Boekrecensie

Titel: Rogier van der Weyden. Het volledige oeuvre
Auteur: Dirk De Vos

Uitgeverij: Het Mercatorfonds
Antwerpen, 1999
ISBN 90 6153 427 5
Pagina's: 445
Prijs: ƒ 268,00

Recensie door Herman A. van Duinen - 17 mei 2000

Buitenlander onder
de Vlaamse Primitieven

Het is ongeveer zeshonderd jaar geleden dat Rogier van der Weyden als Rogier de le Pasture in Doornik werd geboren. Met zijn iets oudere tijdgenoot Jan van Eyck behoorde hij tot de grote vernieuwers van de schilderkunst in West-Europa. Vanaf de negentiende eeuw gingen ze als Vlaamse Primitieven de geschiedenis in. Maar was Van der Weyden wel een Vlaming? Over zijn leven en werk verscheen onlangs een monumentaal boekwerk van de hand van Dirk De Vos.

Staatkundig gezien was Rogier de le Pasture, inwoner van Doornik, een Fransman. De stad viel aan het begin van de vijftiende eeuw nog onder de Franse kroon en was omgeven door de Bourgondische gebieden Henegouwen, Artesië, Brabant en Vlaanderen. Als vierde plaats van Frankrijk –na Parijs, Rouen en Orléans– was het een welvarende handelsstad, met een zeer rijk nijverheids- en ambachtsleven.

Rogier kwam als zoon van de messenmaker Henry de le Pasture en Agnes de Watrelos omstreeks 1400 ter wereld in de rue Roque-Niçaise. Deze straat lag in de wijk waar de metaalbewerkers hun werkplaatsen en winkels hadden. Zijn ouders deden de jonge Rogier bij Robert Campin (de meester van Flémalle) in de leer. Campins atelier genoot een meer dan normale bekendheid, gezien de buitengewone opdrachten en het stichten van een kapelanie, iets wat niet iedere burger zich kon veroorloven.

Meester
In het Campin-atelier werkte een groot aantal assistenten samen. Ook Rogier werd van leerling assistent (gezel) en werkte mee aan de grotere opdrachten. In deze periode moet hij al een hoogst begaafd kunstenaar zijn geweest, want in 1426 heette hij Maistre Rogier de le Pasture. Dat hij toen al de titel maistre (meester) droeg, is des te opmerkelijker omdat hij zich pas op 5 maart 1427 officieel liet registreren als leerling van Campin, met de bedoeling na vier jaar te voldoen aan de wettelijke voorwaarden om een eigen atelier te beginnen. Inderdaad kocht Maistre Rogier de le Pasture 1 augustus 1432 het vrijmeesterschap. Dit vrijmeesterschap was slechts een wettelijke voorwaarde om zich als zelfstandig schilder te vestigen en gaf niet de grond van het kunstenaarschap aan.

Rond 1426 trouwde hij met Lysebette Goffaert, dochter van de Brusselse schoenmaker Jan Goffaert en Cathelijne van Stockem. Een jaar later werd hun eerste zoon, Cornelis, geboren. Later kreeg het echtpaar nog drie kinderen: Margaretha, Jan en Pieter. De laatste werd evenals zijn vader ook schilder.

Kruisafneming
Tot begin 1435 was Van der Weyden met zijn medewerkers in Doornik actief en ontving hij opdrachten voor het schilderen van altaarluiken en het polychromeren en vergulden van beelden. Als zelfstandig meester moet hij, volgens de nieuwste gegevens, in deze tijd al een van zijn grootste meesterwerken hebben gemaakt: de Kruisafneming, die zich nu in het Prado in Madrid bevindt. In dit werk is hij al een meester in het schilderen van krachtige, markante figuren, die de emotionele inhoud van het onderwerp tot uitdrukking weten te brengen.

De religieuze aandoeningen van de negen personen rond het dode, van het kruis afgenomen lichaam van Christus en de smart van de in zwijm vallende Maria zijn op aangrijpende wijze weergegeven. Ook de handen spelen in het werk van Rogier een grote rol. Die alleen al zijn een aparte studie waard.

In het hoofdstuk ”Compassio en Imitatio” gaat De Vos dieper in op de inleving en navolging van Christus, uitgedrukt in dit schilderwerk. Zo is het opvallend dat de houding van de in zwijm vallende Maria geheel overeenkomt met de houding van het dode lichaam van Christus. De Vos vraagt zich af of het vooral het gedachtegoed en de oude kloostertradities van de kartuizers zijn geweest die Van der Weyden tot zijn bijzondere emotionele thematiek brachten. Deze thematiek gaat over het lijden van Christus, het aanvaarden en mede-lijden ervan door Maria en de vereenzelviging ermee door de gelovige mens.

