Boekrecensie

Titel: Beschouwingen over cultuur
Auteur: Sigmund Freud; red. Wilfred Oranje

Uitgeverij: Boom
Amsterdam, 1999
ISBN 90 5352 452 5
Pagina's: 406
Prijs: ƒ 45,00

Titel: De Weense kwakzalver. Honderd jaar Freud en de freudianen
Auteur: Han Israëls; samengesteld door Gerd Busse, met een woord vooraf van Jaap van Heerden

Uitgeverij: Bert Bakker
Amsterdam, 1999
ISBN 90 351 2069 8
Pagina's: 192
Prijs: ƒ 34,90

Recensie door dr. Hans Ester - 5 april 2000

Verborgen bronnen
van de cultuur

Sigmund Freud gebruikte het middel van de droomuitleg om te onderzoeken wat de diepste drijfveren voor het menselijk handelen zijn. Religieuze systemen zijn volgens de grondlegger van de psychoanalyse voortgekomen uit de verering van de vaderfiguur als totem. Wie zich als christen daardoor aangesproken voelt, moet in zijn repliek op zoek gaan naar de achillespees van Freuds redenering.

Niemand zal ontkennen dat de droom een belangrijke rol speelt in het leven van de afzonderlijke mens en van de mensheid als geheel. Dromen kunnen je nog lang bijblijven en zo verontrusten dat je blijft zoeken naar hun betekenis. De Bijbel laat in de geschiedenis van Jakob, de Farao en Nebukadnezar zien dat dromen een openbaring van Gods bedoelingen kunnen bevatten. Voor de Weense psychoanalyticus Sigmund Freud (1856-1939) is de droom de koninklijke weg naar het onbewuste van de mens. Freud is de grondlegger van de psychoanalyse, de methode van onderzoek naar psychische processen die het onbewuste van de mens tracht te traceren.

In zijn cruciale boek over de droomuitleg uit 1900 heeft Freud het fundament voor zijn verdere werk gelegd. Deze ”Traumdeutung” is het verslag van een ontwikkeling naar steeds diepere inzichten in de aard van de droom in relatie tot de naar het onbewuste verdrongen motieven of impulsen van het menselijk handelen. De studie van Freud over de droom blijft binnen de perken van het individuele bestaan van de dromer, al gaat de auteur wel uit van bepaalde wetmatigheden binnen de psychische ontwikkeling van het kind. Te denken is dan aan de exclusieve claim van het jonge kind op de moeder en de concurrentie met de vader, die volgens Freud later in een ambivalente houding van verwerping en verering overgaat. Dit laatste gegeven is samengevat in het op de tragedie ”Koning Oedipus” van de Griekse schrijver Sophocles gebaseerde oedipuscomplex.

Belangrijke studies
In latere studies, vooral die uit de jaren tussen 1915 en 1930, bouwt Freud voort op eerdere inzichten en breidt hij die uit naar een analyse van de centrale krachten van de menselijke cultuur als geheel. De belangrijkste studies zijn: ”Totem en taboe”, ”De toekomst van een illusie” en ”Het onbehagen in de cultuur”. In de onlangs verschenen Nederlandse vertaling zijn deze teksten samengevat onder de titel ”Beschouwingen over cultuur”.

Het is niet mis wat Freud hier presenteert en het eist heel wat van de lezer om het gebodene rustig op zich te laten inwerken en vervolgens van een repliek te voorzien. Het sterkst uitgedaagd door Freud zullen zich diegenen voelen die in God geloven en dit geloof als het centrum van hun levensgevoel, met inbegrip van hun morele bestaan, beschouwen. Voor menige gelovige zal de verleiding groot zijn om de gedachten van Freud –ook op grond van een wijdverbreid vooroordeel tegen de psychoanalyse– als kolder terzijde te schuiven en ongestoord verder te gaan op de vertrouwde weg. Wie deze studies serieus leest, zal echter niet ontkomen aan de verplichting een antwoord te formuleren dat zich op het niveau van deze studies bevindt. Dat is gezien de grote kennis en het analytisch vermogen van Freud waarlijk geen sinecure en ik pretendeer op deze plaats niet dat ik aan mijn eigen eisen zal kunnen voldoen.

