Recensie door H. L. Groenenboom - 11 oktober 2000
Cultuurkritiek op het
verlichtingsdenken
Het thema dat de Franse filosoof Alain Finkielkraut in Ondankbaarheid, een gesprek over onze tijd aansnijdt, is de houding die wordt aangenomen tegenover het verleden. Op bepaalde kwetsbare en bedreigde delen van de wereld ziet de mens zich als erfgenaam van het verleden. Elders, overal elders klopt hij zich op de borst omdat hij zich ontgroeid waant aan een verleden dat wordt gezien als een netwerk van louter vooroordelen, uitsluitingen en misdaden.
De moderne mens heeft de band tussen het hedendaags bestaan (het zijn) en het verleden (het erfgoed) doorgesneden. Hij waant zich daarom vrijer. Maar is hij dat ook? Deze vraag werpt Finkielkraut op in de inleiding van zijn boek. In de volgende vijf hoofdstukken zoekt hij een antwoord.
Het boek heeft een cultuurkritisch karakter. Het is de doorwerking van de ideeën van de Verlichting die aan de kaak wordt gesteld. Finkielkrauts cultuurkritiek kan, zoals de titel al aangeeft, worden samengevat met het woord ondankbaarheid. Wat hij daarmee bedoelt, kan het beste worden duidelijk gemaakt aan de hand van zijn bespreking van de kwestie-Québec in hoofdstuk drie van het boek.
De Canadese Franstalige provincie Québec komt op voor het handhaven van het Frans als officiële taal. Dat stuit op onbegrip in het buitenland, zelfs in Frankrijk. Finkielkraut brengt dit onbegrip in verband met de ideeën van de Franse Revolutie en de Europese Verlichting. Met een en hetzelfde revolutionaire gebaar wordt het Vroegere afgedankt in naam van de rede en het Hogere in naam van de gelijkheid. Het onbegrip dat de inwoners van Québec ontmoeten in hun politieke strijd voor de eigen taal komt volgens de schrijver voort uit een ideaal van autonomie, uit het afwijzen van het feit dat de mens ergens in is geworteld.
Identificatie
Ondankbaarheid houdt dus in dat de westerse mens zich op grond van zijn vrijheidsideaal bevrijdt van het verleden. Zo snijdt hij de band met zijn culturele erfgoed door. Daarmee verdwijnt het besef tot een volk te behoren, en dat heeft consequenties: Kan het gevoel verantwoordelijk te zijn voor de publieke zaak gestalte krijgen als de staat en zijn geschiedenis zich niet lenen voor identificatie? Waaraan heeft men verplichtingen als men met niets binding heeft? vraagt Finkielkraut retorisch.
Het besef een cultureel erfgoed te hebben leeft nog wel bij wat de schrijver met een aan Milan Kundera ontleend begrip de kleine naties noemt. Klein betekent kwetsbaar en vergankelijk. Illustratief is de eerste regel van het Poolse volkslied: Polen is nog niet ten onder gegaan. Kenmerkend voor kleine naties is dat ze vechten voor hun bestaan en hun identiteit.
Overigens is Finkielkrauts belangstelling voor kleine naties naar eigen zeggen mede te danken aan zijn Joodse afkomst, hoewel hij het Joodse geloof niet deelt.
De wijze waarop de internationale gemeenschap reageerde op de conflicten in het voormalige Joegoslavië illustreert volgens de schrijver dat de identiteit van kleine naties voortdurend wordt miskend. Volgens de ideeën van de Verlichting moeten de Europese volkeren zo veel mogelijk één worden, moeten er eenvormige regels komen en het liefst zelfs één taal. Alle culturele verschillen moeten zo veel mogelijk worden weggerationaliseerd.
Balkanisering
Volgens de tegengestelde opvatting, die Finkielkraut in verband brengt met de Romantiek, is Europa die weerbarstige werkelijkheid die zich niet laat verwateren tot louter functionaliteit. Het verlichtingsdenken heeft volgens de auteur de oorlog op de Balkan gewonnen, omdat met het woord balkanisering (als tegendeel van globalisering) alle culturele verscheidenheid tussen de verschillende volkeren die op de Balkan wonen, wordt ontkend.
Belangrijke thema's die in het boek ook aan de orde komen, zijn de invloed van de tijdgeest op het onderwijsklimaat en afnemende talenkennis. Hier is de overdracht van het cultureel erfgoed, de kunst van het erven, in het geding.
Het boek is voortgekomen uit gesprekken die de schrijver had met zijn vriend Antoine Robitaille. De laatste fungeert als interviewer en criticus. Dat geeft het boek een levendig karakter. Dat wordt nog versterkt door de persoonlijke betrokkenheid die Finkielkraut bij de door hem besproken onderwerpen laat blijken, bijvoorbeeld als hij het politiek zionisme van zijn ouders ten tijde van de oprichting van de staat Israël ter sprake brengt.
Bevorderlijk voor de leesbaarheid is ook dat de doorwerking van de ideeën van de Verlichting steeds ter sprake wordt gebracht naar aanleiding van belangrijke gebeurtenissen uit het (recente) verleden en het heden. Daardoor is het actueel, zonder oppervlakkig te worden. Al met al is het een goed leesbaar boek, mits men er de tijd voor neemt. Het loont de moeite!
Gereformeerde traditie
Overigens ligt de betekenis van een boek als dit voor een belangrijk deel ook in de vragen die het oproept. Een vraag die bij mij opkwam was hoe ondankbaarheid zoals Finkielkraut die typeert, doorwerkt in de manier waarop vandaag tegen de gereformeerde traditie wordt aangekeken en hoe deze wordt gewaardeerd. Of vinden ook wij een oriëntatie op het verleden vooral een bedreiging voor onze vrijheid? Ofwel: hoe werkt de tijdgeest hierin door?
We zijn allemaal Québécois. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Maar we weten het niet, want de dreiging die op ons rust doet zich voor in de verdovende en zelfs enthousiasmerende vorm van de geest van de vrijheid, schrijft Finkielkraut. Bezit ons christelijk geloof nog de kracht om deze dreiging te weerstaan? En is het enkel een dreiging, of zit er ook een positieve kant aan? In elk geval reikt Finkielkraut veel aan wat kan helpen om deze tijd te doorzien.
|