de Nederlandse exportnijverheid totstandkwam.

Toch waren dit de eerste signalen van kerende kansen. De positie van Archangel werd echter vooral bedreigd door het optreden van tsaar Peter de Grote. In 1700 begon hij een gewapende confrontatie met Zweden, die bekend staat als de Grote Noordse Oorlog (1700-1721). Zijn doel was als vanouds een directie toegang tot de Oostzee te forceren. Hij slaagde erin een aantal belangrijke steden te veroveren: Riga, Reval, Frederikshavn. Belangrijker was dat hij in het veroverde gebied aan de monding van de Neva St.-Petersburg stichtte. In 1715 beval hij dat de export van Archangel voortaan geheel via St.-Petersburg moest plaatshebben.

De Engelsen reageerden veel alerter dan de Nederlanders op deze wisseling. Ook de Nederlanders verplaatsten een deel van de handel naar St.-Petersburg, maar hielden veel meer dan de Engelsen vast aan Archangel. De motivatie voor deze conservatieve houding laat de auteur helaas in nevelen gehuld.

De afname van het Nederlandse handelsaandeel in de achttiende eeuw stond natuurlijk niet op zichzelf. Terecht benadrukt Veluwenkamp dat de omvang van de buitenlandse handel van de Republiek als geheel stagneerde. Toename van de concurrentie van met name Engeland was daar natuurlijk voor een groot deel debet aan.

Dominee
Aan het einde van zijn boek komt ten slotte de dominee aan de orde. De meeste Nederlanders in Archangel waren lid van de Nederlands gereformeerde gemeente. De kerk zorgde ook voor onderwijs. Ds. Thienen heeft halverwege de achttiende eeuw het langst in deze plaats gestaan. Hij was niet zo positief over de Nederlandse kolonisten aldaar. Men was gewend aan „onordelijkheid” en niet gevoelig voor prediking van geloof en bekering. Evenals in het goede vaderland bleken ook daar ”wijntje en Trijntje” de godinnen van de schare te zijn. Maar volgens de auteur moeten hier niet al te vergaande conclusies aan verbonden worden. Het lag vooral aan ds. Thienen zelf: hij was de makkelijkste niet.