Boekrecensie |
Titel: Wij slaven van Suriname Auteur: A. de Kom Uitgeverij: Contact Amsterdam/Antwerpen, 1999 ISBN 90 254 9605 9 Pagina's: 190 Prijs: 34,90
|
Recensie door S. J. van Leeuwen - 10 mei 2000
Surinaamse MultatuliIn niet mis te verstane bewoordingen bracht de Max Havelaar de misstanden in de Oost aan het licht. Minder bekend zijn de gruwelen begaan in de West, op de Antillen en in Suriname. Maar Multatuli schreef het al: Het is gezien. Het is niet onopgemerkt gebleven. Ook de gruwelijke geschiedenis van de Nederlandse slavernij is opgeschreven. Net als de Max Havelaar kent ook het boek Wij slaven van Suriname Droogstoppels, Saïdjahs en Adinda's. Sjaalman ontbreekt niet. Hij heet echter geen Eduard Douwes Dekker, maar Anton de Kom: Surinamer, socialist en verzetsheld. Ver van zijn vaderland Sranang stierf hij op 24 april 1945 in het Duitse concentratiekamp Neuengamme aan tuberculose, na zo'n halfjaar eerder gearresteerd te zijn. Elf jaar voor zijn dood stelde De Kom het verhaal van zijn vaderland te boek. De prelude van het verhaal beschrijft de komst van de eerste blanken, Spanjaarden, die spoedig plaatsmaakten voor Fransen, die op hun beurt het veld ruimden voor Engelsen. Uiteindelijk weken ook dezen voor Nederlanders, maar ook voor de Nederlandse slaven. Daar begint het eigenlijke verslag, een gruwelverslag, een aanklacht van formaat. Pagina's lang rijgt De Kom beschrijvingen van het dagelijkse slavenleven aaneen. Tot in detail verhaalt hij op een schokkende manier van martelingen, van tyrannique en barbaarse manieren. De grenzeloze wreedheden tarten het menselijke voorstellingsvermogen; radbraken, onthoofden, verbranden schijnen eerder regel dan uitzondering. Schijnen, want een degelijke onderbouwing ontbreekt jammer genoeg. Cijfers zijn niet te vinden, voetnoten slechts hier en daar. De Surinaamse socialist is ronduit cynisch als het de o zo nette mentaliteit van de Nederlanders aangaat: De calvinistische zedelijkheid vierde haar triomfen. Huwelijken tussen blanken en zwarten werden streng verboden, slechts het houden van een gekleurde maîtresse achtte men geoorloofd. Spottend maakt De Kom een opmerking over 'beschermheer' Willem V. Treurig vertelt hij over de Surinaamse slaven na de afschaffing van de slavernij in 1863: Zij waren vrij, doch zonder middelen. Naarmate het einde van het van het boek nadert, wordt De Kom emotioneler. Bitter, maar met een beetje hoop, sluit hij de beschrijving van wat hij aan misstanden heeft geconstateerd af. Sranang mijn vaderland. Eenmaal hoop ik u weer te zien. Op de dag waarop alle ellende uit u weggewist zal zijn. En dat is de kracht van het boek: niet de eruditie van de schrijver, niet de grondige analyse van de Nederlandse slavernij, maar de bevlogenheid, de oprechte verontwaardiging van De Kom, waardoor Wij slaven van Suriname een meesterwerk à la Multatuli is geworden.
|