Spoorzoeken
Om het door Freud gebodene enigszins op een rijtje te zetten, maak ik een verschil tussen zijn observaties van de cultuur, zowel de cultuur van de zogenaamde primitieven als van de Europese mens, enerzijds en zijn methode van spoorzoeken naar de bronnen van deze cultuur anderzijds. Het tweede segment, het terugvoeren van de gehele cultuur op een oorspronkelijke daad van opstandigheid van de zonen tegen hun vader, heeft de reputatie van Freud buiten de kring van psychoanalytici geen goed gedaan. Op deze vorm van causaal denken gaan de populaire grappen over Freud in laatste instantie terug. Niettemin verdienen ook deze gedachten van Freud, die een lijn van het verleden naar de individuele psychische ontwikkeling en de ontwikkeling van de mensheid aangeven, onze volle aandacht. Maar ik zal niet verhelen dat mijn eerste belangstelling met betrekking tot Freuds studies uitgaat naar zijn waarneming van allerlei verschijnselen binnen de cultuur van de mens.

Totem en taboe
De eerste beschouwing uit de bundel is gewijd aan het over de wereld veel voorkomende verschijnsel van de totem. In een willekeurig woordenboek vind ik als verklaring van ”totem”: „een dier welks eigenschappen een stam meent te bezitten en dat als voorvader en stamsymbool wordt vereerd.” De invloed van de totem op een totale menselijke gemeenschap is enorm. Op grond van de antropologische studies van zijn tijd –over Australië, het toenmalige Nederlands-Indië, Zoeloeland en vele andere gemeenschappen elders op de wereld– concludeert Freud dat overal waar de totem van kracht is, de wet bepaalt dat de leden van dezelfde totem geen geslachtelijke betrekkingen met elkaar mogen aangaan.

Met de totem verbindt Freud het taboe, een oorspronkelijk Polynesisch begrip dat zowel ”sacraal en gewijd” als ”griezelig en verboden” betekent. Taboe is een verbod dat uit een bepaalde eigenschap van personen of dingen voortvloeit; het is datgene wat tegelijkertijd het verhevene én het gevaarlijke bevat. Dit zijn interessante observaties die ook in onze tot een ”global village” gekrompen wereld belangwekkend zijn.

Verwantschap
Maar Freud laat het niet bij deze observaties, die overigens veelal uit de tweede hand zijn en hooguit worden aangevuld met voorbeelden van dichter bij Europa. Hij wil een brug slaan tussen de waargenomen rituelen en verboden, waarbij het verbod op incest hem het meest fascineert. Hij ziet een verband tussen de cultuur van totem en taboe en de psychische structuur van de Europese mens van zijn tijd, waarbij wij ons gerust aangesproken mogen voelen. Hij ziet een fundamentele verwantschap tussen de taboes in Polynesië en de zedelijke geboden en verboden waaraan wij zelf gehoorzamen.

De aan alle mensen gemeenschappelijke angsten en demonen kunnen volgens Freud niet als de laatste dingen gelden, die een herleiding tot een diepere oorzaak overbodig maken. Hij is van mening dat al deze geboden, angsten en voorstellingen van opperwezens geschapen zijn door psychische krachten die de analyticus moet zien te achterhalen.

Ik kom terug op de twee niveaus die ik bij Freud probeer te onderscheiden: het niveau van de culturele registratie en het niveau van de herleiding van het geregistreerde tot universele psychische krachten. Deze twee niveaus zijn ook duidelijk te vinden in Freuds nog niet genoemde beschouwing over de Eerste Wereldoorlog, in zijn studie van de religie als illusie en zijn brede visie op de cultuur als geheel in ”Het onbehagen in de cultuur”.

Scherpe observaties
Steeds opnieuw neemt hij de dingen waar met een scherpte die het lezen tot een waar genoegen maakt en die door de knappe formuleringen tot gevolg heeft dat het geenszins een gedateerde tekst betreft, maar iets wat rechtstreeks aanspreekt. De Eerste Wereldoorlog als het fundamentele verlies van een illusie ten aanzien van onze humane waarden en ons vermogen tot verbroedering, wie trekt deze gedachte niet door naar onze tijd en ons eigen vermogen om vrede te stichten?

De verbinding van observatie en psychoanalyse ligt in het terugbrengen van de mens van zijn verheven cultuur naar de ontwikkelingsfasen van zijn psychische ontwikkeling. Evenmin als de mens zijn psychische ontwikkeling als een huid heeft afgestroopt, heeft die grootse Europese cultuur als totaliteit zich van haar ”primitieve” stadia ontdaan. Er hoeft maar weinig te gebeuren of het gebouw van de cultuur stort in elkaar en de kelders waarmee alles begon worden zichtbaar. Dat gebeurde volgens Freud tijdens de Eerste Wereldoorlog en daarvoor vreesde hij met grote vreze in zijn sterfjaar 1939, toen hij voor de nazi's naar Londen was gevlucht.

