Binnenland 15 december 1999

Onenigheid over voorwaarden

Kamer contra
kabinet inzake
'kindsoldaten'

Van onze redactie politiek
DEN HAAG – Een meerderheid van de Tweede Kamer houdt tegen de zin van het kabinet vast aan scherpe voorwaarden waaronder schoolverlaters onder de achttien jaar kunnen kennismaken met het militaire vak. Het liefst ziet de Kamer echter dat er onder de achttien jaar helemaal niet wordt geworven voor de krijgsmacht.

PvdA en D66 hielden gisteren tijdens het laatste deel van de behandeling van de Defensiebegroting vast aan de voorwaarden dat schoolverlaters van 17 jaar niet onder de krijgstucht mogen vallen en niet met scherpe munitie mogen omgaan. Defensie mag schoolverlaters alleen via stages en vakopleidingen proberen te interesseren in een vaste baan bij de krijgsmacht. De motie van beide coalitiepartijen, gesteund door GroenLinks en CDA, werd door staatssecretaris Van Hoof ontraden.

Volgens Van Hoof leveren deze voorwaarden te veel praktische problemen op bij de werving en leiden zij niet tot een wereldwijde uitbanning van de inzet van kindsoldaten. Hij wil de Kamer alleen beloven dat jongeren tot hun achttiende jaar op elk moment met hun vooropleiding tot soldaat mogen stoppen en pas na hun achttiende kunnen worden uitgezonden. Verder worden deze jongeren naar huis gestuurd als het Nederlandse leger in een oorlogssituatie terechtkomt.

Volgens Van Hoof hebben schoolverlaters met belangstelling voor een baan bij de krijgsmacht geen zin om weer een jaar in de schoolbanken te zitten. Hij is daarom bang dat deze groep afhaakt. Dat veroorzaakt een groot probleem bij het opvullen van de vacatures voor de parate troepen. Het gaat op jaarbasis om 900 jongeren, circa 15 procent van het aanbod, aldus de bewindsman.

Morgen stemt de Kamer over de motie van PvdA en D66.

Op knieën
In het debat van gisteren wist GroenLinks-kamerlid Harrewijn minister De Grave van Defensie tot wanhoop te brengen. Hij kreeg De Grave op de knieën voor het ontbreken van een goede verantwoording over een extra bezuinigingsbedrag van 100 miljoen gulden. De bewindsman deed uiteindelijk een wanhopig beroep op het kamerlid op te houden met het „nog verder inwrijven” van zijn gelijk.