Kartuizers
We weten dat Rogiers zoon Cornelis was ingetreden bij de kartuizers en dat ook Van der Weyden een bijzondere relatie met hen heeft gehad. De kartuizerorde was zeer streng. In het dagelijks ritueel stonden de inleving in het lijden van Christus en zelfs de imitatie van de kruisiging centraal. Ook in de latere werken van Van der Weyden speelt de imitatio, het aannemen van dezelfde houding, een grote rol. De beschouwer wordt als het ware uitgenodigd zich te vereenzelvigen met de in beeld gebrachte personen. Zo heeft het doek een voorbeeldfunctie.

Op 35-jarige leeftijd –en op dat moment al beroemd en welgesteld– treedt Van der Weyden als schilder in dienst van de stad Brussel. In deze Nederlandstalige stad verandert hij zijn naam in het Nederlandse Van der Weyden. Brussel is in die dagen de belangrijkste stad van het hertogdom Brabant en residentie van de hertog van Bourgondië. Dat de kwaliteiten van Rogier in Brussel hoog worden aangeslagen, blijkt uit het feit dat de functie van stadsschilder speciaal voor hem in het leven was geroepen. Hij is een van de mensen die meewerken aan de belangrijke opdracht om vier zeer grote gerechtigheidpanelen met de ”Legende van Trajanus en Herkenbold” te schilderen voor de Gulden Kamer van het nieuwe stadhuis.

Wereldwonder
Dit werk moet een echte bezienswaardigheid zijn geweest, een soort wereldwonder van vindingrijkheid en vakkennis, waar de Brusselse magistraat bijzonder graag mee pronkte. Helaas is dit werk tijdens een belegering van Brussel in 1695 verloren gegaan. We kennen het alleen nog uit een paar documenten en een wandkleedkopie van 4,5 bij 10,5 meter. De originelen van Van der Weyden zijn waarschijnlijk veel groter geweest; ze moesten immers de lange wanden van de zaal bedekken.

Naast zijn drukke werkzaamheden als schilder maakt hij ook deel uit van het machtige broederschap St. Jacob-op-den-Coudenberg. Deze broederschap bestaat uit leden van zowel de adel als de gilden. Lid van de broederschap zijn onder anderen Philips de Goede, hertog van Bourgondië, Adolf van Kleef, Antoon van Bourgondië en „Meester Rogier van der Weyden der stad scilder”.

Italië
In 1450, een door paus Nicolaas V uitgeroepen Heilig Jaar, maakt Rogier een reis naar Italië. Zijn bezoek is in Italiaanse artistieke en humanistische kringen een gebeurtenis waaraan veel betekenis wordt gehecht. Hij moet er deskundig begeleid en met eer ontvangen zijn. Cyrianus van Ancona is een bekende koopman-humanist, die al eerder kennis had gemaakt met het werk van Van der Weyden. Hij zag onder andere een drieluik met een kruisafneming bij Lionelle d'Este, markies van Ferrara, en beschrijft vol bewondering „de ademende gezichten in contrast met het lichaam als van een echte dode.” Kleurrijke gewaden, weiden, bloemen, bomen, heuvels, versierde portieken, goud, parels en gemma lijken hem „eerder rechtstreeks door de Natuur geschapen dan door menselijke kunst.”

Gegevens over door hem na zijn terugkeer in Brussel vervaardigde werken zijn schaars. Het is bekend dat hij een triptiek maakt voor het klooster Saint-Aubert in Cambrai en een grote kruisiging voor het kartuizerklooster van Scheut, die zich nu in het Escorial bevindt.

Rogier van der Weyden stierf op 18 juni 1464 en werd begraven in de St.-Goedelekerk in Brussel.

Pennenstrijd
Het is de grote verdienste van De Vos dat hij alle versnipperde kennis op historisch, typologisch, stilistisch en technisch gebied, inclusief het recente wetenschappelijk onderzoek, samenvat. De Vos, conservator van het Groeningemuseum in Brugge en specialist in vijftiende- en zestiende-eeuwse Vlaamse schilderkunst, schept klaarheid in de wetenschappelijke pennenstrijd over de beginjaren van Van der Weyden en het probleem van toeschrijving van sommige werken. Rogier leidde een atelier met een groot aantal goed opgeleide medewerkers, waar vooral de grotere werken in een soort taakverdeling totstandkwamen.