Fundamenteel verzet
Wat verstaat Freud onder ”cultuur”? In ”De toekomst van een illusie” zegt hij hierover: „De menselijke cultuur –ik bedoel al datgene waarin het leven van de mens zich boven zijn animale condities verheven heeft en het zich onderscheidt van het leven der dieren– toont de waarnemer zoals bekend twee facetten. Enerzijds omvat ze alle kennis en kundigheden die de mensen verworven hebben om de krachten van de natuur te beteugelen en goederen voor de bevrediging van de menselijke behoeften op haar te veroveren, anderzijds alle noodzakelijke instellingen om de betrekkingen tussen de mensen onderling en speciaal de verdeling van de bereikbare goederen te regelen.”

Het bovenstaande zou een mooi slotwoord zijn, ware het niet dat Freud vervolgens bij de mens een fundamenteel verzet tegen de cultuur veronderstelt. In de laatste studie van deze bundel is het onbehagen in de bestaande cultuur het centrale onderwerp. De cultuur eist van de mens dat hij zich bepaalde dingen ontzegt. Teugelloze uitleving van het driftleven zou alle cultuur kapotmaken. Ter compensatie schept de mens zich volgens Freud een orde waarbij de ”religieuze systemen” vooraan staan. De wortel van deze religieuze ordeningsprincipes wordt volgens deze redenering gevormd door de verering van de totem als vaderfiguur en de daarvan afhankelijke taboevoorschriften.

Kritiek
Het zal de lezer niet ontgaan zijn dat het voor de schrijver van deze bespreking bepaald geen gemakkelijke taak is om de essentie van Freuds beschouwingen over cultuur weer te geven en tezelfdertijd een zekere kritische afstand te bewaren. De kwetsbaarheid van Freuds ideeën ligt niet in de oorspronkelijke observaties. Veel hiervan zal iedere wakkere tijdgenoot herkennen en met instemming begroeten. De achillespees is het herleiden van menselijke rituelen tot vaste voorstellingen met betrekking tot de psychische ontwikkeling van de mens. Vooral voor christenen en andere gelovigen ligt hier een enorme uitdaging. Het antwoord aan Freud mag niet in een standaardrepliek ontaarden, maar moet zijn standpunt meenemen naar een hoger niveau waarop het zijn venijnige karakter deels verliest.

Mij lijken zich daar twee wegen af te tekenen. De eerste weg is die van het religieuze gevoel dat de mens bij zijn geboorte is meegegeven en dat derhalve zijn ontstaan niet te danken heeft aan de ambivalentie tegenover de vaderfiguur. Hierbij komt in mijn argumentatie Freuds vriend en latere vijand Carl Gustav Jung om de hoek kijken.

De tweede weg is denk ik belangrijker. Me beperkend tot het geloof in Christus, constateer ik dat heel de door Freud veronderstelde erfenis van totems, taboes, angsten en verboden is geneutraliseerd door het bevrijdend offer van Jezus Christus. Ik heb de gedachte van de moord op de Vader niet nodig om de erfzonde te begrijpen. Het avondmaal is voor mij geen kannibalistisch ritueel maar een zuiver moment van gedachtenis aan datgene wat ooit ter verzoening is gebeurd.

Geen versimpeling
Het bovenstaande is een allereerste aanzet tot kritiek. Daar moet nog heel wat aan worden toegevoegd om aan de oorspronkelijkheid en het fundamentele gewicht van Freuds ideeën recht te doen. Daarom wijs ik de benadering van de Amsterdamse psycholoog Han Israëls in zijn boek ”De Weense kwakzalver. Honderd jaar Freud en de freudianen” af. Israëls schrijft zeer boeiend en met veel humor, maar om zeventig bladzijden te gebruiken om aan de hand van een verkeerd geciteerde vertaling het intellectuele bedrog van Freud aan te tonen, dat vind ik buiten alle proporties. Ik wil best geloven dat Freud kleinzielig kon zijn. Israëls geeft daar in zijn kleine, oorspronkelijk journalistieke stukken voorbeelden van. Maar de essentie –de reikwijdte van het onbewuste van de mens en de consequenties daarvan voor onze visie op de culturele krachten– blijft volledig buiten beeld. Je hoeft geen freudiaan te zijn om een dergelijke versimpeling te betreuren. De reactie op Freud moet uit andere bronnen komen.