Boekrecensie

Titel: Masada. De laatste vesting
Auteur: Gloria D. Miklowitz
Vertaling: C. de Gier-Geluk

Uitgeverij: Den Hertog
Houten, 2000
ISBN 90 331 1433 x
Pagina's: 202
Prijs: ƒ 29,90

Recensie door Annemarie de Bruijn - 6 september 2000

Twee visies op de val van Masada

Wie een bezoek aan Masada brengt, komt ongetwijfeld onder de indruk van deze massieve rots, hoog oprijzend boven de Dode Zee. Nog indrukwekkender is de geschiedenis die onlosmakelijk aan Masada verbonden is: 960 Joden weten er zeven maanden stand te houden tegen het Romeinse Legioen en verkiezen ten slotte de dood in vrijheid boven het leven in slavernij. In ”Masada. De laatste vesting” beziet Gloria D. Miklowitz deze feiten met de ogen van een Jood en van een Romein, die beiden in een dagboek verslag doen van de gebeurtenissen.

Als Jeruzalem in het jaar 70 na een verbeten en bloedige strijd in Romeinse handen valt, wijken vele Joden uit naar het fort op de berg Masada. Officieel is de oorlog met de val van Jeruzalem beëindigd, maar de zogenaamde Zeloten wensen zich niet aan de Romeinen te onderwerpen. Zij voeren vanuit Masada aanvallen uit op de steden die door de Romeinen bezet zijn. Daarom krijgt Flavius Silva in het jaar 72 van keizer Vespasianus de opdracht om ook deze Zeloten te onderwerpen en hun laatste vesting in te nemen.

Dagboek
Op de dag dat de eerste glimp van de naderende Romeinen wordt waargenomen, begint de 17-jarige Simon Ben Eleazar met het schrijven van zijn dagboek. Hij beschrijft de spanning die op Masada ontstaat als duidelijk wordt dat de Romeinen eraan komen. Het wordt overgeven of vechten. De leider, Eleazar, weet de doorslag te geven: „Laten degenen die na ons komen van ons kunnen zeggen dat we geleefd hebben als mannen; en als we moeten sterven, laat er dan gezegd kunnen worden dat we goed hebben gevochten en niet als slaven zijn gestorven, maar als vrije mensen.”

De passages uit het dagboek van Simon worden afgewisseld met die uit het dagboek van de Romeinse opperbevelhebber Flavius Silva. Simon doet vooral verslag van het leven op Masada tijdens de belegering. Hij schrijft over zijn vriendschap met Johannes, over zijn liefde voor Debora, die zich echter met Johannes verlooft, over zijn hulp aan de dokter en zijn ideaal om ooit zelf dokter te worden. Maar over dit alles hangt de dreigende schaduw van de aanwezigheid en de activiteiten van de Romeinen, waarover Flavius Silva verslag doet. Ondanks de aanvallen van de Joden met lawines van stenen en regens van pijlen en ondanks de uitvallen in het nachtelijk donker weten de Romeinen een omsingelingswal rondom Masada op te werpen en een belegeringstalud aan te leggen waarop de stormram geplaatst wordt. Dan wordt de val van Masada een feit.

Maar als de Romeinen Masada bezetten, vinden ze slechts zeven mensen in leven. Onder hen is Berenice, de echtgenote van Eleazar, die zich op diens verzoek heeft verborgen om aan de Romeinen te kunnen vertellen waarom het gevecht geleverd is en waarom de overige Zeloten, waaronder ook Simon, gestorven zijn.

Sympathie
In dit boek wordt de strijd tussen de Joden en de Romeinen niet afgebeeld als een strijd tussen goed en kwaad. Ongetwijfeld wordt de sympathie van de lezer ten opzichte van de Joden gewekt bij de beschrijving van hun laatste krachtmeting met de overmachtige Romeinen. Ook Flavius Silva weet echter positieve gevoelens op te roepen: „Hoewel ik niet graag wil toegeven dat de Joden redenen hadden om in opstand te komen, moet ik wel zeggen dat het waar is. (…) Ik moet met tegenzin toegeven dat ik zelfs bewondering voor hen heb.” Hij durft ook tegen de heersende mening van zijn soldaten en vooral ook van zijn wrede onderbevelhebber Marius in te gaan: „Vandaag zullen we gevangenen maken; slechts zij die weigeren zich over te geven, zullen onze zwaarden leren kennen. Er zal geen bloedvergieting meer plaatshebben.”

De sympathie daalt echter wel als hij bevel geeft om de broer van Simon en diens vrouw te verbranden als zij gegrepen worden bij een poging om uit Masada te ontsnappen om Flavius Josephus te beïnvloeden bij zijn geschiedschrijving. Anders zal deze „een verslag schrijven waarin de Romeinen als edel en rechtvaardig worden voorgesteld en de Joden als schurken en dwazen.”

Mogelijk wordt de sympathie van de lezer ook beïnvloed door de godsdienstopvattingen van de verschillende partijen. Silva: „Ik walg van hun koppige geloof in één god terwijl er vele goden zijn, zoals iedereen weet.” Simon: „Veel oudere mensen brachten hun tijd door met gebed, want hoe goed voorbereid we ook zouden zijn, de uiteindelijke overwinning zou afhankelijk zijn van de wil van God.” De –Amerikaanse– schrijfster stelt zich op dit punt neutraal op.

”Masada. De laatste vesting” geeft een boeiend verslag van de val van Masada. Als woorden als vakantiestemming, kiplekker, ingenieur, compagnon en machine vervangen zouden zijn door woorden die meer in het jaar 72 thuishoren zou de sfeer nog beter getekend worden.