Omdat Van der Weyden, in tegenstelling tot Jan van Eyck, zijn werken niet signeerde, was het onderzoek er vooral op gericht de hand van Rogier te onderscheiden van die van zijn assistenten. Het beeld van Van der Weyden als tekenaar was tot voor kort nauwelijks bekend. Door onderzoek met infraroodreflectografie is nagegaan hoe zijn schilderijen werden opgetekend. Uit al dit vergelijkend onderzoek kunnen zo'n 36 werken aan Rogier worden toegeschreven. Daarbij horen naast de religieuze onderwerpen prachtige portretten van onder anderen Laurent Froimont, Francesco d'Este, Karel de Stoute en enkele onbekende jonge dames. In het derde deel van het boek behandelt De Vos al deze werken uitgebreid, verlucht met prachtig fotomateriaal.

Opbouw
Van der Weyden bracht zijn schilderingen aan op panelen van eikenhouten planken. Hij lijmde de planken aan elkaar, verstevigd met houten pennen en dwarslatten. Op een plamuurlaag van krijt en lijm bracht hij de tekening met een penseel aan. Rogier blijkt de eerste te zijn geweest die alleen de noodzakelijke lijnen opzette als steun voor de opbouw van het schilderwerk.

Ook maakte hij gebruik van kartons op ware grootte, waarbij hij de tekening met referentiepunten overzette. De assistenten konden dan de lijnen met elkaar verbinden en met het schilderwerk beginnen. Bij deze methode was de hand van Van der Weyden vanzelfsprekend moeilijk te herkennen. Zo moet het indrukwekkende veelluik met Het Laatste Oordeel in Musée de l'Hotel-Dieu in Beaune voor een groot deel door assistenten zijn opgetekend en geschilderd. Misschien is tijdsdruk of tijdelijke afwezigheid van de meester zelf (de Italië-reis misschien?) hiervan de oorzaak geweest.

Na de tekening volgde het schilderwerk. Van der Weyden werkte vooral in een nat-in-nattechniek om het beoogde effect te krijgen. Om diepte in de kleuren aan te brengen, vooral in de blauwe en rode partijen, paste hij een transparante techniek toe, het glacis. Zodoende kreeg hij een diepere kleurintensiteit dan wanneer hij alleen kleurstoffen vermengde en opbracht. De schaduwen zijn altijd aangebracht in onvermengde kleuren, zonder toevoeging van blauw of zwart.

Rogier was in hoofdzaak een schilder van figuren. Zij hebben een heel eigen en zeer herkenbare typologie: mager, sterk gearticuleerd en pezig, met beweeglijke houdingen. De kleding bestaat voor het merendeel uit wijde mantels of lange gewaden die het dunne lichaam omhullen, waarbij hij grote vrijheid van kleurgebruik toepast. Het perspectief is ondergeschikt aan de frontale compositie. De voorstellingen spelen zich af binnen de ruimte van een kamer, een poort, een kerk of een geschilderde retabelkast. Op de achtergrond zien we soms haarfijn uitgewerkte landschappen met groene heuvels, boomgroepen en riviertjes waarlangs dorpjes zijn gelegen. Zijn werk is als dat van „een graficus die met penseel omspringt als met een burijn”, merkt De Vos treffend op.

Invloed
De invloed van Van der Weyden op de schilderkunst van de tweede helft van de vijftiende eeuw is enorm geweest; dikwijls echter, volgens De Vos, meer van kwantitatieve dan van kwalitatieve aard. Zijn invloed reikte tot in Duitsland, Portugal en Spanje.

Behalve op zijn leerling Hans Memling, heeft hij ook een onuitwisbare invloed gehad op de grote Vlaamse kunstenaars die niet bij hem in de leer zijn geweest: Petrus Christus, Dirk Bouts en Hugo van der Goes.

Rogier de le Pasture alias Van der Weyden was zowel Fransman als Brabander, maar wordt vanwege zijn werk –als niet-Vlaming– gerekend tot de Vlaamse Primitieven. In zijn epiloog geeft De Vos de voorkeur aan de term Ars Nova (Nieuwe Kunst) voor de schilderkunst uit deze periode. Deze term is bedacht door de Nijvelse muziektheoreticus Johannes Tinctoris –een tijdgenoot van Van der Weyden– voor de nieuwe Nederlandse polyfonie. Het totale gebrek aan theoretische of esthetische geschriften op het gebied van de Zuid-Nederlandse schilderkunst rechtvaardigt volgens De Vos de term Ars Nova ten volle.

Rogier zal zowel Frans als Nederlands hebben gesproken, maar de taal die uit zijn werken spreekt, zal voor eenieder die aandachtig naar zijn schilderingen of naar de prachtige kleurenreproducties kijkt, zeker boekdelen spreken.